• No results found

JEUGDDELINQUENTIERECHT 5.1.2.1 Legaliteitsbeginsel

5.2. De geïnformeerde vrije wil

5.2.2. DRAAIBOEK VOOR HET OPENBAAR MINISTERIE OVER DE TOEPASSING VAN HET JEUGDDELINQUENTIEDECREET

Het College van Procureurs-generaal werkte een draaiboek uit voor alle Vlaamse jeugdparketten met betrekking tot de toepassing van het nieuwe Jeugddelinquentiedecreet. Door een eenvormige toepassing van het nieuwe decreet over heel Vlaanderen te voorzien beoogt het College het risico op een ongelijke toepassing van de nieuwe diversiemaatregelen door de verschillende jeugdparketten zoveel mogelijk te vermijden.315 Om na te gaan in welke mate de geïnformeerde vrije wil voldoende wordt gewaarborgd is het dus essentieel om dit draaiboek mee in overweging te nemen.

De procedures voor beide afhandelingsmethoden zijn vrij gelijklopend. We bespreken ze dan ook tegelijk. Beide procedures starten met het oproepen van de minderjarige verdachte en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken via een oproepingsbrief.316 De omzendbrief bevat een reeks bijlagen met modeldocumenten, waaronder een modeloproepingsbrief voor de minderjarige verdachte en een voor de ouders. Daarin worden in de eerste plaats zowel de minderjarige als zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken op de hoogte gebracht van de feiten waarvan de minderjarige wordt verdacht en wordt de datum medegedeeld waarop de minderjarige samen met zijn ouders wordt verwacht op het parket. In tweede instantie wordt de minderjarige op de hoogte gebracht van zijn recht op bijstand van een advocaat en van het feit dat hem een gratis advocaat wordt toegewezen door het Bureau voor Juridische Bijstand. Ook de ouders of opvoedingsverantwoordelijken worden op de hoogte gebracht van de gratis bijstand die voor de minderjarige wordt voorzien. Verder worden alle betrokkenen in kennis gesteld van hun recht op inzage in het dossier en wordt hen

314 Art. 11, §2, tweede lid Jeugddelinquentiedecreet (voorwaarden); Art. 13, §1, zesde lid, 2° Jeugddelinquentiedecreet

(positief project).

315 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 3.

316 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

concreet medegedeeld waar en wanneer dit mogelijk is. Dit inzagerecht geldt vanaf de oproeping. Ook de advocaat wordt hiervan in kennis gesteld via de brief die aan de stafhouder wordt gericht met het verzoek om een advocaat aan te stellen.317 Tot slot wordt in beide oproepingsbrieven benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is om op de uitnodiging in te gaan en dat in het andere geval de jeugdrechter kan worden gevorderd om dwingende maatregelen te nemen.318

Het draaiboek voorziet dat de minderjarige op het parket een gesprek heeft met de parketmagistraat of de parketcriminoloog.319 Wanneer de aangestelde advocaat of een eigen advocaat van de minderjarige of de ouders zich aanbiedt, mag hij het gesprek bijwonen, maar het gesprek kan in principe doorgaan zonder advocaat. Het gesprek kan eveneens doorgaan zonder de aanwezigheid van de ouders, maar dit wordt niet opportuun geacht gezien het voor het vastleggen van voorwaarden of voor de uitwerking van een positief project belangrijk is dat de ouders betrokken zijn. In uitzonderlijke situaties acht het College van Procureurs-generaal een gesprek in afwezigheid van de ouders wel zinvol, bijvoorbeeld indien een minderjarige geplaats is en nog weinig contact heeft met zijn ouders.320

In de procedure betreffende het voorwaardelijk sepot geeft de parketmagistraat of parketcriminoloog de minderjarige verdachte en zijn ouders toelichting bij de afhandelingsmethode en bespreekt hij met hen de door de parketmagistraat vastgelegde voorwaarden. Het is in principe niet te bedoeling dat er tijdens het gesprek onderhandeld wordt over de vastgelegde voorwaarden. Op basis van de informatie die aangebracht wordt tijdens het gesprek kunnen evenwel uitzonderlijk wijzigingen aangewezen zijn. Wanneer een aanpassing van de voorwaarden aangewezen lijkt en het gesprek gevoerd wordt door de parketcriminoloog, dan neemt deze contact op met de parketmagistraat voor een eventuele wijziging van de vastgelegde voorwaarden. Het is eveneens

317 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 12 en 22; Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019 betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, bijlage 7.

318 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, bijlage 5 en 6.

319 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 12 en 22.

320 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

mogelijk dat de minderjarige verdachte of zijn advocaat een positief project voorstelt in de plaats van voorwaarden. Ook dan wordt contact opgenomen met de magistraat. In dat geval kunnen de aandachtspunten die de magistraat had bij het vastleggen van de voorwaarden meegedeeld worden als aandachtspunten bij de uitwerking van het positief project.321

Met betrekking tot het positief project, is het eveneens de parketmagistraat of de parketcriminoloog die toelichting geeft bij het positief project aan de minderjarige verdachte en zijn ouders.322 In het

draaiboek wordt de opsomming uit het decreet overgenomen van zaken die ten minste moeten worden medegedeeld, met name dat het positief project ten hoogste 30 uur mag bedragen, de minderjarige verdachte een bedenktijd van 15 werkdagen heeft om al dan niet op het aanbod in te gaan, de minderjarige recht heeft op bijstand van een advocaat op het ogenblik dat het uit te voeren positief project wordt vastgelegd en het project dient te worden uitgevoerd binnen de 6 maanden na de vastlegging ervan.323 Verder gaat de parketmagistraat of de parketcriminoloog na of de

minderjarige in aanmerking komt voor de afhandelingsmethode. Wanneer hierover twijfel bestaat, dan dient de parketcriminoloog terug te koppelen naar de parketmagistraat voor een eventuele overschakeling naar een herinnering aan de wet of een voorwaardelijk sepot.324

In beide gevallen wordt de minderjarige er tijdens het gesprek attent op gemaakt dat, wanneer hij niet wenst in te gaan op het aanbod van voorwaarden of een positief project, hij dit binnen de bedenktermijn van 15 dagen dient te laten weten. Er wordt hem medegedeeld op welke manier dit gecommuniceerd dient te worden aan het parket, wat per mail kan gebeuren. Indien de minderjarige akkoord is met het voorstel, dan is geen reactie nodig.325 Het draaiboek bepaalt dat, indien de minderjarige niet wenst in te gaan op het aanbod van verval van de strafvordering na uitvoering van voorwaarden of een positief project, in principe wordt overgegaan tot het vorderen van de

321 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 12.

322 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 22.

323 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 22; Art. 13, §1, zesde lid Jeugddelinquentiedecreet.

324 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

betreffende het Vlaams decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, 22.

325 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

jeugdrechter of een dagvaarding.326 In het verslag dat wordt opgesteld naar aanleiding van het gesprek op het parket wordt de minderjarige hiervan op de hoogte gebracht.327

Naast de aanvaarding van het voorstel van het openbaar ministerie is ook het uitvoeren ervan cruciaal voor het verval van de strafvordering. In geval van het volledig uitvoeren van de voorwaarden of het positief project vervalt de strafvordering. We vermoeden dat de minderjarige hiervan op de hoogte wordt gebracht bij toelichting die hij krijgt over de afhandelingsmogelijkheden door de parketmagistraat of parketcriminoloog. Bij het niet of niet-volledig uitvoeren ervan, bepaalt het draaiboek dat de jeugdrechter kan worden gevorderd of de minderjarige kan worden gedagvaard. Het is echter ook mogelijk om het dossier alsnog te seponeren. Bij die beslissing wordt rekening gehouden met de redenen waarom de voorwaarden of het positief project niet of niet volledig konden worden uitgevoerd.328 Het is evenwel niet geheel duidelijk in welke mate de minderjarige hiervan in kennis wordt gesteld.