• No results found

Burgerlijke geneeskundige dienst

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727 (pagina 76-93)

VERSLAG het beheer van Nederlandsen Indie en van den staat waarin het zich bevindt, over het jaar 1854

H. Instellingen van liefdadigheid

I. Burgerlijke geneeskundige dienst

§ 1. Overzigt der behandelden.

Het algemeen cijfer der in dit jaar op Java en Madura bij de burgerlijke *e neeskund.ge tast * * * * * * lijders bedroeg, volgens het verslag van l S chef over de tast, 25,830, ongerekend „de epidemieUjders in de veSchil ende r e s ! denhen , en de zieken van Madioen en Kembang, Van welke beide plaatsen no"

geene rapporten waren ontvangen. ^Mausen nog Die 25,830 bestonden uit:

16,524 mannen, te weten: 1352 Europeanen en 15,172 inlanders;

5,976 vrouwen, „ „ 745 n ^ 5 3 3 1

3,330 kinderen, „ „ 1530 „ n i; 8 0o te zamen . . 3627 Europeanen en 22,203 inlanders.

getÏÜhtlldff

1 dei

'

7lerSteWen bedr0eg 2 2

'

7 4

° '

dat is

-

88

'

n6

P

e r cent van

ie*

d e S ï 8net7« °VerMeT b e d r o e g' 1 8 8 0> d a* * 7.28 per cent van het getal behan-delden, 0.78 per ceni meer dan in het vorig jaar.

De 1880 overledenen bestonden uit:

1406 mannen, te weten: 87 Europeanen en 1319 inlanders;

373 vrouwen „ „ 24 ;> ^ 3 4 g

101 kinderen,,, „ 37 „ 6 4

Te zamen 148 1732

d eVv ° e X 2 LP lrt S i f - ]1 6' b i J Z O n d e r ,WaS h e t Se t a l behandelden en overledenen en cle veihouding dier beide gegevens als volgt:

P L A A T S E N .

Serang

Batavia . . . . Buitenzora-.

Krawang . . . . Tjiandjoer

Bandong Cheribon Indramajoe Tagal Pekalongan

Transporteren

Behandeld. Overleden.

362 4704 289 311 320 253 3751 111 791 524

Verhouding der overledenen tot de behandelden.

6 631 10 3 5 10 416

17 15 11,216 1,113

1.6 13.4 3.4 0.96 1.5 3.9 11.1 2.1 2.8

pet.

P L A A T S E N .

Werklieden aan de Solo-rivier .

Totaal

Uit de verslagen van enkele dier plaatsen, waar de sterfteverhouding, blijkens de bovenstaande tabel, het ongunstigst was, worden hier voorts nog eenige bijzon-derheden overgenomen.

58 —

Van Batavia wordt daarin aangetroffen het volgende overzigt der behandelden:

Behoeftigen . . . . Nieuwe stadsgevangenis.

Chineesch hospitaal. . Diakonie-armhuis . . Stadsverband en

ketting-gangers-hospitaal. .

Totaal

Algemeen totaal

Behandeld.

Europeanen.

865 44 179 138

ï )

1226

470

Inlanders.

355 126 387 )>

2610

3478

4

Overleden.

Europeanen. Inlanders.

21 55 1

77

8 8 73

465

554

631

Sterfte.

Europeanen

1: 41.2

1: 3.2 1:138

»

1: 28.9

Inlanders.

1-1:

1:

1: 7.4 44.3 17

5 3

5.6

6.2

« . S U ,v e r s l« g1 v o egt hierWj de aanmerking, dat de als Europeanen bij het Chi-neesch hospitaal opgenomenen waren Chinezen.

d J ! nC.h e r i b 0 n W a nT dÇ .b e h a n de l d e n «He inlanders; van de 416 overledenen wor-den 411 opgegeven te zijn gestorven aan febris intermittens.

Te Bezoeki waren van de 29 overledenen 19 cholera-lijders.

Te Probolinggo bestonden de opgegevene behandelden uitsluitend uit gevangenen

~ i Z W V O O r k,o m e n ( l e z o° noodlottige diarrhoeën zijn, zegt de plaatselijke' geneesheer, het gevolg van miasmatacbe toestanden en daarom hoogst moeiieliik te genezen. Onder de overledenen waren bovendien vier cholera-lijders m°e I J f U l J J £

Te Tjilatjap waren van de 243 overledenen 153 cholera-lijders.

in w'"61 Kh1 hr\°?Se8^ü t 0 t a I e c iJf e r v a n 1 8 8 0 overledenen waren overigens m het geheel 282 cholera-lijders. Onder dat der behandelden waren er 564.

Op de buitenbezittingen, met uitzondering van Timor, werden behandeld 10 176 lijders waarvan 195 cholera-gevallen. Van die 10,176'overleden e 4 2 ä i is 4.1 pet. Onder de overledenen waren 45 der cholera-lijders.

i

Over de verschillende als volgt:

plaatsen waren de behandelden en overledenen verdeeld

N A M E N Oos-ter - afdeeling Tan Borneo.

(+) Geene op-opgaven ont-vangen.

Het „summier zieken-rapport der civiel-geneeskundige dienst", waaruit deze cijfers zijn overgenomen, is afgedrukt in het Geneeskundig tijdschrift van Nederlandsch Indie, 4de jaargang, bladzz. 781 tot 980.

§ 2. Bijzonderheden van gemengden aard.

De burgerlijke geneeskundige dienst werd gedurende het jaar 1854 op Java uit-geoefend door burgerlijke geneesheeren: te Batavia, Krawang, Tjiandjoer, Bandong, Cheribon, Tagal, Pekalongan, Samarang, Japara, Kembang, Grissee, Soerabaija, Sumanap, Probolinggo en Madioen;

en door officieren van gezondheid: te Bantam, Buitenzorg, Indramaijoe, Oenga-ran, Willem I , Port Erfprins, Bawean, Bangkalang, Pasoeroean, Bezoeki, Ban-joewangi, Banjoemaas, Tjilatjap, Kedong-Kebo, Wonosobo, Gombong, Kadoe, Djok-jokarta, Soerakarta, Klatten, Ngawie, Patjitan, Kediri;

op de buitenbezittingen uitsluitend door officieren van gezondheid.

Te Batavia waren drie, te Samarang en Soerabaija twee stadsgeneesheeren.

Stadsvroedmeesteressen waren aangesteld te Batavia twee, en te Samarang en Soerabaija ééne.

Buiten de hier bedoelde geneeskundigen waren nog particuliere geneesheeren : te Batavia drie, Samarang, Pasoeroean en Soerakarta twee, en te Panaroekan, Che-ribon, Bembang, Bodjonegoro, Soerabaija, Modjokerto, Probolinggo, Panaroekan, Bojolali, Makassar en Blitong, elk een.

School ie Weltevreden tot opleiding van inlandsche genees- en heelkundigen. Volgens het getuigenis van den chef over de geneeskundige dienst leverde deze school, waar-van in het Verslag waar-van 1852 melding is gemaakt, bij voortduring schoone bewijzen op van den goeden aanleg der jongelingen en van de doeltreffende wijze, volgens welke zij in de grondslagen der wetenschap worden opgeleid. In Junij 1853 was te hunnen aanzien bepaald, dat zij, bij een openbaar examen voldoende blijken gegeven hebbende van bekwaamheid, den titel zouden voeren van Doktor-Djaica.

In het begin van dat jaar waren reeds geëxamineerd elf jongelieden. In 1854 legden op nieuw vijf hunner met vrucht het examen af; acht nieuwe leerlingen werden aangenomen ; één overleed en één werd ontslagen ; op ultimo December werd de school nog door een en twintig bezocht.

Naar aanleiding van een voorstel van den gouverneur van Sumatra's Westkust, is in April 1854 magtiging verleend om twee Mandelingsche jongelieden voor 's lands rekening van Padang naar Batavia op te zenden, ten einde in dit gesticht in de geneeskunde en zoo mogelijk in de verloskunde te worden onderwezen. Daar aange-komen muntten zij zoo in zedelijk gedrag als in leerlust en natuurlijken aanleg uit.

Gelijke magtiging werd in November 1854 verleend ten aanzien van twee tot den fatsoenlijken stand van de Manahassa (resident Menado) behoorende jongelieden.

Verloskundig gesticht te Weltevreden. Betreffende dit gesticht blijkt uit het verslag van den chef over de geneeskundige dienst dat, met inbegrip van de in 1853 ge-ëxamineerde vrouwen, reeds twintig inlandsche verloskundigen het practische leven waren ingetreden; dat gedurende 1854 zestien nieuwe leerlingen waren bijgeko-men ; tien het verloskundige exabijgeko-men hadden afgelegd, en dat het getal bij het einde des jaars achttien bedroeg, terwijl er nog ses verwacht werden; dat de tien geëxa-mineerde vrouwen tot uitoefening der verloskunde waren vertrokken, naar Padang, Bezoekie en Tagal elk één, naar Bagelen drie en naar Kadoe en Soerakarta elk twee.

In 1854 werd magtiging verleend om tot bestendiging van deze inrigting eene som van ƒ 10,000 als vasten post op de begrooting te brengen.

Geneeskundige inrigting te Tjiandjoer (Preanger regentschappen). Naar aanleiding van voorstellen van den resident kwam daar eene inrigting tot stand tot verpleging van met syphilis besmette mannen en vrouwen, waarbij, onder toezigt van den civielen geneesheer, een op de school te Weltevreden gevormd inlandsch geneeskun-dige werkzaam werd gesteld.

Bad-etablissement te Palantoegan (residentie Samarang). Blijkens het vermelde onder het hoofd „Landmagt", § d, ging dit etablissement in 1854 als eene particuliere inrigting op den officier van gezondheid dr. O. C. W. Mandt over.

Leprozen-gesticht op Bangka (residentie Menado). Op voorstel van den resident van Menado werd magtiging verleend om dat gesticht met de noodige voorzorg en voorzigtigheid over te brengen naar den vasten wal, op de noordkust der residentie.

De aanleiding tot dit voorstel was gelegen in de vele en dikwerf onoverkomelijke bezwaren aan de gemeenschap met het eiland Bangka verbonden. „ De melaat-schen", zegt de chef in zijn verslag, na de overbrenging te hebben vermeld, „ zijn thans gehuisvest in nette, afzonderlijke, van het noodige huisraad en meubelen voorziene huisjes van bamboe, ieder op zich zelf zoodanig gelegen, dat de bewoner een groententuintje aanleggen en onderhouden kan. De melaatschen gevoelen zich in hunne nieuwe woonplaats, in vergelijkenden zin, gelukkig."

Aanvoer van ijs. Met uitbreiding van de beschikking vermeld in het Verslag van

1852 werd bij een in de Javasche Courant van 5 Julij 1854 opgenomen besluit van den f sten dier maand bepaald, dat voor elke ton ijs, op Java geleverd , uit s lands kas zal worden voldaan eene premie van ƒ 10, en werd verklaard, dat het Gou-vernement genegen was om, in verband met de behoefte, door rentelooze voor-schotten den aanvoer van ijs en de daarstellmg van bergplaatsen te bevorderen. In het laatst van dit jaar werd met de firma E. Ghanlan, Deelman en Cie. eene overeen-komst getroffen, waarbij zij heeft aangenomen gedurende drie jaren te zorgen voor den aanvoer te Batavia van minsten 300 ton, tegen uitkeering van een jaarlijksch renteloos voorschot van ƒ 15,000, met voorbehoud voor het Gouvernement, om ten behoeve der zieken-inrigtingen in de residentie_ Batavia, tegen betaling van ƒ 10 voor de 100 Amsterdamsche ponden, zoo veel ijs over te nemen als jaarlijks door den chef over de geneeskundige dienst zal worden bepaald.

§ 3. Vaccine.

De vaccine," zegt de chef over de geneeskundige dienst, „heeft weder veld ge-wonnen, zelfs zóó, dat op plaatsen waar de bevolking vroeger, hetzij uit bijgeloof of vooroordeelen, of om andere redenen, zich niet aan de inenting wilde onder-werpen gelijk in de binnenlanden van Menado, Borneo, Palembang en m de Lampongsche districten, thans het vertrouwen daarop meer en meer toeneemt,, weshalve het zich laat aanzien, dat het gewenscht vooruitziet op algemeene uitbrei-ding weldra verwezenlijkt worden zal. Ook zijn de moeijehjkhedeii, die gewoonlijk hetDrevaccineren in den weg stonden, van lieverlede verminderd

Waar de behoefte zich deed gevoelen en de fondsen het toelieten, werd het getal vaccinateurs weder vermeerderd. Dit geschiedde met name m de residentien Pa-lembang, Wester-afdeeling van Borneo en Ternate. In de residentien Bagelen, Madioen en Banka werden tijdelijk, toen zich daar de kinderziekte vertoonde, hulp-vaccinateurs aangesteld. In de residentie Madioen ging men er zelfs toe over, de geheele bevolking te revaccineren.

Gedurende 1854 is men ook wederom er m geslaagd om de vaccme-stot op koeijen over te brengen. De oostelijke Preanger-regentschappen, Soemadang en Soekapoera, waar de vaccine-stof ontaard was, werden op die wijze weder van uit-muntende stof voorzien.

Het geheele aantal in 1854 verrigte vaccinatien en revaccinatien bedroeg:

op Java en Madura:

vaccinatien '• • 374,205

waarvan geslaagd 353,225

revaccinatien 129,608 waarvan geslaagd . . . • • 32,206

op de buitenbezittingen:

vaccinatien 61,891 waarvan geslaagd 5 6,3 9 o

revaccinatien 9 , 1 « waarvan geslaagd 6,761

J. Onderwijs.

I . VOOB EUROPEANEN EN DAABMEDE GELIJKGESTELDEN.

§ 1. Inrigtingen voor middelbaar en lager onderwijs.

Dit gedeelte van het onderwijs is uitvoerig behandeld in het Verslag van de Hoofd-commissie van onderwijs, waarvan, ten vervolge op de vroegere, een exem-plaar, onder bijlage lit. C, wordt overgelegd.

Het onderwijzend personeel op de gouvernementsscholen kreeg, blijkens dat ver-slag, in den loop van het jaar eene vrij belangrijke uitbreiding door de aankomst, onder anderen, van twaalf door het Departement van Kolonien uitgezondene Ne-derlandsche kweekelingen. Het geheele personeel voor dit gedeelte van het onder-wijs bedroeg:

Ultimo December 1853, Ultimo December 1854.

Onderwijzers. . 57 64

Ondermeesters . 1 6 30

Kweekelingen . 29 27 Totaal personen. 102 121 Het aantal scholen werd met twee vermeerderd, eene te Banjoemaas en eene te Palembang. Bovendien zouden eerlang nog in werking komen vier scholen: te Ambarawa of Willem I (residentie Samarang), te Madioen, te Bezoeki en te Bang-kalang eiland Madura), en was geprojecteerd de oprigting eener school te Japara.

Bij het eind van het jaar bedroeg het aantal scholen: op Java en Madura 3 0 , met 1060 leerlingen die 'schoolgeld betaalden en 1080 die kosteloos onderwijs ont-vingen; en op de buiten bezittingen: 12 scholen, met 314 betalende en 248 gratis-onderwezen leerlingen; te zamen 42 scholen met 2702 leerlingen.

Vrij talrijk zijn ook de particuliere schoolinrigtingen , te weten: 37 op Java en 5 op de buitenbezittingen. De bij het Verslag der Hoofdcommissie onder lit. E overgelegde staat doet zien, dat in vijftien dier scholen, behalve het gewoon lager onderwijs, ook nog de Fransche, in sommige bovendien de Engelsche en Hoog-duitsche talen, en op twee zelfs de oude talen onderwezen worden.

§ 2. Militaire inrigtingen van onderwijs.

Deze zijn behandeld in het hoofddeel „Militair beheer", Iste afdeeling, § 5.

§ 3. Industrieschulen.

Ambachtsehool te Soerabaija. Omtrent deze particuliere instelling, reeds uitvoerig in het vorig Verslag behandeld, is over het jaar 1854 van de directie een verslag ontvangen, waaruit het volgende is ontleend.

De directie heeft het afsterven te betreuren gehad van twee harer leden, die tot aan hun einde een onverflaauwde belangstelling in de zaak betoonden. Het onder-wijs had daardoor een gevoelig verlies geleden, dat echter door de toetreding van twee nieuwe leden was hersteld. De directie was sedert zamengesteld uit de vol-gende leden, die tevens als onderwijzers werkzaam zijn: A. van Lakerveld, presi-dent, F. Munnich, secretaris, F. Vos, adjunct-secretaris, J. J. Bergenans, C. F.

Htdjsdem, F. TV. Nagel, F. J. Bos, L. van den Bor jr., C. C. van Hal, directeuren, en voorts P. A. Keijser, L. IL Zanthuis, en A. van Deggelen, als bezoldigde on-derwijzers.

Na verschillende ondoelmatige schoollocalen gebruikt te hebben, maakte men nu

van een ruim bovenhuis gebruik. Een meer geschikt locaal bleef echter in vele opzitten hoogst wenschelijk, waarom de directie er op bedacht was zelve een ge-bouw op te rigten, dat geheel aan het doel van het onderwijs zou beantwoorden.

Men mo<rt zich over eene aanmerkelijke vermeerdering van het getal der con-tribuerende leden verheugen. Op ultimo December 1853_was frt cijfer 127 terwijl het onder ultimo December 1854 tot 170 was aangegroeid Door het zenden van circulaires en inteekeningslijsten waren ook een.ge buitenleden aangewonnen Bui-tendien werden eenige boekwerken, instrumenten en teekenvoorbeelden ten geschenke

^ ^ o n t v a n g s t e n hadden bedragen / 2370,97 , terwijl de uitgaven slechts ƒ 1935.97 waren. Hiervan was aan boekwerken, schrijf- en teekenbehoeften besteed eene som

eaMen4was er eindelijk ook in geslaagd, eene model-stoommachine aan te koopen, van zoodani-e constructie, dat zij op eene gewone tafel geplaatst, door alcohol m beweo-ing gebragt en gemakkelijk uit elkaar genomen kon worden

DoDor de vermeerdering der inkomsten was men verder m staat gesteld aan d n der onderwijzers eene geringe maandelijksche toelage toe te kennen waartegen zij van hunnen kant zich hebben verbonden, bij elke les tegenwoordig te zrjn, m stede van slechts bij beurt eenmaal 's weeks, zoo als' de andere onderwijzers

Het « t a l leerlingen, op 1°. Januarij 1854 66 bedragende, was sedert met 41 vermeerderd en met°26 verminderd, zoodat onder ultimo December 81 leerlingen onderwijs ontvingen. Van de 26 afgevoerden moesten 11 wegens verzuim m de o^koms ontslagen worden, terwijl de overigen of naar elders vertrokken o om andere r e d e n e n d school verlieten. Daar de aanvraag tot plaatsing van scholieren toenam heeft de directie het noodzakeli k geacht, geene scholieren onder de 14

aren aan te nemen. Over het algemeen viel over de opkomst met te klagen. Eenige der leerlingen zijn reeds werkzaam bij de gouvernements-bouwdepartementen, bij het stoomwezen of de bureaux, en ook sommigen bij particulieren.

De inrMing van den schooltijd en het onderwijs was onveranderd gebleven; alleen is er biio-evoe^d dat voor de klassen eenmaal 's raaands eene voorlezing wordt o-ehouden over3 het nuttige en vereerende van den ambachtsstand; over de vraag hoe het met de industrie in andere landen gesteld is en welke groote verbeteringen aldaar plaats vinden; over de eene of andere nieuwe uitvindingen.enz. Üindehjk wordt "ok niet vergeten den leerlingen op het hart te frakken, J » ^ r ^ oefenin- der voorbereidende wetenschappen met alleen het verstand wo dt ontwik-keld, maar ook daardoor de ambachtsman in staat gesteld om, met het oog op de mededinging, steeds zijn brood te blijven verdienen.

Ondei" de uitkomsten, welke deze instelling na een anderhalfjang bestaan had opgeleverd, wordt genoemd het examen door de leerlingen m de bouwkunde C. Valkenburg en J. Klein, als opzieners bij den waterstaat afgelegd en vooits de plaatsing der leerlingen in de werktuigkunde W. en J. Oül, als machmist-leerhn-gen op een particulier stoomschip.

Bij het eind van het jaar 1854 was nog in behandeling een adres van eenige ingezetenen van Batavia, onder voorzitting van den predikant J. F. ö. Mmmwut, om erkenning eener door hen aldaar op te rigten vereeniging, onder den naam van

„ Christelijke ambachtsschool".

I I . VOOE CHRISTEN-INLANDERS.

Het schoolwezen voor de Christen-inlanders is mede behandeld in het bovenbe-doeld Versla«- van de Hoofdcommissie van onderwijs, pag. 69 en volgg.

Behalve het-een hier en daar door sommige zendelingen wordt verrigt, wier werkzaamheden" buiten tusschenkomst van het Gouvernement plaats vinden, zijn er twee gedeelten in Nederlandsen Indie waar dit onderwijs eene belangrijke uit-gebreidheid heeft, namelijk Amboina en Menado. _ ,

Digt bij de stad Amboina, te Batoemerah, bestaat een instituut voor inlandsche

onderwijzers, aan welks hoofd staat de heer Roskott, die, door het Nederlandsch zendelinggenootschap uitgezonden, uit 's lands kas alleen eene toelage ontvangt als opziener over de inlandsohe scholen in het ressort van Amboina. Door eenen inlandschen onderwijzer bijgestaan, geeft hij daar onderrigt aan en 29tal jongelinoen -bestemd om eenmaal in de negorijen het onderwijs der jeugd te leiden ende Chris, telijke gemeente des Zondags in de kerk voor te gaan.

In de Negorijen zelve, op Amboina en omliggende eilanden, waren, op ultimo 1854, 68 scholen met 72 onderwijzers en 7581 sehoolpligtige kinderen.

De meeste dezer scholen werden bezocht door den heer Buddingh (over wien zie het hoofdstuk „Eeredienst", 1ste afdeeling b) en zijne rapporten luiden, blijkens hetgeen daarvan ook in het Verslag der Hoofdcommissie wordt medegedeeld, in het algemeen met ongunstig. Het jaar 1854 was anders, vooraf wegens heerschende ziekten, en later ook door het te werk stellen der schoolkinderen bij de inzameling van den nageloogst, voor het onderwijs aldaar niet voordeelig.

In het andere der beide gedeelten van Nederlandsch Indie, waar, onder Euro-pesche leiding, een algemeen volksonderwijs bestaat, te Menahassa, residentie Me-nado, waren op ultimo December 1854, blijkens den door de Hoofdcommissie, onder bijlage lit. H , overgelegden staat, 124 inlandsche Christen-scholen met 10,754 kinderen. Bene zamenstelling van dien staat volgt hieronder.

Voor rekening van

het Gouvernement . . . . het zendelinggenootschap . . de negorijen

Totaal

Getal scholen.

12 88 24

124

Jongens.

1259 4802 1034

7095 '

3 E T A L K I N D E B E N

Meisjes.

549 2592 518

3659

Totaal.

1808 7394 1552

10,754

Gezet opkomen.

954 5055 839

6848

Ook deze scholen werden in 1853 door den heer Buddingh bezocht en zijne be-vinding was zeer bevredigend. Het grootste bezwaar, waarmede ook deze scholen nog te kampen hebben, is gelegen in het slecht en ongeregeld opkomen der kin-deren, hetgeen geweten wordt gedeeltelijk aan de mindere belangstelling van de inlandsche hoofden of van de ouders der kinderen zelven, gedeeltelijk aan de zucht der ouders om hunne kinderen te doen deel nemen aan den huiselijken en veld-arbeid.

In het hoofdstuk „Eeredienst" I b, is melding gemaakt van eene in dit jaar hier te lande getroffene overeenkomst met het zendelinggenootschap voor de dienst te Amboina en _ onderhoorigheden, alsmede van eene verhooging van de bezoldiging van den zendelingleeraar Lineman, te Menado.

I I I . VOOB ONCHRISTENEN, NIET ZIJNDE EUROPEANEN OP DAABMEDE GELIJKGESTELDEN.

Een ter algemeene secretarie te Batavia opgemaakt „ Verslag over het schoolwezen voor den inlander in Nederlandsch Indie over het jaar 1854" is, even als in vorige jaren, afgedrukt achter het boven aangehaalde Verslag der Hoofdcommissie van onderwijs, bijlage lit. C van dit tegenwoordig Verslag.

Daaruit worden de volgende bijzonderheden overgenomen.

JAVA.

De kweekschool voor onderwijzers, te Soerakarta, bestuurd door den hoofdon-derwijzer dr. Palmer van den Broek (en uitvoerig beschreven in het Verslag over 1851, pag. 67 en volgg.) bleef aan hare bestemming beantwoorden. Het aantal kweekelingen bedroeg den 31 Mei 1855 (de dagteekening van het rapport van den heer Palmer van den Broek) 15. Sedert het vorig jaarverslag waren 4 kweekelingen als onderwijzers aangesteld in de residentien Kadoe, Pekalongan, Japara en Bagelen.

De hulpmiddelen voor het onderwijs, waaraan nog steeds behoefte bestaat, wer-den vermeerderd met twee nieuwe Maleische leesboekjes vervaardigd door wer-den heer E. NetscJier, lsten commies ter algemeene secretarie, en door eene verzameling Ja-vaansche fabelen, vervaardigd door den heer C. F. Winter sr.( translateur voorde Javaansche taal te Soerakarta.

Van de tegenwoordige kweekelingen was de hoogste klasse, volgens getuigenis van den hoofdonderwijzer, behalve in goed lezen en schrijven van het Javaansch en het Maleisch, ervaren in de aardrijkskunde van den Oost-Indischen Archipel en van geheel Azië, in de oplossing van allerlei vraagstukken uit den regel van drieën afgeleid, in de 2de magtsworteltrekking en in de landmeetkunde. Met de Javaan-sche spraakkunst, zegt hij, zijn zij niet geheel en al onbekend.

Een zeer gunstigen invloed op de ontwikkeling der kweekelingen scheen te hebben de normaalschool, welke bij de kweekschool is opgerigt en waar de kweekelingen, onder leiding, onderwijs geven.

Deze laatste school telde 24 (externe) leerlingen. „Hunne geregelde opkomst,"

zegt de heer Palmer van den Broek, „zou beter zijn, indien niet bij de Javanen

zegt de heer Palmer van den Broek, „zou beter zijn, indien niet bij de Javanen

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 2727 (pagina 76-93)