• No results found

BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727"

Copied!
548
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

0154 2727

(3)
(4)

*yj - ~ ^

• • • M H M B n H S i

(5)

'9

\

(6)
(7)

V E R S L A G

TAN HET

BEHEER EN DEN STAAT

DER NEDERLANDSCHE BEZITTINGEN EN KOLONIEN

IN

OOST- EN WESTINDIE EN TER KIST VAN GUINEA.

OVER

1 8 S 4 ,

INGEDIEND DOOR DEN MINISTER VAN KOLONIËN.

U T R E C H T ,

K E M I N K EN ZOON.

1858.

(8)
(9)

Verslag van het beheer en den staat der Oost-Indische bezittingen

over 1854.

GELEIDENDE BEIEF.

N°. 1.

' S G R A V E N H A G E , den Men September 1856.

Ten vervolge op mijnen brief van 26 Jivnij jl., lit. H , n°. 19, heb ik de eer aan U Hoog Edel Gestrenge te doen toekomen het bij artikel 60 der Grondwet bedoeld Verslag van het beheer en den staat der koloniën en bezittingen van het Kijk in andere werelddeelen, over 1854, voor zooveel betreft Nederlandsen

Oosl-Indie.

Ofschoon eenigzins vollediger dan vroegere verslagen, is ook dit Verslag nog niet zoodanig als ik het zou wenschen. Ik vlei mij echter, dat het plaats gehad hebbend overleg met het Indisch bestuur hierin voor het vervolg allengs verbetering zal te weeg brengen.

De Minister van Koloniën, P. M I J E R .

Aan

den Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-G ener aal.

(10)
(11)

I N H O U D .

Verslag van h e t beheer van Nederlandseh I n d i e en van den s l a a t waarin het zieh b e v i n d t , over het jaar 1854.

A. Grondgebied B l z-

§ 1. Bestanddeelen »

§ 2. Oppervlakte (opnemingen en kaarten) »

B. Bevolking "

§ 1. Sterkte der bevolking

§ 2. Acten van verblijf »

C. Opperbeheer "

§ 1. Gouverneur-Generaal • »

§ 2. Kaad van Nederlandsen Indie

§ 3. Algemeene secretarie » D. Gewestelijk algemeen beheer

E. Militair beheer ; "

I. Landmagt "

§ 1. Kommandement »

§ 2. Algemeen beheer en bijzonderheden omtrent de onderschei-

dene takken van militaire dienst »

a. Generale staf "

b. Genie en sapeurs » c. Administratie » d. Geneeskundige dienst »

e. Infanterie "

ƒ. Artillerie • y. Cavalerie » h. Bijzonderheden van verschillenden aard „

(12)

20 20 23 23 24 24 25

§ 3. Gewestelijk militair beheer Blz ] 9

§ 4. Zamenstellirig en voltallighouding van het leger'

§ 5. Inrigtingen tot het leger betrekkelijk

I 6. Toestand en verrigtingen van het leger in het algemeen .

§ 7. Gewapende corpsen, niet regtstreeks tot het leger behoorende II. Zeemagt

§ 1. Kommandement

§ 2. Het Nederlandsch eskader . . .

§ 3. Gouvernements-sohoeners en kruisbooten . . . . 2R

§ 4. Inrigtingen tot de zeemagt betrekkelijk 26 a. Commissie tot verbetering der Indische zeekaarten;

verrigtingen van de geographische ingenieurs . . . . „ 2 6 b. Haven- en equipage-departementen, werven en pak-

huizen ' „»

)> */

c. Maritiem-etablissement op Onrust o g

d. Maritiem-etablissement te Soerabaija »8 e. Fabriek voor de marine, het stoomwezen en de nij-

verheid (zie „Nijverheid").

§ 5. Verrigtingen der zeemagt

Algemeen berigt omtrent de zeeroovers in 1854 III. Verdediging

17. Eegtswezen en politie

T. Bestanddeelen der wetgevin«-

§ 1. In het algemeen

§ 2. Burgerlijk- en handelsregt 3 3

§ 3. Strafregt 3

§ 4. Begtsvordering en regterlijke magt 33

§ 5. Militair regtswezen 34

§ 6. Toestand der regtsbedeeling 34

II. Politie .

§ 1. Eegt van verblijf 37

§ 2. Gebruik van de drukpers 3 g

§ 3. Beschadiging van 's lands werken 3g

§ 4. Invoer van buskruid en vuurwapenen 39

§ 5. Zeeroof (zie „Zeemagt").

§ 6. TJitroeijing van schadelijk gedierte 39

§ 7. Verbod tegen het gebruik van lood bij bereiding van suiker „ 39

§ 8. Plaatselijke verordeningen van politie 39 III. Magt van den Gouverneur-Generaal in zake van justitie en politie „ 39

IV. Eenige onderwerpen met het regtswezen in verband . . . . „ 4 1

§ 1. Translateurs 4 1

§ 2. Taxateurs 4-1

§ 3. Wees- en boedelkamers 42 29

30 31 32 32 32

(13)

§ 4 . Gevangenissen en gevangenen B l z- 4 4 ,

G. Eeredienst » 4 S

I. Christelijke ' • ' » 4 8

a, I n het algemeen >• *8

h. Protestantsehe » "8 c. Koomsch-katholijke > 5 0

II. Mohammedaansche " . .

H. Instellingen van liefdadigheid • „ B 2

I . Burgerlijke en geneeskundige dienst >> 5 ß

§ 1. Overzigt der behandelden » 5 6

§ 2. Bijzonderheden van gemengden aard . . .< >> 5 y

§ 3. Vaccine » 6 1

J. Onderwijs " 6 2'

I. "Voor Europeanen en daarmede gelijkgestelden » 6 2

§ 1. Inrigtingen voor middelbaar en lager onderwijs 62

§ 2. Militaire inrigtingen van onderwijs (zie E , I , § 5).

§ 3. Industrieschulen » " * II. Voor Christen-inlanders » ""*

III. Voor on-Christenen niet zijnde Europeanen of daarmede gelijk-

gestelden » - "

K. Kunsten en wetenschappen » ''•'

L. Geldelijk beheer » 7 3

I. Algemeen beheer » '°

I I . Muntwezen, Javasche Bank » '°

III. Staat der kassen in Indie *• • • „ 8 0

IV. Algemeene boeken >• ° * 82

on V. Begrooting

Overzigt van de finantiele uitkomsten van elke der buitenbezit-

tingen over 1 8 3 9 — 1 8 5 2 »• 8 3

VI. Bronnen van inkomsten >•

§ 1, Verpachte belastingen en monopolien „ 9 2

§ 2. On verpachte belastingen „ 9 4 a. Belastingen in arbeid opgebragt (heerendiensten) . . „ 9 4

b. Belastingen in geld opgebragt „ 9 5

§ 8. Onverpachte monopolien '•"• » 9 7

§ 4 . Land- en mijnbouw (zie „Nijverheid").

V I I . Landsgebouwen en waterstaat J 9

V I I I . Vervoerwezen » * " *

§ 1. Binnenlandsch » 1 0 4

a. W e g e n , rivieren enz >• l "4

b. Vervoer van personen » '•*"

c. Vervoer van goederen » U I d. Vervoer van brieven > 1 U

(14)

§ Z. Over zee, tusschen deelen van Indie Biz, 111

§ 3. Tusschen Nederlandsen Indie en het moederland .' . . ,., 113 IX. -Voorziening in de materiele behoeften van het beheer . . . . ., 114

§ 1. Door uitzending uit Nederland u 4

§ 2. Door middel van particuliere nijverheid in Indie . . . „ 11 !, '5 3. Gouvernements-inrigtingen ia Indie (verwijzing naar andere

deelen van het Verslag) U 5 M. Personele verordeningen omtrent alle landsdienaren in Nederlandsen

Indie . . . . , , .

„ 115

N. Nijverheid 1 1 8

I. Landbouw, boschwezen, veeteelt n §

§ 1. Java en Madura H g a. Landbouw ing

1°. Op de gronden, gebleven ter beschikking van de

inlandsche bevolking 113 2°. Cultures, ingevoerd op hoog gezag of ten gevolge

van overeenkomsten, door het Gouvernement met

particuliere ondernemers, aangegaan „ 126

Koffij-cultuur 120 Suiker-cultuur . . . in 7

3 : i ~ *

Indigo-cultuur > 130

Thee-cultuur 131 Kaneel-cultuur ; . . . . , 132

Nopalcultuur en cochenille-teelt , 133 Tabakscultuur , 134

Pepercultuur ; 13g

Kina-cultuur I37 3° Landbouw op woeste gronden, door het Gouver-

nement verhuurd I37 4°. Landbouw op particuliere landen „ 139

5°. Landbouw op verhuurde landen in Soerakarta en

Djokjokarta ? 140

6. Boschwezen 141 e. Veeteelt I40,

§ 2. Buitenbezittingen I44,

II. Mijnbouw 153

§ 1. Algemeene beschikkingen I53

§ 2. Banka ;> 154

§ 3. Blitong M ] 5 5

§ 4. Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo „ 155

§ 5. Verdere opgaven betreffende den mijnbouw „ 157

III. Visscherij 15g IV. Ambachts- en fabriek-nijverheid IfiO

§ 1. Gewestelijke berigten ( I6O

(15)

§ 2. Fabriek voor de marine, bet stoomwezen en de nijverheid Blz. 163

§ 3. Octrooijen „ 1 6 4 V. Handel en scheepvaart en scheepsbouw „ 164

§ 1. Bepalingen betreffende handel en scheepvaart . . . . „ 164

§ 2. Handel en scheepvaart op Java en Madura . . . „ 165

§ 3. Staat van de Nederlandsch-Indische scheepvaart . . . „ 177

§ 4. Scheepsbouw „ 178

§ 5. Binnenlandsche handel „ 179

B I J L A G E N .

Lr. A. Ziektegevallen behandeld in de militaire hospitalen en infirmerien

op Java en Madura, gedurende het jaar 1854 „ 181 ., B. Lijst der kaarten, in 1854 ingekomen bij de Commissie tot

verbetering der Indische zeekaarten „ 183 ,, D. Earning der ontvangsten en uitgaven voor de Indische ad-

ministratie in Indie, over 1854 „ 185

„ E. Idem van de ontvangsten en uitgaven in Nederland . . . „ 197 F. Ontvangsten en uitgaven der Indische administratie in Indie

over 1854 „ 201

„ G. Idem in Nederland „ 213

„ H. Earning der ontvangsten en uitgaven van de Indische admi-

nistratie in Indie, over 1855 ., 217

„ I. Idem van de ontvangsten en uitgaven in Nederland . . . ., 229

„ J. Aantooning van de uitkomsten der rijstcultuur op Java over 1854 ,, 233

„ K. Idem van de gouvernements-koffij-cultuur „ 239

„ L. Aantooning van de hoeveelheid koffijboomen ,, 245

„ M. Aantooning van de uitkomsten der gouvernements-suikercultuur „ 249

„ N. Idem van de indigo-cultuur „ 255

„ O. Idem vau de thee-cultuur „ 261 ., P. Idem van de kaneelcultuur „ 267

„ Q. Idem van de nopalcultuur en cochenilleteelt „ 273 ., E. Idem van de tabakscultuur „ 279 ,, S. Idem van de pepercultuur ,, 285

Verslag van h e t beheer van Suriname en van den staat waarin de Kolonie zich b e v i n d t , over h e t jaar 1854.

A. Grondgebied . Blz. 291 B. Bevolking , . . . . „ 291

C. Algemeen beheer , . . . , . . . „ 294

(16)

§ 2. Koloniale Kaad '. . . . „ 294

§ 3. Gouvernements-secretarie „ 294

D. Gewestelijk beheer 295

E. Militair beheer t 295

§ 1. Landmagt M 295

§ 2. Inrigtingen met het militair beheer in verband . . . . „ 296

§ 3. Zeemagt M 296

F. Kegtswezen en politie M 297

I. Wetgeving h 297

II. Burgerregt ;) 297

III. Regterlijke magt n 298

IV. Politie ., 298

§ 1. Algemeen, gewestelijk en plaatselijk beheer „ 298

§ 2. Eenige onderwerpen van politie, bij speciale verordenin-

gen geregeld 299 V. Middelen van beheer met het regtswezen in verband . . . . „ 299

f 1. Departement der onbeheerde boedels en weezen . . . ,, 299

§ 2. Translateurs , 299

§ 3. Gevangenissen M 300

G. Eeredienst ;) 30 0

I. Protestantsehe 300 II. Evangeliseh-Lnthersche , 300

III. Moravische Broedergemeente „ 300 IV. Roomsch-katholijke , 301

V. Israëlitische 301 H. Instellingen van liefdadigheid , 302

I. Burgerlijke geneeskundige dienst , 302 J. Onderwijs „ 303 K. Landsgebouwen en publieke wegen „ 804 L. Vervoerwezen „ 304 M. Geldelijk beheer „ 304

§ 1. Algemeen beheer „ 304

§ 2. Muntwezen . . . ,, 305

§ 3. Begrooting „ 306

§ 4. Bronnen van inkomsten . . . . , „ 306 N. Personele verordeningen omtrent alle landsdienaren ,, 306 O. Slavenbevolking , 306 P. Europesche kolonisatie „ 309 Q. Nijverheid , „ 310 I. Landbouw „ 310 II. Veeteelt ,. 315 III. Uitgifte van landerijen voor cultuur „ 315

(17)

IV. Handel en scheepvaart B l z

317

Q. Model van de contracten met immigranten van Madera, ge- sloten in de jaren 1853 en 1854

E. In- en uitvoeren gedurende 1854

323 V. Briefwisseling

B I J L A G E N .

Lr A. Staat van ontvangsten en uitgaven van de kolonie Suriname

over het jaar 1853, vergeleken met de raming van dat jaar „ 31»

B. Earning der ontvangsten en uitgaven van de kolonie Suriname over het jaar 1854

C Staat van de regterlijke uitspraken wegens overtredingen van de reglementen op de behandeling der slaven, sedert derzelver

invoeging (loopende van Augustus 1851 tot February 1856). „ 32/

D Staat van de plantages en gronden aan welker beheerders aan- schrijvingen zijn gedaan tot nakoming der verpligtmgen bij de slaven-reglementen voorgeschreven . (loopende van Junij 1855

tot Februarij 1856) » Ö £ ï /

E Extracten uit het journaal, gehouden bij de 1ste afdeeling van het bureau der politie gedurende 1855, met betrekking tot

de aldaar ingebragte klagten van en over slaven „ ^i>

F. Idem uit het journaal, gehouden bij de 2de afdeeling . . . G. Staat der afstraffingen op het piket der Justitie te Paramaribo,

gedurende het jaar 1855

H Staat aantoonende het getal der weggeloopen en teruggekeerde slaven gedurende de jaren 1854 en 1855, met aanwijzing welke middelen tot hunne teregtbrenging zijn aangewend, dan

wel of zij uit eigen beweging zijn teruggekeerd » a ' » I Staat aantoonende de straffen en correctien, welke gedu-

rende de jaren 1854 en 1855, op grond der op het bureau van politie, 1ste afdeeling, gehoudene verhooren, aan slaven die weggeloopen zijn geweest, ten verzoeke van hunne meesters

of derzelver vertegenwoordigers, opgelegd zijn geweest . . . » aüó J. Idem van het bureau der politie, 2de afdeeling „ 391 K Staat van de vrijgegevene gouvernements-slaven en van de

daarvoor in de kas van het genootschap tot uitbreiding van het Christendom onder de slaven in Suriname gestorte sommen, over het jaar 1854

„ L. Idem over het jaar 1855

M. Staat der verkregen producten in de onderscheidene divisien en districten over het jaar 1854

N. Staat van de plantage-slaven op de plantages der onderschei-

dene divisien en districten werkende » *u y

O. Staat van de particuliere slaven op de plantages der onder-

scheidene divisien en districten werkende » 361

375

397 401

405

417 421

(18)

Veralag van het beheer van Curaçao en onderhoorigheden en van den staat waarin d e Kolonie zich b e v i n d t , over het jaar 1854.

A. Bevolking B l z m

B. Algemeen en gewestelijk beheer 427

C. Militair beheer 428

§ 1. Landmagt 428

§ 2. Inrigtingen met het militair beheer in verband . . . . „ 429

§ 3. Zeemagt ^ 439 D. Begtswezen en politie 43 0

I. Wetgeving 430 II. Burgerregt „ 4 3 0 III. Begterlijke magt 430

IV. Politie " 4 3 1

§ 1. Kegt van verblijf 431

§ 2. Passen voor vaartuigen j5 43]

V. Middelen van beheer met het regtswezeu in verband . . . . „ 431

§ 1. Wees-, onbeheerde- en desolate-boedelkamers . . . . „ 431

§ 2. Gevangenissen • 432

E. Eeredienst 433 I. Protestantsche 433 II. Koomsch-katholijke 433 III. Israëlitische gemeente 433 F. Instellingen van weldadigheid 433

I. Het Lazarus- en krankzinnigenhuis n 433

II. Spaarbank en bank van leening , 434

G. Burgerlijke geneeskundige dienst 436

H. Onderwijs 437 I. Landsgebouwen en openbare werken ' 437

J. Vervoerwezen 43g K. Geldelijk beheer 43g

§ I. Bank „ 438

§ 2. Muntwezen „ 439

§ 3. Begrooting „ 439

§ 4. Bronnen van inkomsten , 439 L. Personele verordeningen omtrent alle landsdienaren „ 439

M. Slavenbevolking 440 N. Nijverheid , , 440

I. Landbouw „ 440 II. Veeteelt „ 442 III. Uitgifte van gronden „ 443 IV. Zoutpannen „ 444 V. Scheepsbouw „ 445

(19)

"VI. Handel en scheepvaart Biz. 445

"VII. Andere takken van nijverheid „ 4 5 1 VIII. Briefwisseling „ 4,51

B I J L A G E N .

Lr. A. Staat der ontvangsten en uitgaven van het eiland Curaçao over

1853, vergeleken met de raming van dat jaar ,, 453

„ B. Idem Bonaire „ 457

„ C. Idem Aruba „ 461

„ D. Idem St. Enstatius „ 465

„ E. Idem St. Martin " , • „ 469

„ F. Earning der ontvangsten en uitgaven van het eiland Curaçao

over 1854 „ 4 7 3

„ G. Idem Bonaire ,, 477

„ H. Idem Aruba „ 481

„ I. Idem St. Eustatius „ 485

„ K. Idem St. Martin „ 4 8 9

„ L. Generale staat van uitgaven en opbrengsten aan cochenille en aloë der onderscheidene etablissementen vau cultuur op de

eilanden Curaçao, Bonaire en Aruba over het jaar 1854 . . „ 493

„ M. Staat van den invoer te Curaçao, gedurende het jaar 1854 . „ 497

„ N. Idem aan den doorvoer te Curaçao, gedurende het jaar 1854 „ 500

„ O. Idem aantoonende het getal vaartuigen en derzelver tonne- maat, welke gedurende het jaar 1854 in de haven van Curaçao

zijn binnengevallen, opgemaakt uit de staten van in- en doorvoer „ 501

Verslag v a n h e t b e h e e r en d e n s t a a t d e r N e d e r l a n d s che b e z i t t i n g e n t e r k u s t e v a n G u i n e a , over h e t

jaar 1854 Blz. 505

B I J L A G E N .

Lr. A. Staat der ontvangsten en uitgaven van de Nederlandsche bezit- tingen ter kuste van Guinea over 1853, vergeleken met de

raming van dat jaar „ 507

„ B. Earning der ontvangsten en uitgaven voor de Nederlandsche

bezittingen ter kuste van Guinea over 1854 „ 515

(20)
(21)

VERSLAG het beheer van Nederlandsen Indie en van den staat waarin het zich bevindt, over het jaar 1854.

A. Grondgebied.

§ 1. Bestanddeelen.

JAVA.

In de residentie Batavia werden de ommelanden gesplitst in twee afdeelingen:

het Zuider- en Ooster-district en het Wester-district. (Zie hieromtrent nader onder

„Gewestelijk algemeen beheer")

In de residentie Preanger regentschappen werden de districten Tjikaoe, van het regentschap Bandong, en Ganda-soelie, van het regentschap Tjandjoer, tot één district vereenigd, onder Bandong. Hiertoe is overgegaan omdat de tienden en de per- centen van de cultures van elk dier beide districten op zich zelf, geene voldoende tegemoetkoming voor de hoofden dier districten opleverden.

BALI.

Bij de regeling in 1849, na de derde Balische expeditie, was het rijk van Bleling verbeurd verklaard ten behoeve van het Gouvernement en toegewezen aan den Vorst van Bangli. (Zie de Mededeelingen betreffende de overzeesche bezittingen van liet Rijk, ingezonden bij brief van den Minister van Koloniën van ]8 Junij 1850, pag. 35).

Ten gevolge van de ongenegenheid van de hoofden van Bleling om langer te staan onder het gezag van dien Vorst, werd deze bewogen tot wederafstand aan het Gou- vernement van het hem in 1849 geschonken rijk. Eene nieuwe regeling van het inlandsch bestuur was op het eind van 1854 nog niet tot stand gebragt.

WESTER-AFDEELING VAN BORNEO.

Van de adsistent-residentie Sambas werden de Chinesche districten, vroeger res- sorterende onder of verbonden met de kongsie Thaijkong en na den val van Mon- trado door onze troepen bezet, door den gouvernements-commissaris voor de Wes- ter-afdeeling van Borneo, behoudens nadere goedkeuring, onder het gezag van

1854. i

(22)

eenen eigenen adsistent-resident geplaatst, den titel voerende van adsistent-resident van Montrado. Over de regeling van het bestuur wordt onder het hoofd „ Gewes- telijk algemeen beheer" nader gehandeld.

\

CELEBES EN ONDERHOORIGIIEDEN.

In den loop van 1864 zijn overeenkomsten aangegaan of vernieuwd met de Vorsten van Palos, Toewaelia en Donggala, uitmakende het landschap Kajeli, met het rijk van Sidenring en met de Koningin van Baroe.

GOUVERNEMENT DER MOLUKSCHE EILANDEN.

Nadat uit een naauwkeurig onderzoek was gebleken, dat onder het gebied van den Sultan van Teraate behoorden de landschappen Loeman, Saloewan, i-ati-fati en Boalemo, gelegen op het eiland Celebes, aan de zuidzyde van de bogt van Tomini, en welke tot dusver, krachtens de publicatie van 14 Jumj 1824 (Indisch Staats- blad n°. 28«) waren begrepen onder het gebied der residentie Menado, werden zij van deze residentie afgescheiden en onder de residentie Ternate gebragt.

§ 2. Oppervlakte.

Even als in het vorig Verslag wordt onder dit hoofd gehandeld over hetgeen verrio-t is tot vermeerdering van de kennis van land en volk, en in het bijzonder over gedane opnemingen en vervaardigde kaarten. De verrigtmgen van de geogra- phische ingenieurs worden, met die van de Oommissie tot verbetering der Indische zeekaarten en van de officieren van Zijner Majesteits zeemagt, nog meer opzettelijK behandeld onder het hoofd „Zeemagt."

NEDERLANDSCH INDIE IN HET ALGEMEEN.

De uitgifte van den atlas van Nederlandsch Indie, op pag. 1 van het vorig Ver- slag vermeld, werd, na verkregen magtiging van het opperbestuur, geheel afgestaan aan den vervaardiger, den luitenant-ter-zee 1ste klasse P. baron Melmllvan Carnbee, met behoud van de hem van 's lands wege toegekende geldelijke tegemoetkoming, maar met instandhouding tevens van de hem opgelegde verphgtingen. Om de gel- delijke opofferingen, van 's lands wege te doen, eenigzins te vergoeden, zou een twaalftal exemplaren gratis aan het Gouvernement worden geleverd. Bi] het eina van 1854 waren negen kaarten ontvangen.

JAVA.

De opname der residentie Cheribon, als proef van eene verdere opname van ge- heel Java (zie vorig Verslag, pagg. 2 en 3), werd met ijver voortgezet, de beide geographische ingenieurs S. H. en O. de Lange verzekerden door een net van drie hoeken de ligging van de voornaamste punten, en tevens werd, m overleg met het civiel bestuur der residentie en onder directie van den kapitein van Staveren, de opmeting der sawa's dessa'sgewijze verrigt door eenen civielen landmeter met daarvoor opgeleid wordende inlanders, veelal zoons van hoofden.

SUMATRA.

Het eiland Engano werd, op last van het Indisch bestuur, onderzocht door den luitenant-ter-zee der 1ste klasse / . van der Straaten en den controleur der 1ste

(23)

klasse P. Severijn, en hun rapport ter openbaarmaking afgestaan aan de redactie van het te Batavia uitkomend Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde.

(Zie den jaargang I I , aflev. 4, van dat tijdschrift, pagg. 338—369).

De opname der Lampongsche districten (zie het vorig Verslag) werd in 1854 voleindigd en het daarmede belaste personeel is toen overgegaan naar Benkoelen, om ook dit gewest in kaart te brengen.

BANKA.

Ten aanzien der opname van Banka kan, ten gevolge op het vorig Verslag, worden aangeteekend, dat die met ijver werd voortgezet en dat reeds eenige dis- tricts-kaarten waren ingezonden.

MOUW.

De figuratieve kaart van Biouw, welker zamenstelling, blijkens het vorig Verslag, aan den luitenant-kommandant der artillerie aldaar was opgedragen, werd in 1854 voltooid en ingediend.

B. Bevolking.

§ 1. Sterkte der bevolking.

De hierachter volgende staten wijzen de sterkte der bevolking aan zoo als die opgegeven is in de jaarverslagen van de hoofden van gewestelijk bestuur. Gelijk herhaaldelijk is gezegd, kan echter aan die cijfers niet veel vertrouwen worden geschonken, vooral ten aanzien van de buitenbezittingen.

(24)

S T A A T der bevolking van Java en Madura op ultimo 1854, vergeleken met ultimo 1853.

RESIDENTIEN

EN

AEDEELINGEN.

Bantam . . . Batavia . . . Buitenzorg . . Krawang . Preanger reg. . Cheribon. . . Tegal. . Pekalongan.

Samarang . Japara Kembang

:stJava . . 1 ^Madura .

co

Passoeroean Bezoekie.

Banjoewang Banjoemaas Bagelen . Kadoe .

Djokjokarta Soerakarta Madioen.

Patjitan . Kedirie .

e .

TOTAAL

Bevolking in 1854 idem „ 1853

Meer in 1854 .

Minder „ 1854 .

Europea- nen en daar- medegelijk- gestelden.

191 3,763 702 167 246 636.

397 401 3,161 397 578 3,813 434 833 645 108 335 367 208 647 1,178 187 25 184

18,471

18,471 17,417

1,054

»

Chinezen

1,345 38,156 9,118 2,189 346 10,414 3,030 3,346 9,587 7,045 10,514 5,595 7,967 3,846 1,657 189 2,352 1,628 3,395 1,441 2,916 1,459 5 2,822

129,262

129,262 130,940

» 678

Andere vreemde

Ooster- lingen.

669 802 67 91 462 799 1,533 610 2,165 965 1,021 3,580 9,944 1,213 3,363 1,788 86 49 56 175 536 117 139

S)

29,209

29,209 27,554

1,655

»

Inlanders.

500,763 333,048 299,272 140,717 793,931 625,343 286,150 235,379 756,338 389,697 561,702 1,038,939 310,369 388,477 532,388 33,198 411,878 617,188 438,968 331,097 664,778 331,097 96,864 298,929

10,395,510

10,395,510 10,104,484

291,026

SS

Lijfei- genen.

7 7,512 155 10 8 16 36 103 369 26 144 662 22 327 52 8 11 2

) ï

22 26

» 8 12

9,438

9,438 9,650

» 213

Totaal.

503,975 383,381 309,314 143,174 794,993 637,198 291,036 239,739 771,620 398,130 573,959 1,051,588 328,726 393,584 537,105 34,291 414,662 619,234 432,627 323,382 669,424 332,860 97,041 301,947

10,581,890

10,581,890 10,290,045

291,845

SS

Bevolking op ultimo

1853.

495,423 374,131 300,812 138,488 765,538 620,017 286,122 235,102 729,728 375,686 558,276 1,041,747 328,134 381,093 526,706 33,434 409,466 585,954 423,502 313,099 666,696 320,601 94,658 285,632

10,290,045 Meer

in 1854.

7,552 9,150 8,503 4,686 29,455 17,181 4,914 4,637 41,892 22,444 15,683 9,841 593 12,491 10,399 857 5,196 33,280 9,125 10,283 2,728 12,259 2,383 16,315

391,845

(25)

' O

c

0616

CO CO CO OS H * O CO r H in CO CO I—I CO IN

CO C3 CO

CO GQ

« CO

m o

i—i

t—

. «

^

bo C o

>

m

T98'^T0'T

CS

©

^

W i r a

(-H C i ce;

O on C S

r - Oa es r H rH

r H

*H CS>

C 7 OO

r H 1.0

CO r—

or»

co r -

• ^ t » 0 0 HH t / )

O l o *

f».

CO C S

i—i

>ra

CD J O - f C S

p—!

l O CD

T H T H

w O l os OS

>.ra

C i CS CD 0C3

CO o

»ra

i—i i r a

• « *

r-*

OS on on

i r a

CS

m . â a a

« œ » Sn

-S & c 'a s

c r j (D U

• i - - u r H <U „

iw'f-eo'i

"l "^ °- ^

o " ia co" co"

r H C S CO r-H

« » O N H

^ o s O ^ f t i - H t - ^ a s e O i O

CO CO CD CO r H H * CO

co ira oo ^ es -n H^ CD co

C S " * < CS r H

CD as »ra

i r a - H ^ H ^ i o c o c o c o e s O t— i n C O O C D C D C — cs cs co_ i>- os "3^ »ra o O " r-T

l r a i r a c — a s c o ^ O C O c o G S c o t — c o c s c o t -

C S O S C S C O r H C O O C S

ao ira c—

o cs oo es ira cs

CS cs t -

r H H H CO CS ^ C S

o s i r a C S

o t - c o oo^

t - r co"

CO H H i—t o o

CD O

=3

r—I

H H

r H N]

PH*

P H

o

0 0 CO GO CO

i - H

O l O

CO

T ? C 3 ( M OS CO CO O O OS CO

o t > w œ c * co" co" i—T i—T r-4 <>i

i o co os -cn co co

I—I CO CO

l O c a e - C i o o c a c s e o s a ^ a o c o c o ^ c s G s i

CO O » 0 0 CO O C S r H C O G N t m o O C O O O t ^ O

C - ,—I i-H r—I CO O - # CO CO CO CO

' O

a

o

m b D b D O

a a a

eu co cc ra ra

ci C3 C3

FH PM H pq

s^i^tntis

W) g a g

ca co i-i Pn

§ 5 .2 m M PH

igp

(26)

IP

- 6 -

De vermeerderingen en verminderingen, in de vorenstaande staten opgegeven, worden toegeschreven aan de volgende omstandigheden. (Van de niet-genoemde gewesten zijn geene of geene voldoende redenen opgegeven.)

JAVA EN MAÜUEA.

Bantam. Gedurende 1854 heeft eene nieuwe volkstelling plaats gehad. Toene- mende welvaart en juistere opgaven worden als redenen van het thans verkregen hooger cijfer aangemerkt.

Batavia. De vermeerdering der Europesche bevolking met 205 zielen wordt onder andere verklaard doordien in 1854 (buiten het leger 122 Europeanen meer zijn aangekomen dan vertrokken.

De vermindering onder de Chinezen wordt beschouwd hoofdzakelijk het gevolg te zijn van de strenge handhaving der verbodsbepalingen omtrent de aankomst van Chinesche nieuwelingen.

Buitenzorg. Het in het oog vallend verschil tusschen het cijfer 702 van 1854 en 364 van 1853 voor de Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen ligt, volgens opgave, daarin, dat men er in 1854 de inlandsche Christenen onder heeft opgenomen, die in het vorige jaar onder de inlanders waren gebragt. De inland- sche Christengemeente te Depok bedroeg in 1853 273 zielen.

De vermeerdering van het totaal der geheele afdeeling wordt daaraan toegeschre- ven, dat het cijfer der geboorten en aangekomenen verre heeft overtroffen dat der sterfgevallen en vertrokkenen.

Preanger regentschappen. In het vorig Verslag (pag. 6) is aangeteekend, dat in het regentschap Soemadang, na eene naauwkeurige opname, eene mindere sterkte der bevolking van 14,400 zielen was opgemerkt. Na afloop van het onderzoek is bevonden dat andere districten weder sterker bevolkt waren. De geheele minder- heid over dat regentschap bedroeg ten slotte 8602 zielen. In het regentschap Limbangan (Garoet) had eene telling plaats, waardoor gebleken is dat men 16,963 zielen te weinig had opgegeven. De overige vroeger opgemerkte onzekerheden zijn ook thans nog niet toegelicht.

Bageten. De buitengewone vermeerdering, van 585,954 tot op 619,234, wordt voor een gedeelte verklaard door eene onjuiste opgave in 1853 van het cijfer van eene der afdeelingen, Ledok.

Bjokjokarta. De in den staat aangetoonde vermeerdering met 10,283 zielen wordt ook door den resident te groot geacht, omdat er in 1854 omstandigheden hebben bestaan, welke nadeelig op het cijfer der bevolking moesten werken, als: mindere voorraad van levensmiddelen en volksziekten.

Patjitan. De vermeerdering der bevolking, van 94,658 op 98,041, wordt daar- aan toegeschreven, dat zij gedurende 1854 door geene ziekten geteisterd werd en er weinig beweging onder haar plaats vond, ten gevolge eener billijke behandeling door regelmatige verdeeling van den arbeid, zoomede aan eenen goed geslaagden rijstoogst.

Kedirie. De bevolking dezer residentie wordt gezegd jaarlijks toe te nemen ten ge- volge van de overkomst van personen uit de Vorstenlanden (Soerakarta en Djokjokarta).

(27)

BUITENBEZITTINGEN.

Lampongs. De zwervende en onregelmatige levenswijze van een gedeelte der be- volking en de hier dikwijls heerschende epidemische ziekten belemmeren grootere vermeerdering van het bevolkingscijfer. Bovendien ligt het aangaan van huwelijken nog steeds onder den druk van de djoedjoer (bruidschat, door den bruidegom te betalen).

Palembang. Onder het cijfer wordt gezegd begrepen te zijn de bevolking der grensdistricten, geschat op 52,000 zielen, welke in vorige verslagen (zie dat van 1853, pag. 10) niet mede gerekend was.

Banka De belangrijke vermindering der inlandsche bevolking, van 33,839 op 30 563, wordt toegeschreven aan de gedurende 1854 met woede geheerscht heb- bende kinderziekte, waaraan, voor zoover men zulks heeft kunnen nagaan, niet minder dan 2858 personen, zoo groot als klein, zijn overleden.

Blitong. Als reden van de vermeerdering, van 8487 tot op 11,810, wordt op- gegeven eene juistere telling.

Mouw. Onder het opgegeven cijfer is niet begrepen de bevolking van Lingga.

De aanzienlijke vermeerdering der Chinesche bevolking, van 14,198 op 16,034, wordt toegeschreven aan dezelfde oorzaak als in het vorige jaar, namelijk aan den voordeeligen stand van de prijzen van gambier en peper.

Wester-afdeeling van Borneo. Daar bij de afdoening van dit hoofdstuk het ver- slag dezer residentie nog niet ontvangen was, zijn wederom dezelfde cijfers geno- men als in het vorig Verslag.

Celebes en onderhoorigheden. In het vorige jaar werd het getal Chinezen opge- geven te bedragen 8128, terwijl het cijfer van 1854 slechts wordt gesteld op 1899, en dat van 1852 was 1918. De opgave van 1853 is vermoedelijk aan eene schrijffout haren oorsprong verschuldigd.

Jmboina. De vermindering welke het bevolkingscijfer dezer residentie aanwijst is het gevolg van te Amboina en Saparoea gedurende 1854 geheerscht hebbende ziek- ten, waaraan alleen op laatstgenoemde plaats ongeveer 1000 personen overleden.

Het verschil ten aanzien der Europeanen ligt volgens opgave daarin, dat in 1853 verzuimd is onder hen op te nemen personen van gemengden bloede.

Banda. Even als in het vorige jaar is alleen opgegeven de bevolking der Ban- dasche groep, daar van de andere tot die residentie behoorende landen geene op- gaven konden worden verkregen.

Menado. De vermindering van de bevolking der Menahassa, van 99,588 op 92,544, wordt toegeschreven, behalve aan de gewone daar heerschende oorzaken (vermeld in het vorig Verslag, pagg. 11 en 12), aan de ook hier in 1854 geheerscht heb- bende ziekten. Van de bevolking der Rijken niet onder direct beheer zijn ook dit- maal geene opgaven ontvangen; daarom heeft men die van de twee vorige jaren gevolgd, bedragende 137,307 zielen.

Timor. Blijkens het vorig Verslag is dit cijfer, met uitzondering van de bevol- king op de Gouvernementslanden, die ongeveer 6000 zielen bedraagt, alleen op gissingen gegrond.

(28)

Gedurende 1854 zijn door den Gouverneur-Generaal verleend 142 acten van vast en 37 acten van tijdelijk verblijf, als:

aan personen geboortig van:

Vast. Tijdelijk.

Nederland \\%

Java 5 Groot-Brittannie 3 \\

Frankrijk \ 7 Duitschland g g België 3 2

Pruissen 2 Zwitserland \ Hannover 2

Saksen 2 1

Baden \

Nassau \ Hessen . . \

Wurtemberg \ Perzie \ 2

Arabie \ Britsch Indie 2 Vereenigde Staten van Noord-

Amerika \ New-Foundland 1

142 37

Onder deze getallen zijn niet begrepen personen, die voor's lands dienst worden uitgezonden, dewijl deze geene acte van verblijf noodig hebben.

In 1853 werden, blijkens het vorig Verslag (pag. 13) verleend:

110 acten van vast verblijf,

waarvan 93 aan personen geboortig in Nederland, 2 j ; „ „ op Java en

" » « „ elders;

en 42 acten van tijdelijk verblijf, alle aan personen elders dan in Nederland of op

Java geboren. r

Intrekking van verleende acten van verblijf had gedurende 1854 niet plaats.

C. Oppertaeheer.

Nadat bij de wet van 2 September 1854 (Nederlandsen Staatsblad n°. 129) was vastgesteld een nieuw Reglement op let beMd der regering van Nederlandsch Indie, werd bij Koninklijk besluit van 15 October 1854, n'. 56, bepaald, dat dit regie-

(29)

ment in werking zou treden op den lsten Mei 1855. Gedurende het jaar 1854 is^alzoo nog van kracht gebleven het regeringsreglement van 1836 {Indisch Staatsblad n". 48).

§ 1. Gouverneur-Oeneraal.

De Gouverneur-Generaal heeft in 1854 wederom eene reis gedaan over een ge- deelte van Nederlandsen Indie. Ditmaal bezocht hij in de eerste plaats de resi- dentie Bantam, welke in de vorige reizen niet begrepen was, en begaf hij zich voorts, krachtens magtiging des Konings, naar Sumatra's Westkust. Na de noodige schikkingen te hebben genomen omtrent het dagelijksch beheer van zaken, het- welk weder aan den Staatsraad in buitengewone dienst (toen waarnemend) vice- president van den Baad van Nederlandsen Indie J. P. O. Buloffs werd opgedragen, vertrok hij op den 24sten Julij naar het Bantamsche, scheepte zich voorts den 29sten daaraanvolgende te Anjer in naar Padang, en kwam op den 28sten Augustus te Batavia terug. Een overzigt van deze reis wordt gevonden in Javasche Couranten van 5, 23 en 30 Augustus 1854. Den lsten September nam hij het dagelijksch beheer van zaken weder over.

Overigens valt hier alleen nog aan te teekenen, dat de Gouverneur-Generaal ook in 1854 heeft getracht om zooveel mogelijk vereenvoudiging te brengen in de af- doening van zaken. Ten blijke kunnen strekken de beschikkingen, opgenomen in het Staatsblad van Nederlandsch Indie, onder n°. 15, 34 en 99.

§ 2. Baad van Nederlandsen Indie.

Bij Koninklijk besluit van 21 Augustus 1854, n°. 30, is tot vice-president van den Baad van Nederlandsen Indie benoemd de Staatsraad in buitengewone dienst / . P. C. Buloffs, die, blijkens pag. 15 van het vorig Verslag, reeds in 1853 door den Gouverneur-Generaal met de waarneming dier betrekking belast was. Overigens was de Baad in 1854 op dezelfde wijze zamengesteld als bij het eind van 1853.

§ 3. Algemeene secretarie.

De algemeene secretaris mr. A Prins, van wiens zending in commissie naar de Wester-afdeeling van Borneo onder dit hoofd in het vorig Verslag melding is ge- maakt, werd in 1854 op nieuw derwaarts gezonden. (Zie hieronder bij „ Geweste- lijk algemeen beheer") Zijne functien werden toen op nieuw opgedragen aan den eersten adjunct secretaris van het Gouvernement.

Tot handhaving van het eigendomsregt van den Staat op de gouvernements-archiven in de koloniën en bezittingen van het Bijk werd vastgesteld een Koninklijk besluit van 13 Januarij 1854, n°. 64, waarover nader wordt gehandeld onder „Personele verordeningen omtrent alle landsdienaren." Zie ook „Justitie en politie," I I , § 2.

D. Gewestelijk algemeen beheer.

JAVA EN MADTJBA.

Batavia. Het personeel voor de afdeeling Bataviasche ommelanden was tot dusver zamengesteld uit éénen adsistent-resident, aan wien voor zijn bureau waren toege- voegd één commies en eenige klerken, en voorts uit eenen hoofdschout te Tange- rang, eenen schout te Bekassie en twee onderschouten. De geblekene ongenoeg- zaamheid van dit personeel en de daaruit voortvloeijende onregelmatige behandeling van zaken noopten, na verkregen magtiging des Konings, tot de reeds onder het hoofd „ Grondgebied" vermelde splitsing der ommelanden in de afdeelingen : Zuiver- en Ooster-district, bevattende Meester Cornelis en Bekassie, en Wester-district, zijnde Tangerang.

(30)

Het personeel dier afdeelingen werd geregeld als volgt;

voor het Zuider- en Ooster-district : een adsistent-resident op ƒ 6,000 'sjaars benevens eene indemniteit voor huishuur . 1,200 „

te zamen . ƒ 7,200 'sjaars

een commies, tevens griffier bij den landraad 2,400 aan klerkengeld 2 880

vier koelies 384

en voor het Wester-district :

een adsistent-resident, met vrije woning, op / 6 , 0 0 0 ' s iaars

een commies, tevens griffier bij den landraad 2,400 aan klerkengeld g 400

tè zamen . ./23,664'sjaars Bovendien werd aan het opperbestuur magtiging gevraagd (en later verkregen) om voor schrijfbehoeften jaarlijks ƒ 200 voor iedere afdeeling op de begrooting te brengen. Voorts werd bepaald, dat in de twee afdeelingen zullen worden aange- steld zes Chinesche officieren met den titel van luitenant, zonder bezoldiging, doch zonder genot van de wettiglijk aan de Chinesche officieren toegekende voordeelen;

waarvan vier voor het Zuider- en Ooster-district, namelijk twee te Meester Cornelis en twee te Bekassie, en twee voor het Wester-district, beiden te Tangerang. En, onder de nadere goedkeuring des Konings, werd magtiging verleend tot de in- dienst-stelling :

in het Zuider- en Ooster-district:

van een inlandschen schrijver te Meester Cornelis op . . . . / 2 0 ' s maand s

„ „ dito te Bekassie 20 in het Wester-district:

van een panghoeloe op • 30

„ „ deurwaarder op . . . 30 en van een inlandschen schrijver op 20

te zamen . . ƒ 120 's roaands, tegen intrekking van eenen Chineschen tolk, genietende . . . 20 „ zoodat deze laatste beschikking eene vermeerdering van uitgaven ten gevolge had v a n / 1 0 0 'smaands o f / 1 2 0 0 'sjaars.

Krawang. Klagten over misbruiken, die op de in de afdeeling Krawang gelegene particuliere landerijen Tjiassem en Pamanoekan zouden plaats hebben, ofschoon bij onderzoek gebleken grootendeels ongegrond of overdreven te zijn, deden nogtans duidelijk uitkomen, dat in Krawang behoefte bestond aan uitbreiding der midde- len, die tot goede uitoefening der justitie en politie vereischt worden, en voorna-

(31)

meiijk aan hulp voor de daarmede belaste inlandsche hoofden. De Gouverneur- Generaal verzocht mitsdien (en verkreeg later) magtiging tot het verhoogen dei- bezoldiging van den hoofddjaksa (inlandschen officier van justitie) en tot het aan- stellen van eenen djaksa en van eenige inlandsche schrijvers; welk een en ander eene maandelijksche uitgaaf v a n / 1 9 5 zou vorderen.

Cheribon. Ook tegen het bestuur en tegen eenige inlandsche ambtenaren van Cheribon waren klagten ingekomen, welke een onderzoek ten gevolge hadden door den procureur-generaal bij het Hoog geregtshof en den directeur der cultures. Op grond van de daartegen aangevoerde bedenkingen werd geene regterhjke vervolging bevolen, doch de in zaak betrokkene en reeds gesuspendeerde controleur en zout- verkooppakhuismeester werden uit 's lands dienst ontslagen, en eenige medeschul- digen werden uit de residentie verwijderd.

Rembang. Ten aanzien van de vestiging van Chinezen in deze residentie werden bij een besluit van 31 Augustus {Staatsblad n°. 64) eenige bepalingen vastgesteld, uitvoeriger te vermelden in het hoofddeel „Regiswezen en politie," II. § 1.

Soerabaija. Het regentschap Soemanap, op het eiland Madura, is in den loop van 1854 opengevallen door het overlijden van den Sultan Bakoe Nata Ningrat (*) Behoudens geringe wijzigingen werd het bestuur voorloopig op denzelfden voet gelaten en overgedragen op den oudsten zoon van den overledene, met den titel van Panembahan.

Bali. Onder het hoofd „ Grondgebied" is reeds vermeld, dat de Vorst van Bangli het hem vroeger toegewezen gebied van Bleling weder aan het Gouverne- ment afstond, doch dat eene nieuwe regeling van het inlandsch bestuur in 1854 nog niet tot stand kwam.

Bij besluit van 31 December 1854, n°. 8, is door den Gouverneur- Generaal vastgesteld eene Instructie voor de ambtenaren met het burgerlijk gezag be- kleed in de afdeelingen van Benkoelen, bepaaldelijk met betrekking tot het toezigt over de cultures; welke instructie in het Indisch Staatsblad is opgenomen onder n°. 101.

Falembang. De in het vorig Verslag (pag. 17) bedoelde ontwerpen van reorga- nisatie van het binnenlandsch bestuur van deze residentie waren op het eind van 1854 nog in behandeling.

Banka. Voor het inlandsch bestuur op Banka is in dit jaar een reglement ge- arresteerd, hetwelk is opgenomen in het Indisch Staatsblad onder n°. 59.

Blitong. Door den adsistent-resident werd in den loop van 1854, bij de kennis- gave van het overlijden van den depattie (het inlandsch hoofd aldaar,) voorgesteld, geen dergelijk hoofd meer te benoemen. Er werd evenwel geen reden gevonden om ten aanzien van dat gewest af te wijken van het regeringsbeginsel, om, voor zooveel de omstandigheden dit gedoogen, de inlandsche bevolkiDg te laten onder de leiding en het onmiddellijk bestuur van hare eigene hoofden, en in het voorstel is dus niet getreden.

Wester-afdeéling van Borneo. Op het berigt dat Montrado, het brandpunt van den Chineschen opstand, op den 2den Junij 1854 door onze troepen was genomen (zie boven, onder „Grondgebied" § 1, en lager onder „Militair beheer" en het hoofddoel der expeditie alzoo was bereikt, is de algemeene secretaris, gouverne-

(*) Van zijne trouwe ondersteuning van het Gouvernement en zijne verdiensten als taalkundige werd bij die gelegenheid loffelijke melding gemaakt in de Javasche Courant van 15 April 1854 (zie ook de Staats-courant van 29 Junij 1854). De Sultan was kommondeur van de orde van den Nederlandschen Leeuw.

(32)

ments-commissaris voor de Wester-afdeeling van Borneo, weder, even als in 1853, derwaarts gezonden.

Hij had destijds, wegens vertrek naar Java van den resident, het bestuur over het geheele gewest opgedragen aan den adsistent-resident van Sambas, doch met de leiding der politieke aangelegenheden belast den kommandant der expeditionaire troepen. Thans achtte hij het ter bevordering van eene spoedige en geregelde af- doening van zaken en van een klemvol en onbelemmerd bestuur noodzakelijk, het hoogste civiel en militair gezag, althans tijdens den duur der expeditie, in ééne hand te vereenigen, en hij droeg derhalve aan dezen hoofd-officier, bij een besluit van 3 Augustus 1854, tot dat daarin nader zou zijn voorzien, de waarneming der betrekking van resident der Wester-afdeeling van Borneo op.

Eenige weken later, den 3den November, werd door hem, onder nadere goed- keuring van den Gouverneur-Generaal, vastgesteld en te Montrado afgekondigd een Provisioneel reglement voor het binnenlandsck bestuur in de nieuwelings onderworpen CMnesche districten.

Volgens dit reglement zijn die districten, Montrado, Lara, Koelor, Singkawang, Soengei-Eaja, Soengei-Doerie, Loemar en Boedokh, vereenigd tot ééne adsistent- residentie, den naam dragende van het voornaamste district „Montrado". De ad- sistent-resident, ondergeschikt aan den resident der Wester-afdeeling van Borneo, wordt bijgestaan door eenen gecommitteerde van den sultan van Sambas, dooreen eerste hoofd der Chinezen, onder den naam van kapthaij, en door een tweede hoofd, onder den naam van kapitan, welke laatste tevens hoofd is van het district Montrado. De andere districten worden, onder de bevelen van den adsistent-resi- dent, bestuurd door Europesche controleurs of gezaghebbers, of mede door Chi- nesche kapitans. De dorpen staan onder hoofden, genaamd laothaijs, door den adsistent-resident aan te stellen op voordragt van den betrokken controleur, gezag- hebber of kapitan, na raadpleging van den kapthaij. Geen der Chinesche hoofden oefent echter gezag uit over Maleijers of Dajaks.

De commissaris voorzag voorloopig in de waarneming der betrekkingen van ad- sistent-resident van Montrado en van ei vielen gezaghebber te Singkawang, Koelor, Soengei-Kadja en Soengei-Dorie, door de aldaar met het militair gezag belaste of- ficieren van het leger.

De goedkeuring van het Règlement door het hooge Indische Bestuur vond eerst in het volgende jaar plaats.

Gouvernement der Moluksche eilanden. Onder het hoofd „ Grondgebied, § 1, is reeds melding gemaakt van de plaats gehad hebbende toevoeging aan de residentie Ternate van eenige landschappen aan de zuidzijde van de baai van Tomini, vroe- ger tot Menado gerekend.

Timor. Blijkens het Verslag van 1852 (pag. 16) was destijds nuttig ge- oordeeld, dat op het groot en sterk bevolkte eiland Botti, ook nadat de bemoei- jingen van het Nederlandsch zendelinggenootschap met dat eiland hadden opgehou- den, voortdurend een posthouder gevestigd zou blijven. Eene instructie voor dien ambtenaar werdt in 1854 vastgesteld en in het Staatsblad, onder n°. 30, opgenomen.

E. Militair beheer.

I. LANDMAGT.

§ 1. Kommandement.

De luitenant-Generaal jonkheer F. V. Â. Ridder de Sttiers, van wiens benoeming tot kommandant van het Indisch leger in het vorig Verslag melding is gemaakt, op den 21sten Eebruarij 1854 te Batavia aangekomen zijnde, nam op den 23sten daaraanvolgende het kommandement over van den generaal-majoor G. Bakker, die daarmede tijdelijk was belast. Aan den generaal Bakker was, ten gevolge van het

(33)

daartoe door hem gedaan verzoek, op de meest eervolle wijze ontslag verleend uit Zijner Majesteits militaire dienst, onder toekenning van pensioen.

Op een vroeger gedaan voorstel tot regeling der inkomsten voor de generaal- majoors in Indie is in dit jaar door den Koning beschikt, dat die zullen bedragen /15,000 aan tractement e n / 3 6 0 0 tafelgeld, doch met bepaling dat aan hen niet zal worden uitbetaald de toelage, uitgetrokken bij het tarief n°. 45 van het Alge- meen Keglement van de administratie der landmagt in Nederlandsen Indie.

§ 2. Algemeen beheer en bijzonderheden omtrent de onderscheidene takken van militaire dienst.

a. G e n e r a l e s t a f .

Omtrent den staf zijn over het jaar 1854 geene bijzonderheden te vermelden.

b. G e n i e e n s a p e u r s .

Het bevel over dit corps is in 1854 overgegaan op den kolonel W. C. von Schierbrandt, ten gevolge van het, op verzoek, verkenen van eervol ontslag en pensioen aan den kolonel jhr. R. G. B. de Vaynes van BrakeU.

c. A d m i n i s t r a t i e .

Tot hoofd-intendant is benoemd de intendant der 2de klasse J. E. van der Smis- sen, en zulks ter vervulling der blijkens het vorig Verslag vroeger tijdelijk aange- vulde vacature, ontstaan door het aftreden van den hoofd-intendant W. C. Mlet.

d. G e n e e s k u n d i g e d i e n s t .

Op het voorbeeld van de vorige verslagen worden hier de volgende opgaven en vergelijkingen ontleend aan het militair summier-zieken-rapport over Java en Madura.

Het algemeen cijfer der in het jaar 1854 op Java en Madura behandelde lijders bedroeg 28,947, alzoo 774 meer dan in 1853 en 1520 minder dan in 1852, toen die cijfers waren 28,173 en 30,467.

Over de verschillende garnizoenen verdeelt zich dit cijfer volgenderwijze : 1. Batavia . . .

2. Soerabaija . . 3. Willem I. . 4. Samarang . 5. Djokjokarta.

6. Salatiga . . 7. Gombong . 8. Tjilatjap . . 9. Kedong-Kebo 10. Soerakarta . 11. Serang . . 12. Ngawi . . 13. 21 kleine garni nen, die elk n der dan 500 zie opleveren .

',oe lin kei

7050 5498 3178 2977 1138 1080 967 960 . 867 . 840 . 582 . 516

L

. 3294 24.3 18.9 10.9 10.2 3.9 3.7 3.3 3.3 2.9 2.8 2.01 1.7

pet. van liet geheele getal behandelden.

Te zamen, als boven . 28,947

(34)

Het aantal der herstelden bedroeg 26,898. De verhouding der herstelden tot de behandelden was dus als 1 tot 1,075 of 93 per cent, dat is 1 per cent meer dan in 1853, toen de verhouding was 92 per cent.

Het sterftecijfer bedroeg 778. De verhouding der overledenen tot de behandel- den was alzoo 1 tot 37.2 of 2.66 per cent. In 1853 was deze verhouding als 1 tot 35.6 of 2.8 per cent; zij is dus in 1854 0.14 per cent gunstiger geweest.

Met betrekking tot de verschillende rangen en standen was de sterfteverhouding, als volgt:.

Overleden. Behandeld. Sterfte.

Landmagt . . . 460

Zeemagt 46 Particuliere idem 40

Particulieren 144 Vrouwen 44 Kinderen 44

778 28,947 1:37.2

Ethnographisch (voor landmagt afzonderlijk) was de sterfteverhouding:

Overleden. Behandeld. Sterfte.

a. Europeanen 813 12,298 1:39.2 of 2.5 % b. Afrikanen 9 215 1:24 „ 4 . 6 % c. Inlanders 138 8,951 1:64.8 „ 1 . 5 1 %

21,464 1,747 596 1,387 1,982 1,771

1:46.6 1:38 1:14.9 1: 9.63 1:45 1:40.25

460 21,464 1:46.6 of 2.14%

Vergelijkt men de sterfte der aan de kust met die der binnen 's lands gelegene plaatsen :

Overleden. Behandeld. Sterfte.

a. Kustplaatsen 528 18,392 L 34.8 b. Plaatsen binnen 's lands . . 250 10,555 L42.2

778 28,947 1:37.2 dan ziet men de ongunstige verhouding in sterfte van de kustplaatsen tot de binnen 's lands gelegene. Het verschil is echter dit jaar zoo groot niet als in 1853:

het bedroeg toen 1.1 %, dit jaar slechts 0.5 %.

(35)

— 15 —

De verhouding der sterfte tot de gemiddelde sterkte des legers op Java en Madura was als volgt.

Het getal overledenen was 460, de sterkte 10,469; dus de sterfte als 1 tot 22.7 of 4.4 %.

Over de laatste vijfjaren was deze verhouding:

Overleden. Sterkte. Sterfte.

1850 636 12,732 1:20 = 5 % 1851 (cholera). . . 746 13,184 1:17.67 = 5.6 „ 1852 563 11,786 . 1:20.9 ' = 4.7 „ 1853 495 11,784 1:13.8 = 4.2 „ 1854 460 10,469 1:22.7 = 4.4 „

was zij in 1854:

Overleden. Sterkte. Sterfte.

Europeanen . . 313 5,006 1:16 = 6.25 % Afrikanen . . . 9 214 1:23.7 = 4.2 „ Inlanders . . . 138 5,249 1:38 = 2.64 „

460 10,469

Voor de Europeanen alleen was zij in de laatste vijf jaren:

Overleden.

1850. . . . 1851. . . . 1852. . . . 1853. . . . 1854. . . .

360 407 340 307 313

Sterkte.

5640 # 4964 4532 5313 5006

Sterfte.

1 : 10.5 1 : 13.8 1:11.13 1:15.6 1:16

Eene vergelijking van de aan de kust met de binnen 's lands gelegene plaatsen, ten aanzien van de sterfteverhouding tot de sterkte in 1854, valt wederom uitten nadeele van eerstgenoemde plaatsen.

Zonder onderscheid van landaard is die verhouding:

Overleden Plaatsen aan de kust. . Idem binnen 's lands. .

. 300 . 160

Sterkte.

5904 4565

Sterfte.

1:19.68 = 5 % 1 : 28.5 = 3.6 „

f

(36)

Ethnographisch is zij als volgt :

Overled. Sterkte. Sterfte.

Europeanen 198 2583 1:13 Plaatsen aan de kust { Afrikanen . 4 7 1:1.75

Inlanders . 98 3314 1:33.8 Europeanen 115 2423 1:21.08 Idem binnen 's lands ( Afrikanen . 5 207 1 : 41.4

Inlanders . 40 1935 1:48.375 Bij de beoordeeling der grootere sterfte in de aan de kust gelegene plaatsen moet in aanmerking genomen worden, dat van de Europeanen, die bier stierven, velen pas uit Europa aangekomen en dus nog niet geacclimateerd waren.

De volgende recapitulatie der sterfteverhouding van de aan de kust en binnen 's lands gelegene plaatsen over de laatste 5 jaren toont, buiten aanmerking latende het jaar 1851, toen de cholera zoo vele slagtoffers maakte, dat de sterfteverhouding in de kustplaatsen van jaar tot jaar gunstiger wordt.

JAREN.

1850 1851 1852 1853 1854

Gemiddeld over 5 jaren

KUSTPLAATSEN.

Overleden.

439 528 377 346 300

398

Sterkte.

6936 7330 6659 6856 5904

6737

Sterfte.

1 : 15.8 1 : 13.88 1:17.6 1 : 19.8 1 : 19.68

1:17

PLAATSE!«

Overleden.

197 218 186 149 160

182

r BINNEN 'i

Sterkte.

5,769 5,854 5,127 4,928 4,565

52,486

i LANDS.

Sterfte.

1 : 29.4 1:26.85 1 : 27.6 1:33.7 1:28.5

1:28.8

Ten vervolge op vroegere verslagen zij eindelijk nog bijgevoegd het onderstaand overzigt over 5 jaren van de sterfteverhouding, zoo met betrekking tot de natiën, als tot de kust- en binnen 's lands gelegene plaatsen.

(37)

co

n

M

«1

UH O P

U U

Plaatsen binnen 's lands.

Plaatsen aan de kust.

Plaatsen binnen 's lands.

Plaatsen aan de kust.

Plaatsen binnen 's lands.

Plaatsen aan de kust.

•anjing

•W8»S

•napgjjgAO

•8l£ra>S

' WaÏ S

•U9p9{J9A0

• 9 y i g ; g

• 9 ^ I 9 ^ g

•U9p9JI9A0

•9yi9!(g

•9^3[J9?g

•U9p9[J9AQ

•9yi9?g

•9}5[J9^g

•U9p9JJ9A0

•gyra^g

• 9 ^ . T 9Ï S

•U9p9p9AQ

•U9JBJ"

1:35.3 1:48.5 1:32.13 1:49.8 1:48.375

3179 4134 3164 2044 1935

O l O i ^ 0 0 r - i O OS • * ' CO - * - #

1:23.4 1:20 1:28.6 1:25.81 1:33.8

3846 3843 3892 3441 3314

••* CM ZO CO GO

«O O s CO CO OS r H i-H r - i r—f

1:85 1:22.9 1:18.9 1:98 1:41.4

> o CO OS Tjl t™

»O O OO o s o O* CM r - i CM CM

CO OS O CO 1C3 r—1

1:25.7 1:9.04 1:25.3 1:17.125 1:1.75

*Q OS GO D"» t—

GO t ~ ©J CO

^ ^ G* r-i

OS CO OS GO -#(

r-t lO

1:22.7 1:12.3 1:23.8 1:24.6 1:21.08

2362 1524 2465 3590 2423

" ^ •*? o o ica i ß O CM o O r - l

<—' «—' «—1 i—1 i—1

1:10.2 1:10.6 1:12.3 1:16.2 1:13

2602 3008 2848 3278 2583

« 5 CO 0 « CS 0 0

>£> OO CO O OS CM CC! CM CS r-<

1850 1851 1852 1853 1854

1854.

(38)

Eet geheele aantal ia de militaire hospitalen en inflrmerien op Java en Madura behandelde lijders bedroeg in 1854 22,094; dat der verpleegdagen 445,036; gemid- deld bleef dus elke lijder 20.14 dagen onder behandeling.

Ethnographisch was dit gemiddeld:

hoofden. verpleegdagen. verhouding.

Europeanen en Afrikanen . . . 12,117 281,452 1:23.6 Inlanders 9,977 163,584 1:16.4 De aard der in dit jaar behandelde ziekten en gebreken wordt aangetoond in den (bijlage lit. A) bijgevoegden staat.

e. I n f a n t e r i e .

In 1854 werd in Indie ontvangen 's Konings goedkeuring op eene vroeger voor- gestelde gewijzigde uitrusting voor de infanterie, medebrengende de invoering van een buigzamen lederen gordel met patroontasch en slaghoedtaschje, alsmede het kapmes, en een halsriem ter ondersteuning van den gordel. Tot berging van de kleedingstukken van den soldaat zal dienen een kleine ruige ransel van kalfsvel, om welken de regenmantel wordt vastgemaakt.

ƒ. A r t i l l e r i e .

Ten gevolge van de bevordering van den kolonel Â. Meis tot generaal-majoor, is het bevel over het wapen der artillerie overgegaan op den kolonel C. Q. von Dentzsch.

g. C a v a l e r i e .

Het voornaamste wat omtrent dit wapen te vermelden is wordt bij de volgende paragraaph medegedeeld.

h. B i j z o n d e r h e d e n v a n v e r s c h i l l e n d e n a a r d .

Verandering van de uniform. Reeds jaren lang was eene kleeding in gebruik, die weinig paste voor het warme en drukkende klimaat. Hierin is thans eene ver- betering vastgesteld, vooral voor zoover de kleine uniform betreft, welke te velde altijd wordt gedragen. Het hoofdkenmerk van deze uniform is, dat de rokken en buisjes zijn afgeschaft en vervangen door tuniques; dat de epauletten voor officieren in kleine tenue zijn vervallen en vervangen door fourragères; dat de jas of tunique in die tenue eenigzins open zal gedragen worden, en mitsdien minder drukken op de borst, en eindelijk dat een minder hinderlijk model van halsdas daaraan is toegevoegd.

Maatregelen tot wering van het misbruik van sterken drank. Tot wering van de bij de mindere militairen bestaande verderfelijke gewoonte van in taphuizen goed- koope doch slechte dranken te koopen, is bepaald, dat alle dranken, door de betrokken cantine-direotien in entrepôt gekocht voor de niet-verpachte militaire cantines, vrij van regten kunnen worden ingevoerd. In het vorig Verslag (pag. 25) is melding gemaakt van de proef om aan over zee reizende Europesche militairen, in stede van sterken drank, wijn en bier te verstrekken. Nadat deze maatregel een halfjaar gewerkt had, is gebleken dat hij niet aan het doel beantwoordde, en zulks door dien de transporten gewoonlijk met stoomschepen geschieden, ten ge- volge waarvan de manschappen hoogstens acht dagen aan boord doorbrengen; een te korte tijd om menschen, aan het drinken van sterken drank gewoon, daarvan

(39)

af te brengen. Op grond daarvan is deze maatregel op voorstel van het militair departement ingetrokken.

Daarentegen is de in het vorige jaar bevolen (en mede ter aangehaalde plaats vermelde) proef, om aan de inlandsche militairen, bij reizen over zee, in stede van sterken drank, koffij, Spaansche peper en zout te verstrekken, volkomen gelukt, en de verstrekkingen zijn daarvan blijvend op dien voet vastgesteld.

Aanvulling van hel tarief van spillage. Het was gebleken dat het tarief van spillage, gearresteerd bij het Indisch besluit van 14 Mei 1837, n°. 1 8 , voor zoover de magazijnen van oorlog en de overige militaire magazijnen aanging, niet vol- ledig was. Om in deze leemte te voorzien is in dit jaar een vervolgtarief van

'"lage gearresteerd, in het Staatsblad onder n°. 41 opgenomen.

Vertaling van de brevetten der medailles voor 12- en l^jarige dienst. De gewone brevetten behoorende bij die medailles, hadden, doordat zij alleen in het Neder- duitsch waren gesteld, voor den inlandschen militair niet die waarde welke beoogd werd. Om hierin te voorzien is het militair departement gemagtigd om deze brevetten op dezelfde wijze in te rigten als die der bronzen medaille voor moed en trouw, door bijvoeging van eene Maleische of Javaansche vertaling.

Gevolgen van interruptie van dienst. Omtrent dit onderwerp werd, krachtens magtiging des Konings, bij een besluit van den Gouverneur-Generaal {Staatsblad n". 87), bepaald dat alle militairen, die na 1 April 1837 geene langere interruptie van dienst dan van drie maanden in hunnen diensttijd tellen, aanspraak op de toerekening hunner vorige dienst blijven behouden bij de regeling_ van het aan hen toe te leggen pensioen of gagement, of bij de berekening van dienst voor de toe te kennen medailles voor trouwe dienst. Tevens werd vastgesteld, dat deze bepaling zal gerekend worden te zijn in werking getreden met 10 Augustus 1854.

Aanschaffing van remonte-paarden voor de cavallerie en artillerie. Blijkens de ver- slagen van 1852, pag. 24, en 1853, pag. 25, was vroeger tot dat einde, zonder gunstigen uitslag, eene commissie naar Macassar gezonden. In 1854 werd bepaald : a. dat op Celebes voor den aankoop van remonte-paarden voor de artillerie en en cavallerie op Java, gemiddeld zal mogen worden besteed eene som van ƒ 125 zilveren munt per paard; b. dat die aankoop zal geschieden, in overleg met den gouverneur van Celebes en onderhoorigheden, door eene permanente commissie, bestaande uit de kommandanten der detachementen cavallerie en artillerie te Ma- kassar; c. met wijziging van de deswege bestaande voorschriften, dat die commissie dan eerst verantwoordelijk blijft voor de aan den lande berokkende schade, wan- neer het blijkt dat paarden zijn ingekocht met gebreken, die voor haar niet verholen hadden mogen blijven.

Voorts werd magtiging verleend : a. om voor hetzelfde einde ook op Java zoowel overwalsche als inheemsche paarden aan te koopen, tegen de navolgende prijzen, als:

voor overwalsche: te Batavia ƒ 150, te Samarang ƒ 140, te Soerabaija ƒ 130;

voor Javasche f 120 per stuk; b. om met den scheepskapitein Couteron eene overeenkomst aan te gaan voor de levering van hoogstens 150 paarden in 1854, afkomstig van het Sandelhout-eiland, onder bepaling dat een deskundig officier dezen gezagvoerder zal vergezellen.

§ 3. Getoestelijk militair beheer.

In de afdeeling Benkoelen werd ingetrokken de bezetting van Permatan-Balem, vroeger gevestigd tot bescherming van de aldaar gelegen specerij-turnen en tot be- teugeling van den onrustigen geest in de Andelas, Loema, Boea-Badak en Oeloe- Koenkei, welke bezetting wegens veranderde omstandigheden thans met meer noodig werd geacht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voorstanders dezer gemeente hebben reeds in het laatst van 1850 het plan gevormd om eene centrale school tot vorming van onderwijzers voor de plantagien op te rigtên op den voet

Het opgegeven cijfer der bevolking (ruim 483,000 zielen) blijft voorzeker verre beneden de wezenlijke sterkte, welke gerekend wordt ruim 500/m. De on- juistheid der opgave moet aan

Toen te Ternate het berigt ontvangen w a s , dat eenige rooverspraauwen, met 200 uit de residentie geroofde men- schen aan boord, nabij het eiland Lombok waren gezien, vertrok

«ener meer naauwkeurige opname der grenzen , voorloopig beslecht. Bij besluit van den Gouverneur-Generaal, dd. 89) werd, voor zooveel noodig, alsnog bepaald, dat de landstreek,

Uit een onderzoek in de naburige residentien ingesteld bleek, dat genoemde NOERHAKIM vroeger onderwijs had gegeven in de zuivere Mohammedaansche leer, dat hij sedert Augustus 1862

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

1 *.. 8 Bepalingen omirent de invoering van, enz. justitie op Java, en de residenten op Java en Madura, mits- gaders de residenten en andere hoogste gezaghebbers, in de

rechtsonzekerheid. Zelfs acht die gewestelijke bestuurder het onge- wenscht, dat bij de zelfbesturen het vermoeden zou rijzen, dat zij eenige bemoeienis met de Christelijke adat