• No results found

RECHTSWAARBORGEN

IN

HET

CONSENSUEEL

JEUGDDELINQUENTIERECHT

In het vorige hoofdstuk zagen we de principes van het concensualisme in het strafprocesrecht. We bespraken de voorwaarden voor een geldige rechtsverzaking en de compenserende rechtswaarborgen die daarmee gepaard gaan. We kwalificeerden tot slot de verruimde afhandelingsmogelijkheden van het parket als een vorm van consensualisme. In dit hoofdstuk onderzoeken we de verruimde afhandelingsmogelijkheden vanuit die invalshoek. We gaan na in welke mate de grondvoorwaarden worden vervuld en in welke compenserende rechtswaarborgen er wordt voorzien.

Concreet wordt in de eerste plaats een algemene schets weergegeven van de rechtswaarborgen in het jeugdrecht. Dit biedt perspectief en context waarin de figuren van voorwaarden en het positief project op parketniveau kunnen worden begrepen. Verder gaan we na hoe de geïnformeerde vrije wil van de minderjarige wordt gewaarborgd. We gaan hierbij concreet na hoe in de praktijk te werk wordt gegaan. Vervolgens kijken we hoe het zit met de compenserende rechtswaarborgen van bijstand van een advocaat en rechterlijke toetsing. Om de concrete praktijk te kunnen nagaan, steunen we op het draaiboek voor het openbaar ministerie over de toepassing van het Jeugddelinquentiedecreet225 en op afgenomen interviews met verschillende actoren uit het

werkveld. We eindigen met een beoordeling van de rechtsgeldigheid van de verruimde afhandelingsmogelijkheden als vorm van consensualisme.

Er dient benadrukt te worden dat het consensueel jeugddelinquentierecht in dit onderzoek enkel betrekking heeft op de overeenkomsten die met het openbaar ministerie worden gemaakt, meer bepaald het aanvaarden van voorwaarden of het ingaan op het voorstel van een positief project. Het

225 Omz. Nr. COL 9/2019 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 24 oktober 2019

positief project op het niveau van de jeugdrechter in de voorlopige rechtspleging of op het niveau van de jeugdrechtbank in de fase ten gronde blijven hier dus buiten beschouwing.

Bij het concreet toetsen van de grondvoorwaarden en de compenserende rechtswaarborgen, zal af en toe een vergelijking gemaakt worden met de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken in het algemeen strafrecht, maar niet met de procedure van voorafgaande erkenning van schuld. Dit omwille van het feit dat de verruimde afhandelingsmogelijkheden op parketniveau in het jeugddelinquentierecht meer gelijkenissen vertonen met de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken, althans met deze die afgesloten worden in het kader van een klassiek opsporingsonderzoek. Zo hebben het voorwaardelijk sepot en het positief project, net als de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken, het verval van de strafvordering tot gevolg. Bij de procedure van voorafgaande erkenning van schuld komt het daarentegen tot een veroordeling, weliswaar na een rechterlijke controle van de overeenkomst. Die rechterlijke controle is eveneens niet voorzien bij een voorwaardelijk sepot of een positief project, net zoals bij de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken, afgesloten tijdens het opsporingsonderzoek. De verruimde afhandelingsmogelijkheden op parketniveau in het jeugddelinquentierecht vertonen dus meer overeenkomsten met de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken. Het is daarom het meest geschikt om ze met deze figuren te vergelijken.

5.1. Een schets van de rechtswaarborgen in het jeugdrecht in het algemeen

In tal van internationale instrumenten, zoals het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind226 en de richtlijnen van de Raad van Europa voor kindvriendelijke justitie worden rechtswaarborgen voor minderjarigen gewaarborgd. Het gaat onder meer over de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, het legaliteitsbeginsel, het vermoeden van onschuld, het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter en het recht op juridische bijstand.227 Zoals gezien, staat in het nieuwe Jeugddelinquentiedecreet de verantwoordelijkheid van de minderjarige centraal. In de

226 Hierna: IVRK.

227 Artikel 40 IVRK, Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on child-friendly justice, 17

november 2010, 57; G. DECOCK, “Rechtswaarborgen” in G. DECOCK en J. PUT (eds.), Jeugdsanctierecht gewikt en gewogen, Brussel, Larcier, 2012, (37) 37.

memorie van toelichting erkent de Vlaamse decreetgever evenwel dat het toekennen van eigen verantwoordelijkheid een versterking van de rechtswaarborgen noodzakelijk maakt. Ze verwijst daarbij uitdrukkelijk naar de richtlijnen voor kindvriendelijke justitie van de Raad van Europa.228

In deze afdeling gaan we in het algemeen in op de rechtswaarborgen van de minderjarige in zijn proces met betrekking tot een gepleegd jeugddelict. Om de veranderingen in het nieuwe decreet in perspectief te kunnen plaatsen, gaan we eerst in op de rechtswaarborgen van de minderjarige onder de voormalige regelgeving. Vervolgens kijken we naar de rechtswaarborgen in het nieuwe decreet. Er dient evenwel te worden benadrukt dat deze afdeling tot doel heeft een context te bieden waarin de rechtswaarborgen die worden ingebouwd in de verruimde afhandelingsbevoegdheden van het parket kunnen worden begrepen. Een uitgebreide en gedetailleerde uiteenzetting is daarom niet aan de orde. Er wordt aldus een bondig overzicht gegeven. Omdat de focus van dit onderzoek ligt op de verruimde afhandelingsmogelijkheden van het openbaar ministerie in het nieuwe Jeugddelinquentiedecreet en deze afdeling tot doel heeft om perspectief en context te bieden, blijft de bespreking van de rechtswaarborgen hier beperkt tot de categorie van minderjarigen die ervan worden verdacht bepaalde feiten te hebben gepleegd. De categorie van jongeren waarvoor naar aanleiding van een verontrustende opvoedingssituatie gerechtelijke hulpverlening wordt opgestart blijft hier aldus buiten beschouwing.

5.1.1. RECHTSWAARBORGEN

ONDER

HET

VOORMALIG

JEUGDBESCHERMINGSRECHT