• No results found

Jeroen van Bergenhenegouwen en Jan van Beuningen 1

6. Inrichting wet en wetgevingsproces STROOM

6.2 Doelen en inrichting wetgevingsproces

Ook de inrichting van het wetgevingsproces zal instrumenteel moeten zijn aan de ontwikkeling naar een sector die zich verantwoordelijk voelt en noodzakelijke vermogens ontwikkelt. 1. Eerste doel van een wetgevingsproces is dan om te komen tot solide en goed onderbouwde

wetgeving. Dit vraagt ruime inbreng van professionals uit de semipublieke sector; zij beschikken over de vakmatige kennis en hebben inzicht in knelpunten en toekomstige ontwikkelingen in de sector.

2. Tweede doel is dat een wet die als leidend principe door alle stakeholders gedragen wordt; a fair deal. Daarvoor is het belangrijk het proces zó in te richten dat alle issues aan de orde komen én dat gedurende het proces het onderlinge begrip en vertrouwen - niet alleen tus-sen de overheid en de anderen, maar tustus-sen alle stakeholders – groeien en daardoor ook het commitment van alle stakeholders aan de uitkomst; vergelijk ook het Energieakkoord. Voor elk van de partijen zal dan gelden dat hij inlevert op enkele punten die hij liever anders had gezien, omwille van de collectieve uitkomst: een wet die inderdaad duidelijker en eenvoudiger is, met minder regeldruk voor instellingen en minder lasten voor de over-heid. Het vergroten van het onderling vertrouwen van de stakeholders en hun commit-ment aan een gedeelde uitkomst is echter niet alleen van belang voor de kwaliteit van en het draagvlak voor dit wetsvoorstel, maar ook voor het vervolg.

3. Het derde doel, het versterken van de drieslag tussen willen (commitment), kunnen (capa-citeit) én mogen (bevoegdheid). Op korte termijn kan dat bijvoorbeeld betekenen dat mogelijkheden worden verruimd voor partijen om te kiezen op welke manier de in de wet-ten vastgelegde publieke doelen worden bereikt. Op langere termijn zal dat betekenen dat de rol van de overheid (politiek en bestuurlijk) verandert en vermindert, ten gunste van meer vrijheid en verantwoordelijkheid van de sector.

Bij de inrichting van het proces moet aandacht worden besteed aan:

(1) de rol van de overheid in het proces en de manier waarop met de uitkomsten van dit proces wordt omgegaan

(2) de reikwijdte

(3) de middelen die ten dienste staan aan de uitkomsten van het proces.

De rol van de overheid is primair gericht op het ordentelijk verloop van het proces, het leve-ren van kennis en middelen binnen door de overheid gestelde kaders. De rol van de overheid in termen van sturing op de uitkomsten van het proces is beperkt. Het ongestructureerde karakter van het probleem, de wickedness, staat immers in de weg van een vooraf helder vast te stellen probleemdefinitie en oplossingsrichting. De overheid kan vanuit haar kaderstel-lende rol wel richting geven aan het te bereiken doel, maar laat de manier waarop dat doel wordt bereikt ‘ontstaan’. Zij legt als het ware een denkbeeldig tafellaken in handen van de stakeholders, laat hen daaraan trekken en wederzijds ervaren welke tegenkrachten in het spel zijn. Hoe het tafellaken uiteindelijk op tafel komt te liggen is – binnen de kaders – van onder-geschikt belang.

Ten aanzien van de reikwijdte is het wenselijk om alle punten die de wetgeving raken onder-werp van gesprek te maken: multi-issue besluitvorming. Dit compliceert het ogenschijnlijk, maar besluitvorming in een netwerk is complexer als deze zich beperkt tot één onderwerp. Indien de actoren een verschillend standpunt innemen ten aanzien van dat ene onderwerp, is de kans groot dat een patstelling ontstaat. Door deze multi-issue benadering ontstaat een proces van geven en nemen en samenwerking en omdat veel partijen aan tafel zitten, leren zij ook de argumenten van de andere partijen en de weging daarvan kennen. Gaandeweg zul-len issues aan elkaar worden verbonden, op elkaar worden afgestemd, zodat het geheel meer kan zijn dan de som der delen.11

Ten aanzien van de middelen is daarom gezocht naar vormen waarbij de interactie worden bevorderd en een groter aantal stakeholders aan discussies kan deelnemen dan bij meer tra-ditionele besluitvorming. Bij de start van het project is via LinkedIn een discussiegroep (‘wet-gevingsagenda STROOM’) opgezet waaraan op dit moment ruim 1150 personen deelnemen. LinkedIn is daarvoor een uitstekend medium. Het opzetten van een LinkedIn groep is een-voudig en LinkedIn heeft een groot bereik in Nederland. De meeste professionals beschikken al over een LinkedIn-profiel waardoor ze snel en gemakkelijk aan de virtuele tafel kunnen aanschuiven. Iedereen kan aan de discussiegroep deelnemen.12 Aan de deelnemers is gevraagd welke knelpunten zij ervaren in de huidige wetgeving en hoe zij die knelpunten zouden willen aanpakken. Dit leverde in een vrij kort tijdsbestek een lijst op van ruim 100 bruikbare ideeën. In rondetafelbijeenkomsten zijn die ideeën vervolgens uitgewerkt in een aantal samenhangende thema’s, variërend van consumentenbescherming, de taken en

11 Bruijn, H.& Ten Heuvelhof, E. (2011), Management in netwerken, Den Haag: Uitgeverij Lemma.

12 Zie op internet de tussentijdse evaluatie ‘evaluatie LinkedIn-groep STROOM’ met ook alle praktische tips voor het starten van een dergelijke groep http://api.ning.com/files/Ft3BTCIwZB03cXRwn0m19GBDpwH*Oc7qphzlQ28 e0LKrknjU8mrvXgrjbvUpboQejCoO3BO-0vR-BW0SUOF8Lg__/EvaluatieLinkedInGroepSTROOMdefinitief.pdf.

inrichting van netbeheerders tot toezicht. Door de uitkomsten van de rondetafelbijeenkom-sten steeds weer terug te leggen in de LinkedIn-groep (samenvatten en concluderen en door-vragen) is een proces in gang gezet waardoor voor stakeholders navolgbaar is welke aanpas-singen om welke redenen worden doorgevoerd en wie daar belang bij hebben.

Een dergelijke op transparantie gericht aanpak leidt uit zichzelf tot een multi-issue benade-ring: de ervaring in STROOM is dat partijen bereid zijn in te gaan op de argumenten van de andere partijen, coalities vormen en kleine partijen met een voor hen belangrijk standpunt – in de termen van In ’t Veld de ‘gepassioneerde minderheden’13 ook een stem verwerven. Actoren hebben door de verschillende samenstellingen van coalities – en door het transpa-rante karakter van de discussie - bovendien een minder groot belang bij een harde confron-tatie. Voor de overheid betekent deze aanpak van het wetgevingsproces dat, veel minder dan voorheen, de noodzaak bestaat om via bilaterale gesprekken tot inhoudelijke onderbouwde en, met het oog op de verschillende belangen, evenwichtige voorstellen te komen. Partijen zien de positie van de ander en worden geprikkeld om op de argumenten van de ander in te gaan en mee te werken aan een evenwichtige uitkomst. De overheid, het ministerie, staat dan niet langer centraal om een probleem op te lossen maar de focus komt het liggen bij het probleem zelf. De rol verandert van probleemeigenaar naar facilitator of mediator.

Tot dusver zijn betrokkenen erg enthousiast. De komende weken zal het resultaat van de afgelopen maanden door middel van een consultatiedocument worden voorgelegd aan belanghebbenden. Daarna volgt de formulering van de nieuwe wet en wordt het reguliere wetgevingsproces doorlopen.

Deze aanpak betekent dat bestuurders, de verantwoordelijke minister, de Staten-Generaal intensief betrokken moeten zijn bij het te volgen proces en tijdig geïnformeerd worden over voorgenomen beleidskeuzes. Zo heeft de minister van Economische Zaken toegezegd om voorafgaand aan de indiening van een wetsvoorstel de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van het tot op heden doorlopen wetgevingsproces.

13 In ’t Veld, R.J. (2010), Kennisdemocratie. Opkomend stormtij, Den Haag: Sdu Uitgevers.

Probleem

beheerders

EZ

Belangen organisaties Leveranciers Consumenten Belangen

organisaties

EZ

beheerders

Net-Leveranciers

7. Slot

Toekomstige uitdagingen in het energiebeleid vragen om andere sturing. Het gaat om een (dynamische) rolverdeling die de democratische en rechtstatelijke principes respecteert en die de eigen verantwoordelijkheid van zowel overheid als burgers en bedrijven intact laat. Een rolverdeling die niet leidt tot verlamming van zowel overheid als samenleving, maar bei-der inspanning plaatst in een kabei-der van een gedeelde maatschappelijke doelstelling: een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening.

In het voorgaande hebben we betoogd dat het realiseren van die doelstelling niet alleen het motief is voor alle betrokken partijen om samen aan de slag te gaan, maar ook direct het vehikel vormt om een sterke overheid, vitale sector en betrokken samenleving te creëren. Daarbij past een sturing waarbij de bevoegdheden die daarmee gemoeid zijn, gaandeweg worden overgedragen aan de (verbanden van) burgers en bedrijven, naarmate die de capaci-teiten ontwikkelen om die verantwoordelijkheden te dragen. Alleen zo kunnen we gezamen-lijk de transitie laten slagen. Met het Energieakkoord is een eerste belangrijke stap gezet; we hopen dat STROOM daar een passend vervolg aan zal geven.