• No results found

Draaiboek voor aanklampende zorg naar zorgmijdende mensen met

psychische problemen die sociaal huren 239

Lijst Tabellen

Tabel 1 Overzicht van de zes pilootprojecten. 33

Tabel 2 Variabelen en waarden van de registratietemplate voor de pilootprojecten

aanklampende zorg. 38

Tabel 3 Samenvattend overzicht van de kwantitatieve resultaten van de audits

aanklampende zorg. 128

Tabel 4 Aantal sociale huurders per pilootproject aanklampende zorg. 129 Tabel 5 Verdeling “leeftijd” per pilootproject aanklampende zorg. 131 Tabel 6 Verdeling “nationaliteit” per pilootproject woonvormen aanklampende zorg. 131 Tabel 7 Verdeling “leefvorm” per pilootproject woonvormen aanklampende zorg. 132 Tabel 8 Verdeling “inkomen” per pilootproject aanklampende zorg. 133 Tabel 9 Verdeling “diploma” per pilootproject aanklampende zorg. 134 Tabel 10 Verdeling “aanmelder” per pilootproject aanklampende zorg. 135 Tabel 11 Verdeling “Zorgverleden” per pilootproject aanklampende zorg. 136 Tabel 12 Verdeling “meervoudige problematiek” per pilootproject aanklampende zorg. 137 Tabel 13 Verdeling “verslaving” per pilootproject aanklampende zorg. 138 Tabel 14 Verdeling “cognitieve beperking” per pilootproject aanklampende zorg. 139 Tabel 15 Verdeling “lichamelijke klachten” per pilootproject aanklampende zorg. 140 Tabel 16 Verdeling “verwaarlozing” per pilootproject aanklampende zorg. 141 Tabel 17 Voornaamste psychische problematiek per pilootproject aanklampende zorg. 142 Tabel 18 Aantal afgeronde begeleidingstrajecten per pilootproject aanklampende zorg. 143 Tabel 19 Duur afgeronde begeleidingstrajecten per pilootproject aanklampende zorg. 144 Tabel 20 Eenzijdige stopzetting per pilootproject aanklampende zorg. 145 Tabel 21 Type toegeleide zorg over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 146 Tabel 22 Aantal cliënten dat per pilootproject aanklampende zorg wordt toegeleid naar

zorg. 147

Tabel 23 Type toegeleide zorg per pilootproject aanklampende zorg. 147 Tabel 24 Betrokkenheid context per pilootproject aanklampende zorg. 148 Tabel 25 Type context die tijdens het begeleidingstraject betrokken wordt per pilootproject

aanklampende zorg. 149

Tabel 26 Aantal uithuiszettingen en gedwongen opnames per pilootproject aanklampende

zorg 149

Tabel 27 Wachttijd per project. 170

Tabel 28 Cijfergegevens m.b.t. het begeleidingstraject. 185

Tabel 29 Inschatting van het aantal personen tussen 18 en 64 jaar met een EPA in

Vlaanderen. 194

Tabel 30 Overzicht van de zes pilootprojecten. 244

Lijst Figuren

Figuur 1 Verdeling “geslacht” per pilootproject aanklampende zorg. 130 Figuur 2 Verdeling “leeftijd” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 130 Figuur 3 Verdeling “leefvorm” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 132 Figuur 4 Verdeling “inkomen” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 133 Figuur 5 Verdeling “diploma” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 134 Figuur 6 Verdeling “aanmelder” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 135 Figuur 7 Zorgverleden over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 136 Figuur 8 Verdeling “meervoudige problematiek” over de pilootprojecten aanklampende

zorg heen. 137

Figuur 9 Verdeling “verslaving” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 138 Figuur 10 Verdeling “cognitieve beperking” over de pilootprojecten aanklampende zorg

heen. 139

Figuur 11 Verdeling “lichamelijke klachten” over de pilootprojecten aanklampende zorg

heen. 140

Figuur 12 Verdeling “verwaarlozing” over de pilootprojecten aanklampende zorg heen. 141 Figuur 13 Voornaamste psychische problematiek over de pilootprojecten aanklampende

zorg heen. 142

Figuur 14 Duur afgeronde begeleidingstrajecten over de pilootprojecten aanklampende zorg

heen. 143

Figuur 15 Gemiddelde duurtijd van de afgeronde begeleidingstrajecten per pilootproject

aanklampende zorg. 145

Figuur 16 Aantal voorzieningen die de pilootprojecten aanklampende zorg inschakelen. 146 Figuur 17 Type context die tijdens het begeleidingstraject betrokken wordt over de

pilootprojecten aanklampende zorg heen. 148

Figuur 18 Zes dimensies van Positieve Gezondheid (Institute for Positive Health). 181

Inleiding

1 Situering

1.1 Hervorming geestelijke gezondheidszorg op federaal niveau

In 2010 verscheen de gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg (GGZ) door de realisatie van zorgcircuits die aan de basis ligt van de hervorming van de GGZ die in overleg tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten gerealiseerd wordt. Volgens deze gids moet de ontwikkeling van de verschillende zorgvormen binnen de GGZ in de toekomst vorm krijgen vanuit een netwerkperspectief en op basis van zorgcircuits. Binnen één regio vormen juridisch onafhankelijke voorzieningen, instellingen, diensten en initiatieven een functioneel samenwerkingsverband dat zorgprogramma’s aanbiedt die zorggebruikers als een samenhangend geheel ervaren. De 13 netwerken geestelijke gezondheid volwassenen die sedert 2010 actief zijn in het Vlaams en Brussels hoofdstedelijk gewest geven samen invulling aan volgende vijf sleutelfuncties:

• Functie 1: activiteiten inzake geestelijke gezondheidspromotie, preventie, vroegdetectie en vroeginterventie

• Functie 2: mobiele behandelingsteams voor acute of chronische problematiek

• Functie 3: rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie

• Functie 4: intensieve gespecialiseerde residentiële GGZ

• Functie 5: specifieke woonvormen waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu hiertoe niet in staat is

In 2016 publiceerde de FOD Volksgezondheid het handboek innovatieve praktijken betreffende de geestelijke gezondheidsnetwerken voor volwassenen dat een verduidelijkend kader biedt voor de reali-satie van functie 5 “specifieke woonvormen en woonondersteuning”. Conform de vele internationale, nationale en regionale verklaringen en wetteksten wordt het recht op wonen als een fundamenteel mensenrecht beschouwd. Zoals ook gesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie heeft een onaange-paste huisvesting een grote impact op de gezondheid en in het bijzonder de geestelijke gezondheid van mensen. Huisvesting is een sociale determinant van gezondheid en levert een belangrijke bijdrage tot participatie en inclusie in de maatschappij. Het is immers nauw verbonden met herstel – een begrip dat centraal staat in de hervorming van de GGZ. Naast het ontwikkelen van gespecialiseerde initiatieven rond wonen is het nodig om te investeren in innovatieve zorgpraktijken die de integratie van mensen met een mentale kwetsbaarheid in de reguliere huisvesting bevorderen.

1.2 Hervorming geestelijke gezondheidszorg op Vlaams niveau

In mei 2017 ging het Actieplan Geestelijke Gezondheid van kracht dat een specifiek hoofdstuk bevat over

“Begeleiding in het kader van woonzorg: Iedereen heeft recht op behoorlijke huisvesting”. Dit hoofdstuk stelt dat het hebben en het behouden van een woning essentieel is voor herstel en inclusie. Een gedifferentieerd woonaanbod in combinatie met begeleiding en verzorging aangepast aan de noden van de bewoners is daarvoor nodig. Het uitgangspunt is steeds een maximale ontwikkeling van persoonlijke

zelfstandigheid vertrekkend vanuit de mogelijkheden en de krachten van de zorggebruiker. In het domein woonzorg zijn verschillende partners actief die een woonaanbod voor personen met een kwetsbaarheid voorzien (de initiatieven van beschut wonen, de psychiatrische verzorgingstehuizen, de verslavingszorg-centra, de sociale verhuurkantoren, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de OCMW, de CAW, de woonfuncties van het VAPH, etc.). Gestreefd wordt naar een constructieve samenwerking tussen deze woonpartners met daarbij bijzondere aandacht voor de transitieleeftijd (16-23 jaar) en voortgebouwd op bestaande goede praktijken zoals de Antwerpse proeftuin “Veerkrachtwonen” en het Antwerpse SSeGA project “Samenwerking Sociale Huisvestingsmaatschappijen en GGZ Antwerpen”.

1.3 Projectoproep “aanklampende zorg naar zorgmijdende mensen met psychische problemen die sociaal huren”

In het najaar van 2017 lanceerde de Vlaamse overheid een projectoproep gericht aan de netwerken GGZ voor volwassenen om “aanklampende zorg naar zorgmijdende mensen met psychische problemen die sociaal huren” uit te testen binnen de verdere realisatie van functie 5 “specifieke woonvormen en woonondersteuning”. Met de projectoproep wil de Vlaamse overheid inzetten op een nauwere samenwerking met de sociale huisvestingsmaatschappijen en de sociale verhuurkantoren om zorgmijdende personen met ernstige psychische problemen vroegtijdig te identificeren en via aanklampende en outreachende zorg toe te leiden naar gepaste zorg (GGZ, woonbegeleiding, gezinshulp, preventieve woonbegeleiding, etc.) om zo uithuiszetting te voorkomen.

Sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren worden binnen hun woningenbestand geregeld geconfronteerd met bewoners die kampen met ernstige psychische problemen die niet in begeleiding zijn in de GGZ. Naast psychische problemen zijn er vaak financiële problemen, gezondheidsproblemen, verslavingsproblemen, sociaal isolement, leefbaarheidsproblemen en overlastproblemen. De doelgroep betreft personen die sociaal huren, maar op het moment van de aanmelding door de sociale woonpartner geen GGZ-behandeling of begeleiding (meer) krijgen.

De bedoeling van de pilootprojecten is dat de GGZ in samenwerking met sociale actoren outreachend naar deze doelgroep werkt. De sociale woonactoren detecteren mensen met vermoedelijke psychische problemen en brengen hen in contact met een multidisciplinair team dat aanklampend en motiverend werkt. Het team bouwt een vertrouwensband op met deze personen wat cruciaal is voor het slagen van de hulpverlening, screent op effectieve geestelijke gezondheidsproblemen en leidt hen indien nodig toe naar woonbegeleiding, gezinshulp en/of de reguliere GGZ. Aangezien deze bewoners vaak niet over een eigen netwerk beschikken is samenwerking met andere zorg- en welzijnsorganisaties (CAW, OCMW, huisarts, ...) nodig om een sociaal netwerk rond hen uit te bouwen.

De oproep richt zich tot de netwerken geestelijke gezondheid volwassenen om kaderend binnen functie 5 een partnerschap aan te gaan met sociale huisvestingsmaatschappijen én sociale verhuurkantoren en op deze manier mensen met psychische problemen te detecteren. Met de pilootprojecten streeft de overheid ernaar om uithuiszetting omwille van psychische problemen te verminderen, gedwongen opname in PZ te voorkomen, het psychisch en fysisch welzijn van zorgmijdende cliënten te verbeteren, overlast te voorkomen en inclusie in de maatschappij te bevorderen.

De oproep bouwt voort op het Antwerpse SSeGA-project dat de afgelopen jaren experimenteerde met een intensieve samenwerking tussen GGZ-actoren en sociale huisvestingsmaatschappijen. Inhoudelijk sluit de oproep nauw aan bij het aanbod PWB van de CAW. De CAW gaan eveneens aanklampend te werk om uithuiszetting binnen de sociale huurmarkt te voorkomen. Ze zetten vooral in op het versterken van de

woonvaardigheden van cliënten, het aanpakken van problemen m.b.t. huurachterstal en het maken van afspraken met de huisbaas. Het spreekt voor zich dat het aanbod van de pilootprojecten complementair dient te zijn aan het aanbod van de CAW.

Daarnaast verwacht de overheid dat de pilootprojecten sterk inzetten op intersectorale samenwerking om expertise m.b.t. deze doelgroep tussen sectoren uit te wisselen. Bij voorkeur leidt de intersectorale samenwerking ook tot deelname van medewerkers vanuit verschillende voorzieningen en settings (nl. PZ, PAAZ, CGG, mobiele teams, verslavingszorg huisarts, OCMW) aan multidisciplinair overleg om op deze manier zorgcontinuïteit voor de zorggebruiker te verzekeren.

De Vlaamse overheid voorziet financiering voor zes pilootprojecten in Vlaanderen waarbij gestreefd wordt naar een goede geografische spreiding. Ook hier verloopt de financiering van de pilootprojecten via een overeenkomst met een IBW, aangeduid door het netwerk geestelijke gezondheid volwassenen. De middelen dienen om minstens één master in de psychologie (minimaal 75%) aan te werven en indien gewenst psychiateruren te vergoeden.

2 Opbouw rapport

Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 beschrijft de onderzoeksdoelstellingen, de onderzoeks-vragen en de gebruikte onderzoeksmethode. De hoofdstukken 2 tot 6 geven een overzicht van de resul-taten van de evaluatiestudie. Hoofdstuk 7 formuleert een antwoord op de onderzoeksvragen en aan-bevelingen voor de praktijk en het beleid. In de twee bijlagen zijn de eerste versie van de checklist voor zelfevaluatie te vinden die in het kader van de evaluatie werd afgenomen (bijlage 1) evenals het draaiboek met de finale versie van de checklist (bijlage 2).

Hoofdstuk 1