• No results found

3. AFHANDELING DOOR HET OPENBAAR MINISTERIE 1 Algemeen

4.4. Compenserende rechtswaarborgen als vangnet bij rechtsverzaking

4.4.2. BIJSTAND VAN DE ADVOCAAT

4.4.2.1. Bijstand van de advocaat in de procedure van voorafgaande erkenning van schuld

Bij het uittekenen van de procedure van voorafgaande erkenning van schuld hechtte de wetgever veel belang aan de nauwe betrokkenheid van de advocaat van de verdachte. Zo omschreef hij de bijstand van de advocaat bij het erkennen van schuld van primordiaal belang. De bijstand van de advocaat moet garanderen dat de verdachte een geïnformeerde beslissing kan nemen en vermijden dat er sprake zou zijn van druk ten aanzien van de verdachte om het voorstel van het parket te aanvaarden.207

In de procedure van voorafgaande erkenning van schuld krijgt de advocaat belangrijke taken toegekend. Hij staat namelijk in voor het informeren van de verdachte of de beklaagde opdat deze laatste een geïnformeerde beslissing kan nemen over het al dan niet ingaan op het voorstel van het openbaar ministerie. Om zijn informatieverplichting te vervullen neemt de advocaat kennis van het dossier en van de aan de verdachte of beklaagde ten laste gelegde feiten en licht hij zijn cliënt in over zijn rechten, de gevolgen van het erkennen van zijn schuld in de voorliggende procedure en het verdere verloop ervan.208 Naast de verantwoordelijkheid van de advocaat om zijn cliënt afdoende te informeren, dient hij ook verplicht aanwezig te zijn bij de verklaring waarin de verdachte of beklaagde de schuld aan de hem tenlastegelegde feiten erkent. Hij ondertekent tot slot ook mee de overeenkomst waarin die verklaring en de door de betrokkene aanvaarde straf, die door de procureur

206 Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende wijzigingen van diverse bepalingen van het strafrecht, de

strafvordering en het gerechtelijk recht, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2753/001, 12; Art. 216bis, §2 en 216ter, §6 Sv.

207 Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 54-1418/001, 92.

des Konings werd voorgesteld, worden opgenomen en waarin de feiten en hun kwalificatie precies worden omschreven.209

De bijstand van de advocaat in de procedure van voorafgaande erkenning van schuld is erop gericht om tegemoet te komen aan de kwetsbaarheden in hoofde van de verdachte, die de geldigheid van zijn toestemming onder druk kunnen zetten. Zo is er in de eerste plaats de kenniskwetsbaarheid. Vele verdachten zijn immers kwetsbaar omwille van hun gebrek aan juridische kennis, zowel wat betreft het algemeen strafprocesrecht als de inhoud, het verloop en de gevolgen van de procedure van voorafgaande erkenning van schuld in het bijzonder. Dit gebrek aan kennis verhindert een geïnformeerde en bijgevolg vrijwillige toestemming met de alternatieve afhandeling, wat een ongeldige rechtsverzaking tot gevolg heeft. Wat dit betreft is de bijstand van de advocaat en diens informerende taak een pertinente compenserende waarborg. Ten tweede is er de wilskwetsbaarheid. Dit is de afhankelijkheid en de ongelijkheid in de verhouding met het parket, die de verdachte kan ervaren. Die constellatie kan de vrijwilligheid van de betrokkene om in te gaan op een voorstel van het parket onder druk zetten. Deze kwetsbaarheid wordt gecompenseerd door de ervaring en dossierkennis van de advocaat en de vertrouwensrelatie die wordt opgebouwd met de verdachte. De verdachte zal gerustgesteld worden en bepaalde impliciete angsten en onzekerheden kunnen weggenomen worden. Op die manier verdwijnt de ongelijkheid en kan een vrije wil ontstaan.210 Daarnaast is de advocaat het best geplaatst om erop toe te zien dat het openbaar ministerie de verdachte of de beklaagde niet onder druk zet om schuld te bekennen en dat de voorgestelde straf proportioneel is.211

De wet laat onduidelijkheid bestaan over het verplicht karakter van de bijstand van de advocaat en de vraag of de verdachte al dan niet afstand kan doen van zijn recht op bijstand. Toch lijkt het niet de bedoeling van de wetgever te zijn geweest om afstand van deze waarborg toe te laten.212 Anders

209 Art. 216, §3, eerste en vijfde lid Sv.

210 A. BAILLEUX, Afstand van recht in de strafprocedure, Antwerpen, Intersentia, 2019, 568-569.

211 A. VERSCHAEVE, A., “Een voorafgaande erkenning van schuld (“guilty plea”) of een minnelijke schikking? De

gelijkenissen en verschillen in een notendop”, Actua Leges 2017.

212 Verslag in eerste lezing namens de commissie voor de justitie uitgebracht door de dames Ö. Özen en K. Van

Vaerenbergh, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 54-1418/005, 120 en 123; R. VERSTRAETEN, A. BAILLEUX, J. HUYSMANS en S. DE HERT, “Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in strafzaken en een vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen” Themis 2015-2016, (123) 151.

redeneren zou impliceren dat de verdachte een tekort aan informatie kan ervaren, terwijl die informatie nu net essentieel is om een geldige rechtsverzaking te realiseren. Naast het feit dat het niet duidelijk is of de verdachte al dan niet recht op inzage heeft in het dossier, is het een illusie om te verwachten dat elke verdachte kennis heeft van de procedure van voorafgaande erkenning van schuld. In het bijzonder kan hij niet altijd de gevolgen van een bekentenis inschatten. De kans is dus reëel dat de verdachte die alleen handelt, moeite zal ondervinden met het correct afwegen van zijn belangen.213

4.4.2.2. Bijstand van de advocaat bij de minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken

Bij het uitwerken van de procedure van minnelijke schikking had de wetgever oog voor de rol van de advocaat in geval van een ingestelde strafvordering. Zo bepaalt artikel 216bis, §2, derde en vierde lid Sv. dat de procureur des Konings de verdachte en zijn advocaat in kennis stelt van hun recht tot inzage in het strafdossier en zij samen opgeroepen worden voor een bijeenkomst waar de procureur zijn voornemen zal toelichten.214 Op die manier wordt gewaarborgd dat de verdachte een

geïnformeerde vrije wil kan ontwikkelen en vrij van enige druk een beslissing kan nemen om al dan niet in te gaan op het voorstel tot minnelijke schikking.215 Opvallend is dat geen gelijkaardige regeling is opgenomen met betrekking tot de procedure waarin de strafvordering nog niet werd ingesteld. De advocaat mag evenwel ook aanwezig zijn wanneer de gesprekken met betrekking tot minnelijke schikking plaatsvinden in het kader van een opsporingsonderzoek.216

Bij de procedure van de bemiddeling in strafzaken zijn dezelfde principes van toepassing, maar zijn ze anders gestructureerd in de wet. Zowel tijdens het opsporingsonderzoek als wanneer de strafvordering reeds werd ingesteld, worden de verdachte en zijn advocaat in kennis gesteld van hun inzagerecht in het strafdossier.217 In art. 216ter, §7 Sv. wordt vervolgens bepaald dat de verdachte zich bij zijn verschijning voor de procureur des Konings, voor de toepassing van dit artikel, kan

213 A. BAILLEUX, Afstand van recht in de strafprocedure, Antwerpen, Intersentia, 2019, 571-572. 214 Art. 216bis, §2, derde en vierde lid Sv.

215 VERSTRAETEN, R. en BAILLEUX, A., “De verruimde minnelijke schikking: een wenselijke maar delicaat

product”, NC 2012, (422) 455.

216 VERSTRAETEN, R. en BAILLEUX, A., “De verruimde minnelijke schikking: een wenselijke maar delicaat

product”, NC 2012, (422) 455.

laten bijstaan door een advocaat.218 Deze bepaling heeft dus betrekking op het volledige artikel 216ter Sv., met andere woorden op zowel de bemiddeling in strafzaken in het kader van het opsporingsonderzoek als wanneer de strafvordering reeds werd ingesteld.

De bijstand of aanwezigheid van de advocaat in de procedure van minnelijke schikking en bemiddeling in strafzaken wordt door de wet niet verplicht gesteld. Onder de voormalige regeling, waarbij er een louter formele rechterlijke controle was op de minnelijke schikking die werd afgesloten op het moment dat de strafvordering reeds was ingesteld, werd de vraag gesteld of het gebrek aan rechterlijke bescherming niet moest gecompenseerd worden door de tussenkomst van de advocaat bij de onderhandelingen verplicht te maken, tenzij de verdachte hiervan afstand doet.219 De volwaardige toetsingsbevoegdheid die nadien aan de rechter werd toegekend, deed die behoefte deels afnemen.220 Er is evenwel nog steeds geen rechterlijke controlebevoegdheid op de minnelijke schikking die wordt afgesloten in het kader van een klassiek opsporingsonderzoek. Het risico bestaat hier dat de instemming met de door het Openbaar Ministerie voorgestelde minnelijke schikking niet geheel vrijwillig of weloverwogen is.221 Voor die categorie is de bovenstaande vraag dus nog steeds actueel.

4.4.2.3. De advocaat als onderhandelaar in het consensueel strafprocesrecht

Kenmerkend bij een consensuele justitie is dat er sprake is van een overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij beide partijen, eventueel na onderhandelingen, tot een consensus komen over de manier waarop het onderzoek naar het misdrijf of het misdrijf zelf dient te worden afgehandeld.222 Hoewel de bijstand van de advocaat niet altijd een verplicht karakter heeft, wordt de situatie waarin de verdachte of beklaagde zonder (voorafgaande) bijstand van een

218 Art. 216ter, §7 Sv.

219 VERSTRAETEN, R. en BAILLEUX, A., “De verruimde minnelijke schikking: een wenselijke maar delicaat

product”, NC 2012, (422) 456.

220 A. BAILLEUX, Afstand van recht in de strafprocedure, Antwerpen, Intersentia, 2019, 490.

221 A. VERSCHAEVE, A., “Een voorafgaande erkenning van schuld (“guilty plea”) of een minnelijke schikking? De

gelijkenissen en verschillen in een notendop”, Actua Leges 2017.

222 N. DE NIL, “Onderhandelde of consensuele justitie” in P. TRAEST, A. VERHAEGE en G. VERMEULEN (eds.),

Strafrecht en strafprocesrecht: doel of middel in een veranderende samenleving? XLIIIste postuniversitaire cyclus Willy Delva, Antwerpen, Kluwer, 2017, 461.

advocaat onderhandelt met de procureur des Konings niet wenselijk geacht.223 Zoals hierboven reeds aangehaald is er namelijk enerzijds het argument dat de verdachte onvoldoende kennis heeft van zijn rechten, de procedure en de gevolgen ervan en zodus niet in staat is zijn belangen correct af te wegen. Anderzijds bestaat de bezorgdheid dat de verdachte druk zou ervaren vanwege het Openbaar Ministerie en daarom mogelijk niet op een vrije en weloverwogen wijze kan instemmen met het voorstel.

De sterke opmars van het consensualisme in het strafprocesrecht heeft dus een belangrijke impact op de rol van de advocaat. Waar zijn taak traditioneel bestond in het verdedigen van zijn cliënt, zal hij zich nu moeten specialiseren in de discipline van het onderhandelen en de daarbij horende onderhandelingstechnieken. Bijgevolg lijkt het correct dat wanneer een cliënt zijn advocaat raadpleegt om hem bij te staan bij onderhandelingen over de strafvordering, dat die laatste hem waarschuwt wanneer hij daar niet voldoende mee vertrouwd is.224

4.5. De verruimde afhandelingsmogelijkheden van het parket inzake