• No results found

I. 1.4.1.2 Beperkt mosaïcisme van de placenta en uniparentele disomie

II.2 PSYCHOLOGISCHE GEVOLGEN VAN PRENATALE DIAGNOSTIEK

II.2.8 EFFECT OP PARTNER

Mannen  spelen  verschillende  rollen  in  het  beslissings‐  en  verwerkingsproces  na  een  prenatale  diagnose  van  een  afwijking. Deze rol hebben ze soms zelf gekozen maar vaak is hen die ook toebedeeld door de omgeving. Er is de rol  van  ouder,  omstander,  beschermer,  ondersteuner,  informatieverzamelaar,  beslisser  of  overtuiger.  Tussen  de  verschillende rollen kunnen er conflicten opduiken. 

Het  gebeurt  vaak  dat  een  vrouw  alleen  naar  een  screeningsconsultatie  gaat,  omdat  dit  zogezegd  routine  is.  Een  man  is  eerder  aanwezig  op  een  beeldvormingsconsultatie,  want  echografie  maakt  de  relatie  tussen  foetus  en  moeder en vader meer gelijk. De graad van betrokkenheid bij de beslissing voor screening varieert, maar meestal  beslist de vrouw over het al dan niet ondergaan van prenatale screening. 

Er wordt vaak gefocust op de mannelijke rol van ondersteuner in plaats van op zijn ouderlijke rol. Het gevoel van  uitsluiting neemt hierdoor toe bij hem. Hij wordt een buitenstaander, alsof zijn aanwezigheid gewenst is maar zijn  gevoelens niet, want die kunnen de vrouw overstuur maken. 

Soms zijn mannen letterlijk omstanders en krijgen ze zelfs geen stoel aangeboden. Dit telt ook figuurlijk: zodra de  zwangerschap  problematisch  wordt,  ligt  de  focus  op  het  lichaam  van  de  moeder  en  de  baby.  De  vader  en  de  moeder zijn dan niet meer gelijk. Omstander zijn, betekent voor de vader het verlies van zijn ouderstatus en ook  het verlies van de controle en de mogelijkheid om zijn vrouw te steunen en beschermen. Soms kiezen mannen er  evenwel bewust voor om omstander te zijn. Het is echter belangrijk dat de arts de vader niet overslaat en ook bij  hem informeert hoe het met hem gaat. 

Sommige mannen houden zich bezig met het regelen van praktische dingen en het zoeken van informatie, alsof ze  hun vrouw zo willen beschermen en steunen. Ze trachten op die manier ook hun angsten te kanaliseren. De man  maakt  alles  helder  en  verduidelijkt,  wat  voor  vele  vrouwen  makkelijker  is  voor  de  beslissing  dan  wanneer  hij  emotioneel  is  en  zegt  dat  hij  het  niet  weet.  Soms  zijn  moeders  eerder  geneigd  intuïtief  te  beslissen,  terwijl  de  vaders harde feiten willen zien. Het gebeurt ook dat vrouwen vinden dat hun man er te snel over gaat en een te  rechtlijnige beslissing neemt. 27 Zij denken dan dat hun man niet geraakt wordt door de diagnose en onbewogen  blijft  bij  de  beslissing.  Dit  misverstand  ondervinden  vele  vaders,  want  in  werkelijkheid  ervaren  ze  zelf  ook  diep  verdriet. Tegelijkertijd wordt er van hen verwacht dat ze hun partner steunen. 20 Hij vermijdt dan meestal om zijn  verdriet te tonen, enerzijds vanwege een schuldgevoel maar anderzijds ook uit schrik om een nog grotere last te  leggen op de schouders van zijn al getraumatiseerde vrouw. Hij doet alsof hij normaal kan omgaan met zijn vrouw  in  plaats  van  te  praten  over  het  schuldgevoel  en  de  schaamte,  waardoor  de  vrouw  zijn  gedrag  als  koud  en  gevoelloos interpreteert. 22 De meeste vrouwen ervaren de vastberadenheid van hun partner echter als een manier  om over hun eigen twijfels heen te komen. 

Soms is het ook eerder de moeder die informatie vergaart, want het is niet omdat de vader een analytische aanpak  heeft, dat hij minder angstig of emotioneel is dan zijn partner. 

De maatschappij verwacht van mannen dat ze geen emoties tonen. Mannen moeten dan wel niet door het fysieke  leed  heen,  maar  ze  voelen  wel  emoties  die  ze  dan  niet  kunnen  tonen.  Andere  mannen  vragen  ook  vaker  aan  de  vader hoe het met zijn vrouw gaat, terwijl ze het niet vragen aan de vader zelf.  

Sommige  mannen  beschouwen  de  beslissing  als  een  vrouwenzaak.  Hun  vrouwen  hadden  na  de  zwangerschapsafbreking  meer  nood  aan  psychologische  begeleiding.  Partnersteun  beïnvloedt  het  emotioneel  welbehagen van mannen en vrouwen na zwangerschapsbeëindiging. 

 

Vaders vinden dat ze meer moeten betrokken worden in het beslissingsproces. De vrouw tekent de formulieren en  ervaart  een  intens  schuldgevoel.  De  man  kijkt  machteloos  toe,  zich  afvragend  hoe  hij  haar  zo  goed  mogelijk  kan  steunen.  Mannen  zijn  opmerkelijk  slecht  geïnformeerd  over  prenatale  diagnose,  ze  zijn  zwak  betrokken  bij  beslissingsproces en zwak verbonden met hun toekomstig kind, vergeleken met vrouwen. 

De status en gevoelens van de vader worden zowel over‐ als onderschat. De rollen die ze op zich nemen zijn soms  onvrijwillig. 27 

Deel II  II.2 Psychologische gevolgen van prenatale diagnostiek  Anke Van Dijck  27  II.2.9 VOORTZETTEN VAN DE ZWANGERSCHAP 

Sommige  ouders  kunnen  niet  anders  dan  de  zwangerschap  voort  te  zetten,  bijvoorbeeld  als  de  afwijking  te  laat  gediagnosticeerd wordt. Als de diagnose op tijd gesteld wordt, kunnen de ouders meestal wel kiezen. Vaak laten ze  de beslissing afhangen van de ernst van de afwijking, die dan weer ingeschat wordt aan de hand van de prognose. 

Dit is echter een onzeker begrip doorheen de volledige zwangerschapsduur. 

Men zou kunnen denken dat de vrouwen die kiezen om de zwangerschap voort te zetten na een diagnose van een  letale  malformatie  psychologisch  minder  lijden.  Ze  zouden  minder  gebukt  gaan  onder  schuldgevoelens,  beter  voorbereid zijn op de dood van hun baby en mogelijk  een betere nazorg krijgen. Daar zijn echter geen bewijzen  voor. De wetenschap dat de baby zal sterven, is namelijk psychologisch erg zwaar. Men kan hen altijd vragen of ze  openstaan voor psychologische begeleiding, maar het nut ervan is niet bewezen. 20, 28 

Het  kan  ook  gaan  om  een  onbehandelbare  afwijking  die  zal  resulteren  in  een  handicap  of  waarvan  de  langetermijneffecten  nog  onzeker  zijn,  om  een  afwijking  met  een  onzekere  prognose,  of  om  een  behandelbare  afwijking  met  een  variërend  risico,  afhankelijk  van  de  behandeling. 28  Na  een  diagnose  van  een  behandelbare  malformatie  zijn  de  ouders  niet  100%  zeker  dat  de  behandeling  succesvol  zal  zijn.  Gedurende  de  onderzoeken  ervaren  zij  veel  angst  en  onzekerheid  over  de  mogelijke  prognose  en  behandeling.  De  ouders  geruststellen  is  moeilijk maar erkenning van de angst en emotioneel steunen is wel mogelijk. 20 De impact van een minder ernstige  afwijking wordt vaak onderschat. De ouders zelf werden tot voor kort vaak vergeten doordat de focus van de zorg  op  de  baby  ligt,  maar  zij  hebben  veel  emotionele  noden. 25, 28  Ze  zijn  erg  aangedaan  door  het  verlies  van  een  gezonde baby. Het weten van het geslacht van de baby  kan een speciale betekenis hebben voor  hen,  omdat het  belangrijk is om het kind een identiteit te geven en het niet te reduceren tot “een afwijking” of “een syndroom”. 

Ze  hebben  vaak  een  dubbel  gevoel  bij  de  beslissing.  De  houding  van  de  partner  kan  verschillend  zijn,  net  als  de  reactie van de omgeving of andere kinderen in het gezin. Het is moeilijk voor de ouders om negatieve gevoelens te  uiten, bijvoorbeeld als hun omgeving dingen blijft zeggen zoals “de artsen kunnen zich vergissen”. Steun van een  zelfhulpgroep kan helpen. Het is belangrijk dat een arts op de hoogte is van de bestaande organisaties.  

De  ouders  ervaren  ook  angst  en  zorgen  over  praktische  aspecten.  Wanneer,  waar  en  hoe  de  bevalling  zal  plaatsvinden, hoe de baby er vermoedelijk zal uitzien, wat er met de baby zal gebeuren na de bevalling, hoe het zit  met  de  behandeling  op  korte  en  lange  termijn,  hoe  het  financieel  in  elkaar  zit  en  hoe  men  het  werk  moet  organiseren.  Ze  piekeren  over  de  onzekere  toekomst.  Communicatie  en  teamwork  is  essentieel  om  de  zorg  te  coördineren, zodat de ouders een band kunnen opbouwen met de personen die hen begeleiden. 

Ze denken ook na over wat de voor‐ en nadelen van prenatale diagnostiek zijn. 28 Sommige ouders zeggen dat ze  liever niet op voorhand hadden geweten dat hun kind een afwijking had, want dat ze niet meer konden genieten  van  de zwangerschap. 20  Voor  sommige  ouders is  de  zwangerschap  een  periode van  voortdurend  aanpassen  aan  veranderend  nieuws  over  de  foetus,  zoals  bijkomende  afwijkingen.  De  zwangerschap  wordt  vaak  ervaren  als 

“anders”. Niet alleen omdat er, afhankelijk van de aard van de aandoening, soms monitoring nodig is gedurende de  zwangerschap, maar ook omdat er zodanig veel bij komt kijken dat sommige ouders zich eenvoudigweg vergeten  voor te bereiden op het krijgen van een kindje… 28 

II.2.10 BESLUIT 

Kort  gezegd  is  een  diagnose  van  een  afwijking  altijd  een  donderslag  bij  heldere  hemel.  Men  is  er  nooit  op  voorbereid.  Ouders  zijn  verdoofd  door  de  schok  en  moeten  een  zeer  moeilijke  beslissing  nemen.  In  het  beslissingsproces  houden  ouders  vooral  rekening  met  de  impact  die  de  afwijking  zou  hebben  op  de  baby,  op  henzelf en op de (toekomstige) gezinsleden. Het is nodig om de persoonlijke verdrietbeleving van de ouder, hun rol  in het beslissingsproces en de impact op zowel de moeder als haar partner, te erkennen. 17 

 

Deel II  II.3 Ethisch bewustzijn in de maatschappij  Anke Van Dijck  28 

II.3 ETHISCH BEWUSTZIJN IN DE MAATSCHAPPIJ 

De  huidige  samenleving  staat  toe  dat  er  steeds  meer  zwangerschappen  onderbroken  worden.  Hierdoor  vrezen  organisaties van mensen met een handicap dat men de culturele discriminatie op basis van handicap bevordert en  dat men de status van personen met een handicap ondermijnt. Ook het Verbond van Verzorgingsinstellingen (VVI)  trekt aan de alarmbel. 29 

 

Het aantal geregistreerde genetische afwijkingen is in de loop der jaren enorm gestegen. De meerderheid van de  ouders kiest na een prenatale diagnose voor zwangerschapsonderbreking in een land waar dit wordt toegelaten. 29  Zelfs  voor  “minder  ernstige”  afwijkingen  zoals  gespleten  lip,  syndroom  van  Turner  of  Klinefelter,  of  wanneer  de  diagnose  en  prognose  onzeker  zijn,  kiezen  mensen  er  steeds  vaker  voor  om  de  zwangerschap  te  beëindigen. 

Gynaecologen uiten hierbij ethische bezwaren. Ze hebben de indruk steeds toegeeflijker te zijn naar de ouders toe. 

Een frequent probleem is ook dat als een afbreking in een bepaald ziekenhuis wordt geweigerd, deze in een andere  instelling  wel  wordt  toegelaten.  Volgens  vroedvrouwen  is  de  plaats  van  kinderen  met  een  handicap  in  onze  samenleving het grootste ethisch probleem. Er heerst zeer veel intolerantie ten aanzien van abnormaliteit. 30   

De  ouders  zijn  vrij  in  de  keuze,  maar  de  vraag  is  in  hoeverre  het  koppel  deze  vrijheid  ook  werkelijk  ervaart.  De  maatschappij geeft immers een vreemde boodschap aan de ouders. Zonder wachtlijst kunnen ze meteen geholpen  worden met de zwangerschapsafbreking en de rouwverwerking, maar als ze de zwangerschap voortzetten, worden  ze  geconfronteerd  met  ellenlange  wachtlijsten  en  allerlei  praktische  problemen.  De  overheid  zou  het  beeld  van  handicaps kunnen bijstellen door de opvang en de zorg te verbeteren, en de samenleving kan meer investeren in  de integratie van personen met een handicap. 29 

Onder  impuls  van  ethisch  adviseur  Chris  Gastmans  roept  de  ethische  commissie  van  het  VVI  de  christelijke  ziekenhuizen  op  om  hun  ethisch  beleid  aangaande  prenatale  diagnostiek  en  zwangerschapsafbreking  aan  te  passen. Prenatale diagnostiek zonder counseling mag  bijvoorbeeld niet voorkomen en goede patiëntenbrochures   met  adequate  informatie  moeten  voorzien  worden.  Het  VVI  staat  ook  nog  steeds  achter  de  stelling  dat  zwangerschapsafbreking om niet‐medische redenen ethisch onaanvaardbaar is. Het doel van de adviezen van het  VVI is vooral om het ethisch bewustzijn te versterken. 31 

 

Een eerste fundamentele waarde die het VVI hoog in het vaandel draagt, is eerbied voor het ongeboren menselijk  leven. Dit wordt gerealiseerd door toetsing van het verzoek tot zwangerschapsafbreking aan de hand van klinische  criteria.  Men  bekijkt  o.a.  de  ernst  van  de  aandoening,  de  behandelbaarheid,  de  levensverwachting  en  levenskwaliteit van het toekomstige kind en de draagkracht van de ouders en het gezin. Naarmate de levensduur  langer is of er een langere periode voorbijgaat voordat lijden zich manifesteert, wordt het steeds moeilijker om op  grond van het proportionaliteitsbeginsel een zwangerschapsafbreking te rechtvaardigen. Zwangerschapsafbreking  mag dus enkel in geval van zware medische redenen en op basis van een grondige gewetensafweging.  

 

Een  tweede  fundamentele  waarde  is  het  respect  voor  de  autonomie.  In  het  leven  staat  men  nooit  alleen,  dus  spreekt  men  over  autonomie‐in‐verbondenheid.  De  ouders  moeten  de  beslissing  nemen  volgens  hun  geweten,  maar ze staan in dialoog met alle betrokkenen, zoals de gezinsleden, counselors en andere hulpverleners. Dit doet  geen afbreuk aan hun autonomie maar is er net een essentiële voorwaarde toe. Dit betekent dat het in de context  van de prenatale diagnostiek en zwangerschapsafbreking in zekere zin om een drie‐partner‐relatie gaat: de ouders,  het ongeboren kind en het hulpverlenend team. Samen streven ze in een nauwe, multidisciplinaire samenwerking  naar  een  consensus.  Daarin  wordt  gewetensvrijheid  van  ieder  teamlid  gerespecteerd.  Het  is  onaanvaardbaar  dat  ouders  zwangerschapsafbreking  eisen  zonder  verder  overleg.  De  Belgische  wet  daarentegen  benadrukt  de  keuzevrijheid zonder inmenging van derden. 

Het liefst kiest de commissie voor ethiek voor oplossingen waarbij zwangerschapsafbreking kan worden vermeden. 

Er  heerst  steeds  een  conflictsituatie  waarbij  men  onvermijdelijk  aan  een  bepaalde  waarde  tekort  doet,  wat  men  ook kiest. Als men niet uit de conflictsituatie geraakt, gaat voor hulpverleners de autonomie van de ouders voor op  de eerbied voor het leven. Men moet respectvol omgaan met de gewetenskeuze van de ouders. 

Welke beslissing de ouders ook nemen, belangrijk is dat er een adequate begeleiding is door o.a. een kinderarts,  orthopedagoog,  gynaecoloog,  huisarts,  vroedvrouw,  oudervereniging,  sociale  en  pastorale  dienst,  ook  nadat  het  kind ter wereld gekomen is. Als er beslist wordt tot afbreking van de zwangerschap, moet men overleggen of de 

Deel II  II.3 Ethisch bewustzijn in de maatschappij  Anke Van Dijck  29  ouders het vruchtje wensen te zien, of ze het een naam willen geven en of ze persoonlijk afscheid willen nemen. 

Een menswaardig afscheid moet mogelijk gemaakt worden en men moet eerbiedig omgaan met de foetus.  

 

De  zin  van  het  menselijk  leven  wordt  tegenwoordig  zoveel  mogelijk  gelijkgesteld  met  het  vrij  zijn  van  leed.  Men  moet  echter  het  lijden  ten  gevolge  van  een  handicap  niet  minimaliseren  maar  ook  niet  maximaliseren.  Ook  het  gekwetste ongeboren leven heeft recht op zorg en bescherming. Zij of hij die niet voor zichzelf kan spreken, krijgt  een volwaardige stem in het debat. 30 

Screening  zal  nooit  alle  zware  handicaps  doen  verdwijnen,  het  zal  enkel  een  verschuiving  betekenen  van  de  pathologie naar complexere handicaps. 29 

Ouders  kunnen  de  levenskwaliteit  van  hun  toekomstige  kind  subjectief  inschatten,  terwijl  artsen  een  objectieve  inschatting  kunnen  maken.  Er  blijft  echter  altijd  onzekerheid  over  de  ernst  van  de  afwijking,  de  resulterende  handicaps,  de  behandelbaarheid,  de  belasting  voor  het  kind,  diens  draagkracht  en  adaptatievermogen. 30  Artsen  moeten heel voorzichtig omgaan met begrippen als “levensvatbaar” of “onvoldoende kwaliteit van leven”. 29  De christelijke beschouwing luidt dat men respect moet hebben voor alle leven, hoe onvolmaakt en gekwetst het  ook is, want het leven is de moeite waard.  

 

Men  kan  concluderen  dat  het  zorgproces  meer  aandacht  van  hulpverleners  en  maatschappij  vraagt.  Het  hangt  samen  met  onze  kijk  op  het  ongeboren  menselijke  leven,  de  plaats  van  autonomie  in  het  leven  van  mensen,  en  vooral  met  onze  visie  ten  aanzien  van  lijden  en  handicap.  Een  multidisciplinaire  benadering  is  noodzakelijk  want  een medische en psychologische aanpak is niet genoeg. 30 

 

Deel III  III.1 Beleid omtrent de zwangerschapsafbreking  Imke Bytebier  30 

III Deel III 

Imke Bytebier  III.1 BELEID OMTRENT DE ZWANGERSCHAPSAFBREKING 

III.1.1 INLEIDING 

Zwangerschapsafbreking is en blijft een controversieel onderwerp in vele landen van Europa en is onderhevig aan  talrijke,  publieke  debatten.  Hun  abortuswetten  variëren  enorm  in  een  aantal  dimensies.  Tot  welke  week  van  de  zwangerschap  is  een  abortus  toegelaten?  Wat  zijn  de  onderliggende  redenen  die  de  zwangerschapsafbreking  toelaten of rechtvaardigen? Bestaat er een procedure die het hele proces van de zwangerschapsafbreking opvolgt  en controleert? Wie maakt de beslissing?  

Er rijzen dus een aantal ethische en praktische vragen naar boven.  

III.1.2 BELGISCHE ABORTUSWET 

Laten we eerst kijken naar de abortuswet in België, die vanaf 3 april 1990 toegepast wordt. 30 

Tot dan was België, samen met Malta en Ierland, het enige Europese land waar een zwangerschapsafbreking onder  alle omstandigheden strikt illegaal was. 32 

In  de  Belgische  wet  wordt  er  een  onderscheid  gemaakt  tussen  de  termen  “vruchtafdrijving”  en 

“zwangerschapsafbreking”.  Vruchtafdrijving  is  een  strafbaar  misdrijf,  die  een  handeling  veronderstelt  waarbij  doelbewust  de  zwangerschap  beëindigd  wordt.  Zwangerschapsafbreking,  daarentegen,  is  een  legale  ingreep  die  toelaat een zwangerschap af te breken, indien er aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. 30 

 

Allereerst moet de zwangere vrouw verklaren dat ze zich in een noodsituatie bevindt.  

De  wetgever  heeft  het  begrip  “noodsituatie”  niet  gedefinieerd,  met  andere  woorden  de  invulling  daarvan  is  de  volledige  eindverantwoordelijkheid  van  de  vrouw  in  kwestie  en  van  de  behandelende  arts.  De  arts  zal  dan  in  samenspraak met de zwangere vrouw uitmaken of er sprake is van een noodsituatie. De arts kan altijd weigeren  om zijn medewerking te verlenen aan een abortus. Dit moet reeds tijdens de eerste consultatie duidelijk gemaakt  worden aan de vrouw, zodat ze naar een andere arts kan op zoek gaan. 30 

 

Ten  tweede  moet  de  zwangere  vrouw  haar  vaste  wil  uiten  om  de  zwangerschap  te  beëindigen.  Om  zich  van  de  vaste  wil  te  verzekeren,  heeft  de  wetgever  een  verplichte  reflectieperiode  van  zes  dagen  tussen  de  eerste  consultatie  en  de  ingreep  zelf  ingelast.  Op  die  manier  wordt  er  vermeden  dat  de  beslissing  tot  een  zwangerschapsafbreking  in  een  opwelling  wordt  genomen.  Er  wordt  enkel  en  alleen  maar  overgegaan  tot  de  ingreep zelf, wanneer de vrouw schriftelijk haar toestemming heeft bevestigd. Bovendien moet deze ingreep door  een  arts  uitgevoerd  worden,  zodat  men  de  garanties  krijgt  dat  de  zwangerschapsafbreking  in  medisch  verantwoorde omstandigheden plaatsvindt. De tussenkomst van een arts is bovendien noodzakelijk om te bepalen  of er al dan niet reeds twaalf weken verstreken zijn na de bevruchting. Indien er meer dan twaalf weken verstreken  zijn,  is  een  zwangerschapsafbreking  nog  enkel  mogelijk  als  er  welbepaalde  indicaties  bij  de  vrouw  of  de  foetus  aanwezig  zijn.  De  arts  licht  de  zwangere  vrouw  ook  in  over  de  mogelijke  medische  risico’s,  die  onmiddellijk  of  laattijdig kunnen optreden, alsook over de opvangmogelijkheden voor het ongeboren kind.  

De abortus wordt uitgevoerd in een instelling voor gezondheidszorg, waaraan een voorlichtingsdienst verbonden is. 

De voorlichtingsdienst zorgt voor de opvang van de zwangere vrouw en licht haar grondig in over de rechten, de  bijstand en de mogelijkheid tot adoptie van het ongeboren kind. 30 

 

Ten slotte, zoals eerder aangehaald, moet de zwangerschapsafbreking plaatsvinden voor het einde van de twaalfde  week  na  de  bevruchting.  Indien  het  voortzetten  van  de  zwangerschap  een  ernstig  gevaar  inhoudt  voor  de  gezondheid van de moeder of indien het ongeboren kind zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk  wordt  erkend  op  het  ogenblik  van  de  diagnose,  is  een  abortus  na  de  twaalfde  week  van  de  zwangerschap  nog  mogelijk. In dit geval dient een tweede advies van een andere arts ingewonnen te worden. De wet impliceert dat  een zwangerschapsafbreking enkel mogelijk is indien beide artsen tot hetzelfde positief advies besluiten. 30 

De wetgever heeft niet bepaald hoever de termijn van twaalf weken mag overschreden worden.  

Deel III  III.1 Beleid omtrent de zwangerschapsafbreking  Imke Bytebier  31  De eindgrens zou kunnen vastgesteld worden op het ogenblik waarop de foetus levensvatbaar is. Hierover bestaat 

Deel III  III.1 Beleid omtrent de zwangerschapsafbreking  Imke Bytebier  31  De eindgrens zou kunnen vastgesteld worden op het ogenblik waarop de foetus levensvatbaar is. Hierover bestaat