• No results found

EENIGE ONDEEWEEPEN MET HET EEGTS WEZEN IN VEEBAND

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727 (pagina 61-72)

VERSLAG het beheer van Nederlandsen Indie en van den staat waarin het zich bevindt, over het jaar 1854

E. Militair beheer

IV. EENIGE ONDEEWEEPEN MET HET EEGTS WEZEN IN VEEBAND

§ 1. Translateurs.

Voor de Chinesche talen. Naar aanleiding van een voorstel, in September 1853 door het Indisch bestuur gedaan, om twee of drie Europesche jongelieden aan het Nederlandsch consulaat te Canton te verbinden, met het hoofddoel om hen grondig in de Chinesche talen te doen onderwijzen, werd daartoe in 1854 de Koninklijke magtiging verleend. De Nederlandsche consul in China, door het In-disch bestuur omtrent de uitvoering van dezen maatregel geraadpleegd, verklaarde zich bereid over de jongelieden, die door het Gouvernement naar Canton zouden worden gezonden, een bijzonder toezigt te houden, door hen bij zich te doen in-wonen. Hierop werden in December T854 de hoofdcommissie van onderwijs en de directeur van het opvoedings-instituut te Herwijnen verzocht, eene opgave te doen van jongelieden, die de vereischten bezaten om hiervoor in aanmerking te komen. Bij het eind van het jaar was deze zaak nog in behandeling.

Voor de Balische en Maleische talen. Op voorstel van den gecommitteerde voor de zaken van Bali en Lombok, werd in Mei 1853 magtiging verleend om twee jongelieden, de een van Bali, de andere van Java afkomstig, op te leiden tot translateurs in de genoemde talen, en tot dat einde als tijdelijke uitgaaf beschik-baar gesteld / 5 0 'smaands, met aanschrijving aan dien gecommitteerde om, on-der ultimo November 1854, berigt te geven van den uitslag dezer proeven. Zijn rapport en het daarbij gedaan voorstel om den maatregel wegens het aanvankelijk goed resultaat te bestendigen, was mede bij het eind van het jaar nog in be-handeling.

§ 2. Taxateurs.

Het loon dat door taxateurs van losse goederen, bijaldien zij geene overeenkomst, daarmede strijdende hebben aangegaan, zal kunnen worden berekend, werd, met intrekking van alle daarmede strijdige" verordeningen, en speciaal met wijziging van art. 33 der bij publicatie van 20 December 1852 (Staatsblad n°. 79) gerenoveerde ordonnantie van 3 Lentemaand 1810, bepaald bij publicatie van 21 Januarij 1854 (Staatsblad n°. 2).

§ 3. Wees- en boedelkamers.

Beheerloon. Seeds sedert lang waren voorstellen in overweging omtrent het maken van een algemeen voorschrift voor de berekening van het beheerloon der wees- en boedelkamers, in verband met art. 466 van het Burgerlijk Wetboek. In October 1854 werd dit onderwerp bij publicatie {Staatsblad n°. 79) geregeld, in te gaan met 1 Januarij 1855.

Intusschen had zich sedert 1851 de vraag voorgedaan, en werd zij aan de be-slissing der Indische regering onderworpen, of' de tot 1°. Januarij 1855 nog vige-rende bepalingen aan de weeskamers al dan niet het regt gaven om bij de uitkee-ring van saldo's daarvan 3 per cent te berekenen. De regeuitkee-ring onthield zieh van eene beslissing, op grond dat deze tot de attributen der regterlijke magt behoorde, en bepaalde zich bij de aangehaalde regeling voor het vervolg.

Benten-suppletie bij het coüegie van boedelmeesteren te Batavia. Blijkens het vorig Verslag was bij besluit van 29 September 1853, n". 3 , bepaald, dat in geval van ontoereikendheid der inkomsten van het boedelfbnds om aan de geadministreerden eene rente van 6 per cent 'sjaars uit te keeren, het ontbrekende alsdan, op voor-dragt daartoe aan het Gouvernement te doen en na verkregene magtigina-, zal wor-den aangevuld: 1°. uit het bedrag der renten, gewonnen uit het kapitaal, welks eigenaren voor geene rentebedeeling in aanmerking komen en, bij ontoereikendheid van dit, 2°. uit de renten in hetzelfde jaar met het reservefonds gewonnen. Daarbij werd tevens vermeld, dat op het eind van 1853 nog niet beschikt was op het voorstel van het collegie van boedelmeesteren om, aangezien tot het valideren eener rente van 6 per cent jaarlijks eene suppletie van het boedelfonds, op de wijze hierboven omschreven, onvermijdelijk zou zijn, zonder voorafgaande voordragt tot zoodanige suppletie over te gaan, onder verpligting om, na de afsluiting der boeken, van zijne handelingen rapport te doen aan het Gouvernement. Overeen-komstig dit voorstel werd in February 1854 beschikt, en zulks met wijziging in zoo ver van art. 1 van genoemd besluit van 29 September 1853, n". 3.

Fondsen voor de bezoldiging van personeel bij de weeskamer te Amboina. Bij een besluit van November 1854, ii°. 8, werd bepaald, dat het tekort bij die weeska-mer tot bezoldiging van een president, twee Europesche leden en een secretaris, te zamen ƒ 6 6 0 0 'sjaars, van af 1 Januarij 1854 zal worden gevonden uit het reservefonds der weeskamer te Batavia.

Uit de van de wees- en boedelkamers ontvangen opgaven is zamengesteld de achtervolgende

ta oo

§ 4. Gevangenissen en gevangenen.

Concept-reglement voor de gevangenissen en bewaarplaatsen in Nederlandsen Indie.

r a i f eini V a n l8 5 4 W e r d °P d i t v r o eSe r v e r m e I d e «"»<*!* nog een nader rapport verwacht van den ontwerper, mr. BrunsveU van mdien,àie ifmiddels tot procureur-generaal bij het Hoog Geregtshof was benoemd. l n m i™els tot

Toezigt over de gevangenissen.

Naar aanleiding van ongeregeldheden in de gevangenis te Weltevreden was de v r a a ' T l f w " " V '3 3 " T * *1 * d i e n e n ™ *«**«*" » ^ T e s °P d S c t i l voor dP , B °V e r/ .e g e v a nSe"i s s e i 1 moet houden, en of de bestaande antwoord Wv H 5le™. » d » * W * °o k wijZi|ring of aanvulling behoefde? In antwoord h.erop deelde die hoofdambtenaar als zijne zienswijze mede, dat het toe"

nfstrarieve ^ T ^ T " *** ^ " T ?6 1? b e h° °r t' d a a r h e t e e n e e s s e n t i^ l admi-dâ du toP 7lT . V " Z O r^e n 7 T ' M e e d i n g' V O e d i DS e n v e r d e r W e n d i g toezigt;

dat dit toezigt van den resident daarom niet uitsluit het toezigt van den reo-ter en Ïp T t o S S ™ ' h e tf fn °V e n'l 0 e d i g b l i j k t U i t a r t' 3 6 7 ™ hetVeglement maatreJen / I ' ' " *ƒ* v oi nge n onnoodig waren, na de doeltreffende Ï S ' J « 1 d e n r e s l d e n t ™ Batavia genomen. Van deze beschouwingen tóteS f T d l e n reSldfUt' m e t u i t n o o d ig i n S °m strenge berden vonden ftn/tT^'"1 drinkgelagen en feesten, als vroeger plaats ter b e w a C Z ^schikking werd magtiging verleend om het personeel ier bewaking dier gevangenissen te vermeerderen.

Verhooging der daggelden van ambachtslieden-bannelingen.

dP? Tn !,a a n l e i d i' ïg V a? fn V 0 0 r s t e l v a n d e n r e s i d e n t ™» Banda, ondersteund door Maart I S T6 ^ r ™ ^ W a t C T S t a a t e" 's l a n d s c i v i e l e -e r k e n' eerden L l t d e n - b a n n e H n T f . f r " V a s t g e s t?i d> k r a o h t e^ welke aan bekwame ambaehts-Ueoen-bannelingen buiten Java eene verhooging van daggelden kon worden toegelegd.

Uittreksel uit de berigten der hoofden van gewestelijk bestuur omtrent den toestand der gevangenissen.

Batana. Er werd magtiging verleend tot uitbreiding der gevangenis te Weltevreden.

ar£TvZ«r?eJeVangen[s i S-g 0 e d m a a r t e k l e i n- D e t e Boerwokarta tot dwang-arbeid veroordeelde vrouwen zijn gehuisvest in twee bamboezen woningen.

t o b Î T ^ n ' l Z 17f dPl a a t s e S a i™ g » , sedert het stadhuis op den 4den Oc-weltp A g r 0 0 t e n d e J e s e e n e Pr o 0 1 d e' vlammen is geworden, geene gevangenis

^Jr

s

l^Z

Veïd

riï'

e

\

men

T

6

*

Zich duS

4 steeds beL

p

en

b

met eCige'

fanbieddngä ^ k k e n , die echter geene voldoende zekerheid tot opsluiting aanbieden en waarin de gevangenen slecht gehuisvest zijn. Voor den opbouw eener nieuwe gevangenis is een project ingezonden, dat echter geene g o e d k e u r t heeft weggedragen, weshalve een nieuw plan in bewerking is g°eaKeunn0 Heett De gevangenissen te Salatiga, Poerwodadi en Kendal'zijn redelijk-oed in-ericte gebouwen en vo doende voor de behoefte. Dit laatste kan niet woYden g e w d van de gevangenis te Demak, die veel te klein is voor het veeltijds groot'aantal

ge-vangenen dat zich daarin bevindt. Een ontwerp van eene nieuwe gevangenis op

grooter schaal is ingezonden. ip

In de voeding der gevangenen wordt op de gebruikelijke wijze, namelijk door aannemers, voorzien. Daarop valt niets aan te merken, en de sterfte der gevan-genen staat tot hunne getalsterkte in geene ongunstige verhouding.

Rembang. Te Toeban werd eene nieuwe gevangenis gebouwd.

Soerabaija. Te Bawean is eene nieuwe steenen gevangenis gebouwd.

Bezoeki. Er zijn hier slechts twee goed ingerigte gevangenissen, ééne te Bezoeki en ééne te Probolingo.

In de afdeeling Panaroekan en Bondowosso is een hulpgebouw van hout, bamboe en alang-alang. De magtiging tot den opbouw eener behoorlijke gevangenis is reeds verleend.

Bagelen. De gevangenis te Keboemen is te klein. Er wordt gewacht op de plaatsing van eenen deskundige in die residentie, om deswege bepaalde voorstellen te doen.

Patfitan. Tot vernieuwing en verbetering der gevangenis werd magtiging verleend.

Kediri. De nieuwe gevangenis te Trenggalek is voltooid en voldoet geheel.

Padangsche bovenlanden. Te Padang, Pandjang en Port de Koek zijn betere ge-bouwen voor gevangenen noodig, waartoe reeds voorstellen zijn gedaan.

Tapanoli. De nieuwe gevangenissen, kosteloos door de bevolking daargesteld, voldoen goed. Die te Baros munt uit.

Palembang. Men is bezig de gevangenis ter hoofdplaats aanmerkelijk te verbe-teren. In de binnenlanden zijn bij de etablissementen gevangenissen van planken en bamboe aangebouwd, die vooreerst voldoende zullen zijn.

Banka. De inrigting der steenen gevangenis te Muntok laat wel iets te wen-schen over. In de districten worden de arrestanten in de militaire Provoost op-gesloten , 't geen dikwerf ongerief geeft.

Blitong. Gevangenissen bestaan er niet; er is slechts eene civiele arrestanten-kamer, welke geheel uit rondhouten is zamengesteld en zeer ondoelmatig is.

Celebes en onderhoorigheden. Aan de gevangenissen is in 1854 veel gedaan. Te Makassar wordt met kracht aan de nieuwe gevangenis gearbeid. Die te Maros is ruimer en doelmatiger ingerigt geworden. Te Topedjawa is eene nieuwe gebouwd.

Te Bonthain heeft men de bestaande verbeterd. Dit is ook te Salajar (Saleijer) geschied, waar meu echter bezig is materialen voor eene nieuwe, van steen, te verzamelen.

Amboina. Te Saparoea werd eene nieuwe gevangenis voltooid.

Banda. Het bannelinghospitaal wordt uitgebreid.

Ternate. De gebouwen voor gevangenis zijn goed, maar te klein._ De voor-stellen tot oprigting van preventieve bewaarplaatsen zijn nog in overweging.

Menado. De localen binnen het fort Amsterdam, ter hoofdplaats, voor gevan-genissen en verblijf van veroordeelden tot dwangarbeid bestemd zijn, wat ruimte en inrigting betreft, voor het doel ongeschikt. Ten gevolge van 'de bevolene ver-nieuwing van het fort Amsterdam zullen die localen vervallen en zal een o-eheel nieuw etablissement voor gevangenen behooren te worden opgerigt. Gedurende'l854 werden echter de verbeteringen aangebragt, waarvoor het tegenwoordige etablisse-ment vatbaar is en welke dringend noodig waren; voornamelijk het verschaffen van meer luchtdoorstraling en het daarstellen van houten slaapplaatsen (bridsen).

Bevolking der gevangenissen in 1854.

Bij gebreke van eene, voor het volgend Verslag uit Indie toegezegde, volledigere opgave van het aantal en de classificatie der in de onderscheidene gevangenissen in Nederlandsch Indie aanwezige gevangenen, worden hieronder gegeven twee staten, n°. 1 en 2, inhoudende: de eerste eene aantooning der volgens laatst ontvangene opgaven van het tweede of derde quartaal van het jaar 1855 aanwezige gevangenen in de gevangenissen van de raden van justitie op en haten Java, tot een gezamenliik bedrag van 88 personen; en de tweede eene aantooning van de tot dwangarbeid veroordeelde inlanders en daarmede gelijkgestelde personen, omstreeks datzelfde tijdperk aanwezig in de onderscheidene gewesten van Nederlandsch Indie, op de daarbij aangegevene dagteekening, tot een gezamenlijk bedrag van 7453 personen.

N°. 1.

B E N A M I N G der regtbanken tot welke de

gevangenis behoort.

Eaad van Justitie te Batavia

„ „ „ „ Samarang

jenen aanwezig in het tweede of in het derde quartaal 1 8 5 5 .

N°. 2.

Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo Wester-afdeeling van Borneo . . • Celebes en onderhoorigheden . . . Benkoelen

Veroordeelden tot dwangarbeid aanwezig op ultimo

Totaal

— 48 —

G. Eeredienst.

I . CHRISTELIJKE.

a. I n h e t a l g e m e e n .

Beginsel omtrent bijdragen van gouvernementswege voor de openbare eeredienst. Na verkregen magtiging des Konings had het Indisch bestuur in 1852 als algemeen beginsel aangenomen, d a t d a a r , waar van gouvernementswege blijvend Christelijke geestelijken beseheiden zijn en bezoldigd worden, tevens van gouvernementswege, bij ongenoegzaamheid van de middelen der gemeente om in de kosten der openbare Christelijke eeredienst op eene betamelijke wijze te voorzien, zooveel de omstandig-heden zulks gedoogen daartoe zal worden bijgedragen. De hierbij vooropgezette voorwaarde van ongenoegzaamheid van de middelen der gemeente bragt mede, dat die bijdragen van gouvernementswege niet voor altoos, maar slechts voor eenen bepaalden tijd zouden worden verleend, en zelfs kwam het wenschelijk voor, een maximum van duur voor die bijdragen te bepalen. Dienovereenkomstig stelde het Indisch bestuur later voor, en werd in 1854 door den Koning goedgekeurd, dat dip tegemoetkomingen telkens slechts zullen worden toegestaan voor den tijd van vijf jaren (als maximum).

Declaratien voor dienstreizen va» Christen-geestelijken. Bij art. 1 der resolutie van 6 September 1855, n°, 2 1 , was bepaald, dat in deze declaratien door deleeraren der Christelijke gemeenten op Java niet zouden mogen begrepen worden plaatsen, waar geen zoodanige gemeenten bestaan, noch ook een grooter getal verblijfdagen d.an kan geacht worden voor de geestelijke behoeften dier gemeenten gevorderd°te zijn; alles ter beoordeeling van de Algemeene Rekenkamer. Met wijziging dezer resolutie werd in dit jaar {Staatsblad n°. 92) bepaald, dat aan in dienst reizende geestelijken der onderscheidene Christen-gezindten ook zullen worden gevalideerd reis- en verblijfkosten naar zoodanige plaatsen, in de door hen bereisd wordende gewesten gelegen, waar zich slechts weinige leden der verschillende Christen-ge-meenten bevinden, wanneer het hoofd van gewestelijk bestuur, na bekomen over-tuiging van de dringende noodzakelijkheid van zoodanige reis, daarvan zal hebben doen blijken door eene verklaring op de betrekkelijke declaratie.

b. P r o t e s t a n t s c h e .

Als organieke bepalingen van 1854, bijzonder betreffende de Protestantsche Chris-telijke eeredienst, kunnen worden genoemd de beschikkingen, voorkomende in het Staatsblad van Nederlandsch Indie van 1854, onder de volgende nommers:

o N* ' 37, waarbij is opgenomen het Koninklijk besluit van 28 February 1854, n . 63, houdende goedkeuring en bekrachtiging van het Reglement op de uitoefening van kerkelijk opzigt en kerkelijke tucht voor de Protestantsche kerk in Nederlandsch Indie;

N°. 52, waarbij, krachtens magtiging des Konings, bij aanvulling van § b van art. 1 van Staatsblad n°. 1, bepalingen zijn gemaakt opzigtelijk de plaatsing en de bezoldiging der van verlof uit Nederland terugkeer ende predikanten;

N°. 85, waarbij aanteekening is gehouden van het Koninklijk besluit van 19 Augustus 1854, n°. 74, houdende goedkeuring van de vereeniging der Protestantsche gemeente van Batavia en der Evangelisch-Luthersche gemeente aldaar, onder de bepa-lingen, voorkomende in het project eener acte van die vereeniging, op den lsten Junij 1853 door de kerkeraden der beide gemeenten onderteekend, waarvan mel-ding is gemaakt in het vorig Verslag;

N". 99, waarbij, even als zulks voor de buitenbezittingen reeds, krachtens het be-sluit van 23 Mei 1845, n°. 3 3 , bestond, de magt tot goedkeuring der benoemin-gen van ouderlinbenoemin-gen, diakenen en andere kerkelijke beambten der Protestantsche gemeenten op Java is overgedragen op de hoofden van gewestelijk bestuur.

Verder behoort hiertoe een besluit van 26 Julij 1854, n°. 2, waarbij, krachtens magtiging des Konings, aan de tot dusver onbezoldigde betrekking van adjunct-secretaris van het bestuur over de Protestantsche Kerk in Nederlandsen Indie eene vaste bezoldiging van ƒ 150 's maands is verbonden.

Beschikkingen omtrent zendelingen. (*) Naar aanleiding van een reeds vroeger aan-gegeven denkbeeld, om tegen intrekking van eenige predikanten in de Molukken, in de dienst bij de inlandsche gemeenten aldaar te voorzien door zendelingen, werd, na verkregen magtiging des Konings, hier te lande met het bestuur van het Ne-derlandsche zendelinggenootschap overeengekomen, dat het genootschap gedurende den tijd van tien eerstkomende jaren zou zorgen voor de opleiding en uitzending en voor de voltallig-houding op het eiland Amboina en onderhoorigheden van zes zendelingen, bestemd om, na door de Commissie voor de Indische kerkzaken te zijn geëxamineerd en ingezegend, onder het bestuur des genootschaps in de dienst bij de daar gevestigde inlandsche Christengemeenten te voorzien. Daarbij werd tevens bepaald, dat het bestuur van het zendelinggenootschap zorgt, dat zoodra mogelijk het zestal zendelingen in de gemelde gemeenten aanwezig zij; dat de kos-ten van opleiding, uitrusting en overvoer der zendelingen zijn voor rekening van het genootschap ; dat ieder der zendelingen regtstreeks uit 's lands kas zal genieten eene bezoldiging van ƒ 135 's maands, benevens vrije woning en vrij transport voor rekening van het Gouvernement op zijne dienstreizen; dat de standplaatsen voor de zendelingen door den Gouverneur-Generaal, in overleg met het Indisch Kerkbestuur, worden aangewezen ; dat geen dezer zendelingen van of naar de Mo-lukken wordt verplaatst en geene verwisseling van standplaatsen door het bestuur van het genootschap geschiedt dan met kennisgeving aan en goedkeuring van het Indisch Gouvernement; dat de betrokken gemeenten, aïs behoorende tot de Kerk, onder de zorg en het toezigt blijven van het Protestantsch kerkbestuur in Indie, welk toezigt, behoudens de bepalingen van het Reglement op het bestuur der Pro-testantsche Kerk in Indie, wordt uitgeoefend door inspectie of jaarlijksche rapporten, hetzij van de zendelingen of van het zendelinggenootschap, ingerigt volgens het verlangen van het opgemeld kerkbestuur; en dat het kerkbestuur, met opzigt tot de aanmerkingen, bedenkingen of inlichtingen, het werk der zending betreffende, door tusschenkomst van het Gouvernement zal handelen met het bestuur van het zendelinggenootschap.

Het Indisch bestuur werd nog gemagtigd om de bezoldiging van den zendeling-leeraar F. S. Lineman, te Menado, zoolang hij ten genoegen van het Gouvernement zijne bediening aldaar vervult, van ƒ 160 te verhoogen t o t / 300 's maands.

De verdere tegemoetkomingen voor de openbare godsdienstoefeningen en liet godsdienstig onderwijs in 1854 toegekend waren de volgende:

aan den gouvernements-onderwijzer te Serang, residentie Bantam, even als in 1853, ƒ 30 's maands voor het houden van godsdienstige voorlezingen en het on-derwijzen der jeugd in de bijbelsche geschiedenis;

aan de gemeente te Cheribon ƒ 35 's maands, gedurende de jaren 1854 en 1855, tot tegemoetkoming van het kerkfonds en tot bezoldiging van eenen voor-lezer en organist;

aan de gemeente te Samarang ƒ 100 's maands, gedurende 1854 en 1855, tot bezoldiging van eenen catechiseermeester of krankbezoeker;

(*) Vergelijk omtrent de zendelingseholen het hoofdstuk: »Onderwijs."

1854. 4

aan de gemeente te Rembang ƒ 30 'smaands, gedurende den tijd dat aldaar rslechtsl tijdelijk een predikant aanwezig zal zijn, en uiterlijk gedurende de eerst-komende vijf 'jaren, tot bezoldiging van personen die zich met het houden van voorlezingen en het geven van godsdienstig onderwijs aan de jeugd willen belasten;

aan den onderwijzer te K e d i r i / 30 's maands, gedurende 1854, voor het hou-den van voorlezingen en het geven van godsdienstig onderwijs;

aan de gemeente te P a d a n g / 30 'smaands, tot ultimo 1855, tot bezoldiging van eenen organist;

aan de Bngelsohe gemeente te Batavia, gedurende 1854, even als in vorige jaren, / 5000;

voor de kosten van de verbouwing der kerk te Pasaroean, welke eerst o p / 7 0 0 0 , doch later op ƒ 9485 waren begroot; ƒ 3000;

aan den predikant A. A. F. Mounier werd vergunning verleend tot de uitgave van een Tijdschrift tot bevordering van Christelijk leven in Nederlandsch Indie, waarop van gouvernementswege, tot tegemoetkoming in de kosten, werd mgeteekend voor honderd exemplaren. . .

De alo-emeene inspectie betreffende de Protestantsche Kerk en het schoolwezen in Nederlandsch Indie, welke aan dr. S. A. Buddingh in 1852 was opgedragen, werd ook in dit jaar voortgezet. Zijne rapporten leidden echter voor alsnog tot geene beschikkingen, welke hier behoeven te worden vermeld.

c. E o o m s c h - k a t h o l i j k e .

De bisschop van Colophon i. p. i. P. M. Francien, apostolisch vicaris en pastoor te Batavia, werd in den loop van 1854 door eene ernstige ziekte gedwongen ver-lof naar Nederland aan te vragen voor den tijd van een jaar; welk verver-lof hem in het beo-in van Augustus is toegestaan op den voet voor de burgerlijke landsdienaren vastgesteld Vóór zijn vertrek gaf hij aan den Gouverneur-Generaal kennis, dat hij het bbeheer over het apostolisch vicariaat van Batavia, gedurende den tijd van zijne afwezigheid, had opgedragen aan den weleerwaarden heer H. van der Grinten, benoemd onder-pastoor te Batavia. De Gouverneur-Generaal heeft gemeend ten aanzien van deze handeling zich niet te mogen bepalen tot eene eenvoudige kennis-name en heeft daarom van de bedoelde opdragt niet alleen aanteekemng gehouden, bij besluit van 7 October 1854, n°..2, doch tevens den weleerwaarden heer van der Grinten in de hem door den bisschop opgedragene hoedanigheid, onder 's Ko-nings nadere goedkeuring, erkend. Die goedkeuring werd nog m hetzelfde jaar verleend.

De Eoomsch-katholijke geestelijke J. J. Langenhoff, die vroeger buiten bezwaar van 's lands kas werkzaam was op Banka, Kiouw, Blitong en Palembang (zie vorig Yerslao-), werd in dit jaar op denzelfden voet aldaar voor vast benoemd en geplaatst, met L-fst'om zich te Pankal-Pinang te vestigen. Ofschoon hierdoor was afgeweken van de beschikking van den Gouverneur-Generaal, volgens welke die geestelijke ter hoofdplaats Muntok verblijf moest houden, is in de onderwerpelijke behandeling van den bisschop berust, en zijn de betrokken autoriteiten tevens aangeschreven om o-enoemden geestelijke in deze zijne hoedanigheid te erkennen.

Gedurende 1854 werd uit 's lands kas tot tegemoetkoming in de kosten der

Gedurende 1854 werd uit 's lands kas tot tegemoetkoming in de kosten der

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727 (pagina 61-72)