• No results found

In het eerste lid van artikel 6 vervallen de woorden „of weigeren om de militaire

In document ƒ Mr. F. C. HEKMEIJER. (pagina 117-123)

commissie tot hun erven toe te laten en aldaar gelegenheid tot keuring te geven" en worden de woorden na „gestraft vervangen door: „met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden". (Sr. 216.)

2740. Artikel 8 der ordonnantie van 10

Juni 1916 (I. S. no. 420), houdende voorloopige

voorzieningen tot b e s c h e r m i n g v a n 's L a n d s b o s s c h e n in de residentie P a -l e m b a n g .

In het eerste lid van gemeld artikel worden de woorden na „gestraft" vervangen door:

„met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gul-den"

275°. Artikel 7 der d o o d s c h o u w -o r d -o n n a r i t i e van 27 September 1916 (l S. n«. 612;.

In gemeld artikel worden de woorden na

„gestraft'' vervangen door: „met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden".

276». Artikel 2 der ordonnantie van 11 October 1916 (I. S. no. 626), houdende t ij d e l ij k v e r b o d v a n d e n u i t v o e r uit Nederlandsch-Indië en in het algemeen van alle vervoer over zee v a n v u u r w a p e n s , k r u i t en m u n i t i e

-In het eerste lid van gemeld artikel worden de woorden na „vervoeren" vervangen door:

„wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tien-duizend gulden".

277°. Artikel 2 der ordonnantie van 12 October 1916 (I. S. no. 633), houdende tijde-lijk verbod tot het o v e r s c h r i j d e n v a n de g e b i e d s g r e n z e n v a n N e d e r l a n d s c h I n d i ë m e t l u c h t s c h e p e n o f v l i e g -t u i g e n , bes-tuurd door personen, nie-t behoo-rende tot de land- of zeemacht in Nederland-sche-Indië.

In het eerste lid ') van gemeld artikel worden de woorden na „verbod" vervangen door: „wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren".

In het tweede lid worden de woorden na I) Is misdrijf zie art. 7 (1).

„straf" vervangen door: „hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden".

Artikel 7.

(1) De feiten strafbaar gesteld bij de hier-onder vermelde bepalingen worden beschouwd als misdrijven. (Ned. Inv. 11.)

In artikel 5 ') S t r a f b e p a l i n g . gehandhaafd

onder n°.

§ IV, eerste, tweede en derde lid, van

1. S. 1891 n». 96 jo I. S. 1897 no. 48. 88 Artt. 2, eerste en tweede lid en 4 van

I, S. 1891 no. 234 90 Art. 1 onder 2° van I. S. 1906 no. 169. 150

Artt. 68 en 69 van I. S. 1908 no 53. 160 Art. 8, tweede en derde lid, van I. S.

1908 no. 318 163 Art. 14 tweede en derde lid, van I.

S. 1910 n«. 406 182 Artt. 1 en 3 van I. S. 1911 no. 549 . 195

Art. 57, eerst lid, van I. S. 1912 no. 422. 200 Ten eerste, eerste lid onder b van I. S.

1913 no. 240 209 Het eenig artikel van I. S. 1913 no.325. 213

Art. 1 onder 2o. van I. S. 1913 no. 645. 2592) Art. 2, eerste lid, van I. S. 1916 no. 633. 277

(2) De overige in artikel 6 bedoelde fei-ten worden beschouwd als overtredingen. Zij worden als zoodanig berecht voor zoover niet het tegendeel is bepaald. Inv. 4 (6), 27;

(St. 1917 no. 732 art. 4 )

(3) De in de algemeene verordeningen in artikel 6 vermeld, met name genoemde po-ging tot feiten welke ingevolge het vorige lid als overtredingen worden beschouwd, blijft als zelfstandige overtreding strafbaar,

1) Lees: 6, 2) Lees : 219.

wanneer het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en de uitvoering alleen tengevolge van om-standigheden van zijnen wil onafhankelijk, niet is voltooid. Tenzij in de bijzondere algemeene verordening anders is bepaald, wordt het maximum der vrijheidsstraf op het voltooide feit gesteld met een derde verminderd en zijn de straf van geldboete en de bijkomende straffen dezelfde als op het voltooide feit zijn gesteld. (Sr. 53 en 54).

(4) Het minimum der geldboete wordt voor alle in artikel 6 bedoelde feiten gesteld op of verminderd tot vijf en twintig cents.

(Sr. 80 (1); Inv. 41.)

(5) In de gevallen waarin op de feiten in artikel 6 bedoeld vrijheidsstraf en geldboete ter keuze van den rechter zijn gesteld, mag de duur der vervangende hechtenis het ma-ximum der vrijheidsstraf niet overschrijden ').

(6) Bij veroordeeling tot geldboete waar-voor in de algemeene verordeningen in artikel 6 vermeld, bepaalde voorwerpen executabel zijn verklaard is het bepaalde bij artikel 4, derde lid onder c, vierde en vijfde lid, toe-passelijk. ').

Artikel 8.

De bij bijzondere algemeene verordeningen verleende bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten blijft gehandhaafd, ook voor zoover tegen die feiten thans in het Wetboek van Strafrecht is voorzien. (Ned. Inv 13).

Artikel 9.

Het R e g l e m e n t op de r e c h t e r l i j k e o r g a n i s a t i e en het beleid der justitie in Nederlandsche-Indië ondergaat de volgende wijzigingen.

a. Artikel 20 (1. S. 1901 n». 201), eerste lid onder a, wordt gelezen :

1) Ontleend aan St. 1898 no. 50.

„o wanneer zij wegens misdrijf of wegens overtreding van de bepalingen betref-fende 's lands middelen en pachten tot hechtenis of tot eene zwaardere straf zijn veroordeeld;" ')

b. In artikel 20Ô (I. S. 1901 no. 201), eer-ste lid, worden de woorden „wegens veroor-deeling tot gevangenisstraf' vervangen door

„wegens veroordeeling ter zake van misdrijf of van overtreding van de bepalingen be-treffende 's lands middelen en pachten tot hechtenis of tot eene zwaardere straf".

c. In artikel 83 (I. S. 1908 n°. 535) 2) on-onder 2° worden de woorden „eene geldboete niet te bovengaande de som van ƒ10 of eene gevangenisstraf voor den tijd van een tot zes dagen" vervangen door: „hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste tien gulden".

d. In artikel 92 (I. S. 1901 no. 306), derde lid, worden de woorden nà „misdrijven"

vervangen door : „op welke de doodstraf, le-venslange gevangenisstraf, of, afgezien van verhooging van straf wegens samenloop van misdrijven herhaling van misdrijf of krach-tens artikel 52 van het Wetboek van Straf-recht, tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren is gesteld, of betref-fende medeplichtigheid aan of poging tot zoodanig misdrijf".

e. Artikel 92, vijfde lid, vervalt.

ƒ. Artikel 95 onder 2o. (1. S. 1901 n»

320) wordt gelezen :

„2° van alle misdrijven, met uitzondering van die vermeld in artikel 129, eerste lid onder 2», van dit reglement en in de arti-kelen 352, eerste lid, 364, 373, 384, 407,

1) Zie wat betreft den president, den vice-president en de leden van het Hooggerechtshof, art. 21 no. 9.

2) Lees: „536".

eerste lid en 482 van het Wetboek van Strafrecht:".

g. In artikel 95 ') onder 3o worden de woorden na „wanneer'' vervangen door: „eene zwaardere hoofdstraf dan geldboete van ten hoogste vijf honderd gulden of verbeurd-verklaring van bepaalde voorwerpen op de overtreding is gesteld", 2).

h. Artikel 99, tweede lid, vervalt.

/. Artikel 110 (I. S. 1870 n". 152 en I90.S n°. 5353) wordt gelezen :

„Door den hoofddjaksa worden op de politierol ingeschreven en op daartoe vast-gestelde dagen voor den resident ge-bracht :

ii. alle door Inlanders en met hen gelijkge-stelden gepleegde overtredingen, waar-op geen zwaardere straf is gesteld dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden, met of zonder verbeurd»

verklaring van bepaalde voorwerpen, en welke niet ter kennisneming aan andere rechters zijn opgedragen;

b. de in de artikelen 352, eerste lid, 364, 373, 379, 384, 407, eerste lid, en 482 van het Wetboek van Strafrecht ver-melde misdrijven, gepleegd door Inlan-ders of met hen gelijkgestelden.

De uitspraken van den Resident in die zaken zijn aan geenerhande voorziening onderhevig".

j . Artikel 116 novies (I. S. 1914 no. 317) wordt gelezen:

De landrechters nemen, zonder onderscheid van den landaard der beklaagden, in eersten

Ij Lees: „96".

2) Ingevolge art. I 12o van St. 1914 no. 317, jcto. St.

1917 nos. 677 en (532 waren de hier bedoelde woorden reeds vervallen op 1 December 1916.

3) Dit artikel is sedert 1 December 1917 vervallen ingevolge art. 1 Ito van St. 1914 no. 317, jcto. 1917 nos.

577 en 632.

aanleg en tevens in het hoogste ressort

In document ƒ Mr. F. C. HEKMEIJER. (pagina 117-123)