• No results found

2. Ieder een andere stelling

2.5 Een actieve houding

Het merendeel van de forten van de Stelling ligt in de provincie Noord-Holland. Als provinciale overheid heeft Noord-Holland meerdere belangen te beheren, welke af te lezen zijn uit de

beleidsstukken. De provincie verkende langzaamaan de verschillende kwaliteiten van de Stelling. De verhouding in de waardering verschilde van tijd tot tijd. Dit is op te maken uit de verschillende beleidsvisies. De provincie reageerde op maatschappelijke veranderingen en hield daarbij rekening met verschillende partijen. Het is interessant om te zien dat in het eerste beleidsstuk nog veel aandacht naar de aparte forten ging. In het eerste hoofdstuk lazen we al dat de belangstelling voor het ensemble pas in de loop van de jaren negentig groeide. In 1994 ontwierp de overheid een eerste plan van aanpak voor de Stelling, Stelling van Amsterdam: strategieproject Cultuur, Historie en

Toerisme. De titel van de uitgave verklapt al dat meerdere departementen van de provincie nu de

kwaliteiten van de Stelling begonnen te erkennen. Deze interdepartementale bemoeienis was in lijn met het landelijke erfgoedbeleid. De ‘monumentale cultuurhistorische’ en de ‘ecologische’ waarden waren wederom belangrijke pijlers van het project. De toeristische mogelijkheden waren nu meer in

0 Ibidem, 11. 0 Ibidem, 9.

zwang geraakt bij de provincie. Een groeiende economie en een toename in vrijetijdsbesteding in de eerste helft van de jaren negentig boden ook kansen voor de Stelling, moeten de beleidsmakers hebben gedacht.0

Hoewel de Stelling in de jaren negentig geen nieuwe betekenissen kreeg toegeschreven, bleef de verhouding tussen waarden veranderen. De Provincie Noord-Holland richtte in 1996 Stichting Stelling van Amsterdam op. De plaatsing op de Werelderfgoedlijst betekende veel voor de provincie als voorvechter van meer bekendheid. De stichting is hierna opgericht om publieke bekendheid te genereren en herbestemming en restauratie te stimuleren.0 Dit betekende niet dat de provincie zich volledig terugtrok na de oprichting van de stichting. In 2003 bracht de provincie Streekplan Noord-

Holland Zuid uit, waarin is aangegeven dat de Stellingzone als ruimtelijke eenheid behouden en

ontwikkeld moet worden tot een ‘aantrekkelijke pleisterplaats voor de stad’.0 Sinds 2005 maakt de Provincie Noord-Holland om de drie jaar een uitvoeringsprogramma voor de linie. Programmabureau Stelling van Amsterdam werd ingesteld, dat zich, naar eigen zeggen, richt op het vergroten van de publieke toegankelijkheid, het behoud van militair-historische elementen en het versterken van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke herkenbaarheid. Stichting Stelling van Amsterdam zou het projectteam van de provincie in eerste instantie blijven versterken op het gebied van

publiekscommunicatie en –educatie. Later werd deze functie uitbesteed aan andere partijen.0 Door decentraliserende krachten werd het mogelijk voor de provincie om actiever op te treden. De oprichting van een programmabureau impliceert een verandering in de houding van deze overheid ten opzichte van het erfgoed. De provincie zou vanaf nu een actief beleid uitvoeren. Een uitvoeringsgerichte houding werd noodzakelijk geacht. ‘De provincie is tenslotte ‘siteholder’ van dit UNESCO-werelderfgoed en daarmee eerstverantwoordelijke voor de Stelling,’ schreef Rinske Kruisinga, gedeputeerde provincie Noord-Holland in haar voorwoord ten geleide van het tweede uitvoeringsprogramma van het programmabureau.0 ‘Behoud ter ontwikkeling’ was nu al enige jaren 0 Vesters, De Stelling van Amsterdam, 235;

Provincie Noord-Holland, Stelling van Amsterdam: strategieproject Cultuur, Historie en Toerisme (Haarlem 1994) 2.

0 Jaarverslag Stelling van Amsterdam 1996, 3.

0 Provincie Noord-Holland, Gebiedsprogramma Stelling van Amsterdam 2005-2008, 15. 0 Ibidem, 18,19;

De Stichting Stelling van Amsterdam, opgericht in 1996, bracht wel jaarverslagen uit. In die documenten zijn dezelfde waarden te lezen als in het strategieproject van 1994. De stichting streefde naar een evenwicht tussen ‘cultuurhistorische-, ecologische en toeristisch-recreatieve waarden die aan de Stelling zijn verbonden.’ Stichting Stelling van Amsterdam, Jaarverslag Stelling van Amsterdam 1996 (Haarlem 1997) 3;

Het beleid uit het Streekplan Noord-Holland Zuid, waarvoor Een langzame buitenring als vooronderzoek gold, was de belangrijkste leidraad bij de oprichting van het eerste gebiedsprogramma. In de eerste helft van de jaren 2000 bracht de provincie nog enkele beleidskaders uit. De losse ‘bouwstenen’, zoals die in het eerste

beleidsplan zijn genoemd, zijn samengevoegd in de uitvoeringsprogramma’s.

Provincie Noord-Holland, Gebiedsprogramma Stelling van Amsterdam 2005-2008, 15. 0 Provincie Noord-Holland, Uitvoeringsprogramma Stelling van Amsterdam 2009-2013 , 1.

het motto van de Provinciale Staten voor de kringstelling. Deze leuze was overgenomen uit de Rijksnota Belvedère. In het uitvoeringsprogramma van Programmabureau Stelling van Amsterdam worden enerzijds de provinciale ambities opgesteld en tegelijkertijd is het een concreet

uitvoeringskader. Vooral met betrekking tot de laatste functie, was het dus een ommezwaai in de houding van de provincie. De beleidsmakers in Haarlem beseften dat actiever optreden noodzakelijk was. De term ontwikkeling staat voor vooruitgang, die alleen door middel van actieve uitvoering behaald kan worden. Dit sluit aan op een modernisering van de Nederlandse monumentenzorg, ‘waarbij behoud meer wordt verbonden met vernieuwing.’0 Dat kwam vooral naar voren in de

Erfgoedbalans 2009, uitgebracht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Wat dat betreft sluit

het bovengenoemde citaat goed aan op de koers die de provincie wil varen. Een actievere houding was nodig om vernieuwing in de Stelling te brengen. Behoud was meer op de toekomst gericht.

Deze actieve houding is te bezien als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen die zich in de jaren 2000 voortdeden. Een reactie die enerzijds vergelijkbaar was als die in de jaren zestig en zeventig toen monumentenorganisaties explosief toenamen. Erfgoed in al zijn gelaagdheid kreeg steeds meer aandacht. Op overheidsniveau als ook in een bredere maatschappelijke zin. Ditmaal werd er echter veel sterker naar een nuttig gebruik van het erfgoed gezocht dan eerst. Economische motieven werden steeds belangrijker.

Een verandering in het waardenpatroon was te herkennen in het eerste

uitvoeringsprogramma van de provincie uit 2005. Op de eerste plaats zette de provincie nog altijd de cultuurhistorische waarde van de Stelling en haar onderdelen. Recreatie en toerisme volgden ditmaal op de lijst. Opvallend is het feit dat de ecologische waarde niet meer op zichzelf stond. De

landschappelijke betekenis was daarentegen sterker dan ooit, en water en natuur waren daaronder komen te vallen. Dit is niet verwonderlijk aangezien de term landschap culturele en juridische betekenis gekregen had.0 Landschappen kregen meer belang als bufferzones tegen de sterke

verstedelijking van Nederland. Landschap werd een containerbegrip. De uitgedragen waarden van de provincie bleven enigszins gelijk tot en met de gebiedsprogramma’s die volgden van 2009-2013 en 2014-2016. De belangrijkste verandering voltrok zich zodoende rond de eeuwwisseling. Het veranderende karakter van de visies is te wijten aan maatschappelijke veranderingen. Anderzijds veronderstelde voormalig journalist Gerard van Westerloo in 2001 iets anders. Er zou tot hoog in de provincie verschillend gedacht worden over de waarden en functies van de civiele Stelling.0 Dit klinkt niet onlogisch, als siteholder diende de provincie met verschillende partijen rekening te houden. Dit

0 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Erfgoedbalans 2009, 63.

0 Provincie Noord-Holland, Gebiedsprogramma Stelling van Amsterdam 2005-2008, 10.

zal ongetwijfeld weerklank hebben gevonden binnenin het provinciehuis. Het beheer van de Stelling beperkt zich daarnaast niet tot monumentenbeheer. Meerdere afdelingen binnen het provinciehuis hebben zeggenschap over de forten.

In de uitvoeringsprogramma’s van de provincie is het beleid van het programmabureau opgedeeld in zogenoemde speerpunten. Deze onderdelen zijn in de afgelopen jaren zo goed als hetzelfde gebleven. De beleidslijn kent ook knelpunten en er dient bij elke stap die gemaakt wordt, rekening gehouden te worden met verschillende spelers. De doelstellingen van het provinciaal beleid werden in 2005 als volgt opgeschreven:

‘1. Behoud van de ruimtelijke samenhang van de verschillende (deels beschermde) onderdelen van de Stelling van Amsterdam.

2. Versterken van de herkenbaarheid en de gebruikswaarden van het monument.’0

De context en het succes van de eerste doelstelling zijn grotendeels aan bod gekomen in het eerste hoofdstuk. De consequenties van de tweede doelstelling van de provincie komen in het volgende hoofdstuk vooral aan de orde. Om deze doelstellingen na te kunnen streven, had de provincie een lijst samengesteld met beoogde resultaten voor de lange termijn (2020). Daarnaast had de provincie driemaal korte termijndoelen gesteld. Dit zijn de bovengenoemde speerpunten. In 2005 waren dit: ‘A Het vergroten van de publieke toegankelijkheid.

B Het behouden, restaureren en toegankelijk maken van het militair-historisch complex. C Het versterken van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke herkenbaarheid. D Het vergroten van de economische betekenis.’0

In 2009 werd het punt ‘communicatie en marketing’ toegevoegd aan deze opsomming. Er werd in 2005 wel gesproken over communicatie, maar het was nog geen speerpunt. Het was destijds minder belangrijk. De Stichting Stelling van Amsterdam was wel actief.0 Marketing viel in het eerste

beleidsplan voornamelijk onder ‘het vergroten van de publieke toegankelijkheid.’ Basale

marketingmiddelen waren in de maak. Zo dienden er een nieuwe huisstijl en een website te worden gemaakt. Er bestonden geen herkenbare informatiebordjes en recreatieve routes waren er

nauwelijks. In 2005 hoopte het programmabureau aansluiting te vinden bij bestaande toeristische netwerken zoals dat van Toerisme Noord-Holland en de regionale VVV’s, om zo een concreet communicatief netwerk aan te grijpen. Daarna zou er gekeken worden of er een uitgebreid

0 Provincie Noord-Holland, Gebiedsprogramma Stelling van Amsterdam 2005-2008, 6. 0 Ibidem, 17.

marketingplan nodig zou zijn.0 Het bleek het geval te zijn en dientengevolge werd marketing toegevoegd als speerpunt aan de uitvoering van het programmabureau, want ‘communicatie en marketing zijn van wezenlijk belang om de naamsbekendheid en het bezoek aan de Stelling van Amsterdam te vergroten.’0 Aldus het projectbureau zelf in 2009.

Het beleid van de provincie is merkbaar beïnvloed door enkele bredere ontwikkelingen. Er is sinds 2001 sprake van een modernisering ofwel professionalisering van het erfgoedbeleid. Deze nieuwe focus is voor een deel te plaatsen in de professionalisering van de Nederlandse overheden. In dit licht moeten we ook de verschuiving van het belang van marketing als speerpunt zien. Het

marketingwezen van de Stelling van Amsterdam is dus piepjong. Waarden plakken niet vanzelf aan een object, deze worden er aan gegeven. Ook aan een fort. Wat dat betreft is een marketingstrategie een handig middel om in te zetten. Toerisme neemt toe en cultuur is in. Dit geldt ook voor Noord- Holland. De provincie hoopt hier op in te spelen. De professionalisering van het marketingorgaan is ook bij de Provincie in het algemeen op het gebied van toerisme in ontwikkeling. Om de juiste partij voor de uitvoering van marketing in te huren, voerde de provincie tenders of aanbestedingen uit. Dit is een model overgenomen van het marktwezen. De provincie is tevens gaan werken met een ander managementmodel. Voor het onderzoek naar bezoekerscentra binnen de Stelling zijn er meerdere SWOT-, oftewel sterktezwakteanalyses gemaakt. 0 De partij die via het tendermodel de uitvoering van de marketing op zich nam, werd gekozen op basis van een vergelijkend prestatiemodel.0 Opvallend is dat in de eerste twee jaar dat de marketing werd uitbesteed, er wel drie verschillende partijen in dienst zijn geweest van de Stelling.0 Zo een prestatiemodel kan daarom misschien ook tot vertraging leiden.