• No results found

Ecologische hoofdstructuur/Natura

In document Raamplan Voorsterbeek (pagina 41-43)

Variant 3. Combinatie Zie kaart

6 Relatie met relevante beleidsvelden

6.1 Ecologische hoofdstructuur/Natura

Voorsterbeek Natura 2000 en wetgeving

Nabij de Voorsterbeek ligt Natura 2000-gebied ‘Landgoederen Brummen’, bestaande uit de landgoederen Leusveld en Voorstonden en de Empese en Tondense Heide: een snoer van overwegend natte, grondwater- gevoede heiden, broek- en hooilanden en bossen op de oostflank van de Veluwe en de overgang naar de IJssel. Het geheel beslaat 709 hectare.

Voor de volgende zeven habitattypen is dit gebied aangewezen: H3130 Zwakgebufferde vennen.

H4010 Vochtige heiden. H6230* Heischrale graslanden. H6410 Blauwgraslanden.

H7150 Pioniersvegetaties met snavelbiezen. H9160 Eiken-haagbeukenbossen.

H91E0* Vochtige alluviale bossen.

De typen die met een asterisk zijn aangegeven zijn prioritaire habitattypen. De gebieden zijn voor een tweetal habitatsoorten aangewezen, namelijk kamsalamander (H1166) en drijvende waterweegbree (H1831).

Deze gebieden kenmerkten zich tot ver in de eerste helft van de twintigste eeuw doordat ze jaarlijks langdurig overstroomd waren met een mengsel van regenwater en lokaal en diep grondwater en plaatselijk ook beek- en rivierwater (transgressie en regressie vanuit de IJssel). Deze langdurige overstromingen werden veroorzaakt door een geremde afvoer vanwege hoge IJsselstanden en de beperkte afvoercapaciteit van de beekmondingen (flessenhals) in de hoge rug. Door normalisatie van de beken en een verbeterde afvoer op de IJssel (gemalen) is de wateroverlast sterk verminderd. Het geheel heeft tot gevolg gehad dat verdrogingsgevoelige natuur achteruit is gegaan.

Voor de fauna is de fijnschalige afwisseling c.q. mozaïek van belang waarin verschillende typen bossen en struwelen zorgen voor overgangen en micromilieus. Ook de vele gradienten van hoog naar laag en van droog naar nat dragen bij aan de grote faunarijkdom. Deze uit zich onder meer in de aanwezigheid van kam-

salamander, ringslang, poelkikker en - bij Voorstonden - knoflookpad. Voor de kamsalamander en de knoflook- pad behoort de Zuidelijke IJsselvallei tot de belangrijkste leefgebieden in ons land. Ter versterking van de populaties van deze soorten zijn de laatste decennia veel poelen aangelegd. De vele aanwezige mozaïek- structuren zijn ook van belang voor soorten als das, spiegeldikkopje (verdwenen sinds de jaren ’90 in de vorige eeuw), tengere pantserjuffer, kleine vuurvlinder, zompsprinkhaan en gouden sprinkhaan (Schaminée en

Janssen, 2009).

Herstel Voorsterbeek en Natura 2000

De voorstellen in dit raamplan moeten worden getoetst op de externe werking die de voorstellen mogelijk kunnen hebben op de habitattypen en habitatsoorten waarvoor Natura 2000-gebied ‘Landgoederen Brummen’ is aangewezen. Hierbij zal onderscheid moeten worden gemaakt in twee fasen, namelijk de uitvoeringsfase en de beheerfase met de uiteindelijke inrichting.

De omschrijving van de (instandhoudings)doelen voor dit Natura 2000-gebied hebben niet alleen betrekking op de te beschermen soorten en habitats in een netwerk van gebieden, maar verwijzen nadrukkelijk naar het in stand houden van kwaliteit, structuur en functies van de gebieden voor de te beschermen soorten en andere typische soorten (art.1 Habitatrichtlijn).

De te beschermen soorten en habitats vormen de kern van de bescherming. Deze bescherming kan echter niet los worden gezien van de gebieden als geheel, omdat ze wat structuur en kwaliteit betreft moeten functioneren voor de te beschermen soorten en habitats. Dat functioneren wordt beoordeeld met behulp van de criteria die van belang zijn voor de soorten en habitattypen, zoals het verspreidingsbeeld in Nederland, de benodigde oppervlakten en de levensvatbare (lokale)populaties.

De Habitatrichtlijn bepaalt verder dat de te nemen (beschermings) '… maatregelen rekening moeten houden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden'. (art. 2 lid 3). Deze bepaling maakt het mogelijk eigenaren en gebruikers van de Natura 2000-gebieden bij het beheer te betrekken en het beheer af te stemmen op andere te beschermen waarden zoals landschappelijke en aardkundige waarden (Apeldoorn et al., 2010).

Herstel Voorsterbeek en Flora- en Faunawet

Voordat werkzaamheden voor herstel van de Voorsterbeek kunnen plaats vinden, dient een ontheffing te worden aangevraagd van de verbodsbepalingen in de Flora- en Faunawet. Hiervoor zal de initiatiefnemer, in deze Waterschap Veluwe, in beeld moeten brengen welke beschermde natuurwaarden er in het betreffende plangebied voorkomen (zogeheten 0-meting ofwel natuurtoets) (Blitterswijk et al., 2006). Aanbevolen wordt om ‘hotspots’ van beschermde soorten in beeld te brengen. In een plan van aanpak kan dan worden opgesteld ‘hoe’, ‘wanneer’ en ‘waarom’ de inrichting van de Voorsterbeek moet worden aangepakt.

In de huidige situatie ligt langs de Voorsterbeek een bewoonde dassenburcht. Tijdens één van de veld- bezoeken door de auteurs is ook een das overdag aangetroffen. In een plan van aanpak waarin wordt beschreven ‘Hoe om te gaan met beschermde natuurwaarden?’ zal moeten worden vermeld hoe de das ongeschonden tijdens de aanlegfase/uitvoeringsfase en de uiteindelijke fase kan worden gehandhaafd binnen

het plangebied. Het moet voor DLG (Dienst Landelijk Gebied) en DR (Dienst Regelingen)1

inzichtelijk worden gemaakt dat de das zich ook in de toekomstige nieuwe situatie kan handhaven.

Ook kent de Flora- en Faunawet het criterium dat werkzaamheden zo moeten worden uitgevoerd dat er sprake is van zorgvuldig handelen. Deze werkzaamheden kunnen worden opgenomen in een ecologisch protocol. Dit ‘ecologisch protocol’ is bedoeld om de werkzaamheden zodanig te plannen en uit te voeren dat schade aan aanwezige planten en dieren zoveel mogelijk wordt voorkomen (Ottburg en Blitterswijk, 2008).

Het ecologisch protocol geeft aanwijzingen voor de planning van de werkzaamheden voor onder andere inrichting stroomprofielen, kappen van bomen, aanleggen van inundatiezones. Het ecologisch protocol omvat verder de planning en de uitvoering van preventieve maatregelen en de wijze en de tijdstippen waarop inspectie van de verschillende ‘deeltracés’ worden uitgevoerd. Ook beschrijft het hoe medewerkers moeten handelen bij het aantreffen van beschermde flora en fauna en besteedt het aandacht aan de mogelijkheid dat nieuwe soorten zich vestigen.

In het beginsel kunnen de werkzaamheden pas worden uitgevoerd nadat de ontheffing op de Flora- en Faunawet (art. 75A.) is verleend. Alle handelingen die aan de flora en fauna worden verricht, bijvoorbeeld het verplaatsen van een populatie beekprikken, dienen te worden gedaan door uitvoerders die beschikken over een persoonlijke ontheffing van de Flora- en Faunawet.

Voor individuen van soorten die minder strenge bescherming genieten zal zorgvuldig moeten worden gehandeld. Dat betekent dat de initiatiefnemer, in deze Waterschap Veluwe, actief optreedt om mogelijke schade aan de soort en/of individu te voorkomen.

In document Raamplan Voorsterbeek (pagina 41-43)