• No results found

HOOFDSTUK 8: CONCLUSIE

8.4 DISCUSSIE

Zoals voor ieder onderzoek geldt, zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit uitgevoerde onderzoek. In dit onderzoek is met name gekeken naar de relatie van het erfgoedlandschap aanwezig in een winkelgebied tot de belevingseconomie. Uit de interviews met bezoekers en ondernemers is echter gebleken dat het hier niet alleen gaat om dit erfgoedlandschap, maar om het complete aanbod in het winkelgebied. Hier gaat het om horeca, de andere bezoekers, de bewoners van het winkelgebied en het winkelaanbod. Getracht is om dit wel mee te nemen in het onderzoek, lastig is echter te bepalen in welke mate deze verschillende aspecten invloed hebben op de beleving.

Deze scriptie heeft een relatief brede invalshoek genomen van de

belevingseconomie. In het theoretisch kader is geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld van de belevingseconomie en debatten omtrent erfgoed te geven. Beide

onderzoeksvelden zijn zeer divers en om deze reden mist hier en daar enige diepgang in de theorieën. Bijvoorbeeld place branding is kort beschreven, maar over dit onderwerp alleen kan een scriptie geschreven worden.

Aanvullend onderzoek zou een vergelijking kunnen maken tussen een winkelgebied in een niet-erfgoedlandschap en erfgoedlandschap. Hier kan gekeken worden naar de welke elementen in het landschap verschillen. Lastig is dit echter omdat andere elementen als het winkelaanbod en de horeca ook variëren tussen de gebieden.

Daarnaast is tijdens het onderzoek tegen het feit aangelopen dat de ‘9 straatjes’ een populair onderzoeksgebied vormen en de media hier ook steeds vaker op af komt. Dit heeft geleid tot een aantal afwijzingen voor interviews bij ondernemers. Dit is opgelost door spontaan bij ondernemers langs te gaan, waar zij eerder open bleken te staan voor een interview. Bezoekers daarentegen waren gemakkelijker te benaderen en stonden open voor een kort interview of het invullen van de enquête. De tegenwerking met betrekking tot de interview met ondernemers is mede veroorzaakt door vorige scriptieschrijvers die hun uiteindelijke uitwerking niet hebben opgestuurd. Een

67

zorgvuldige omgang met respondenten is dus van groot belang voor verder onderzoek en niet alleen voor mij, maar voor iedere student of onderzoeker een niet te vergeten element.

De uitgevoerde interviews zijn korter uitgevallen, mede door het spontane bezoek aan een aantal winkels. Naast ondernemers is daarom ook gesproken met een aantal medewerkers die voor langere tijd werkzaam zijn in de winkels. Dit is gedaan om meer inzicht in de context van de ‘9 straatjes’ te krijgen. Een tweede kanttekening die geplaatst moet worden is dat voornamelijk gesproken is met ondernemers die niet werken voor een winkelketen, hierdoor kan een afwijking in de resultaten ontstaan.

Over de kwantitatieve analyse moet als eerste moet iets gezegd worden over de sample grootte en de wijze van het steekproef trekken. Gestreefd is naar

representativiteit door zo veel mogelijk mensen aan te spreken op verschillende dagen en tijdstippen. Echter kan representativiteit hierdoor niet gegarandeerd worden. Daarnaast is aan een aantal statistische aannames niet voldaan. Dit betekent dat de uitkomsten van het onderzoek niet overdraagbaar zijn naar de totale populatie, alle bezoekers van de ‘9 straatjes’. Onder 101 respondenten is de enquête afgenomen, een grotere steekproef had kunnen leiden tot het eerder vinden van significante waarden. Met name in de regressievergelijkingen omdat hier gebruik is gemaakt van zeer veel controlevariabelen. Deze hoeveelheid controlevariabelen is ontstaan doordat nominale variabelen gedichotomiseerd moesten worden.

Tijdens de kwantitatieve analyse is daarnaast aangelopen tegen de aanname dat data normaal verdeeld moet zijn voor parametrische toetsen als de regressievergelijking. Een robuuste regressievergelijking, een analysemethode waarvoor het niet uitmaakt of een aanname is geschonden, is gevormd middels de bootstrap methode in SPSS. Hier worden verschillende samples getrokken uit de sample die aanwezig is en op basis van al deze samples worden de standaard error en het significantieniveau berekend. Hierdoor wordt de vorm van de regressievergelijking bepaald.

Het feit dat veel parametrische methodes uitgaan van een normaalverdeling van sociale fenomenen levert ook een probleem op voor analyses. De normaalverdeling wordt gehanteerd zodat er voorspellingen voor de toekomst kunnen worden gemaakt. Echter kan afgevraagd worden in hoeverre een sociaal fenomeen als de beleving van een winkelgebied normaal verdeeld moet zijn. Het zou logisch zijn als bezoekers van een winkelgebied grotendeels een positieve beleving ervaren, aangezien zij gekozen hebben

68

om het winkelgebied te bezoeken. Er kunnen dus twijfels geplaatst worden bij de normaal verdeling van de gegevens en in hoeverre een normaal verdeling naar voren komt in een grotere sample.

Doordat de enquêtes niet online zijn afgenomen maar op straat konden

respondenten na het invullen van de enquête direct commentaar geven op de enquête. Respondenten vonden de laatste stellingen met betrekking tot de entertainment, het escapisme en de herinnering wel erg op elkaar lijken. Vanuit de theorie en het interview met de 9straatjesmanager zijn de stellingen zorgvuldig opgesteld, echter is het mij nu wel duidelijk dat de laatste stellingen, met name de dimensie entertainment, wel erg op elkaar lijken. Hierdoor kan het zijn dat respondenten de stellingen niet meer goed lezen en gewoon een antwoord aankruizen. In het vervolg zal ik daarom meer rekening houden met de verslapping van de aandacht van de respondent.

69

LITERATUURLIJST

Abrahamse, J. E. (2013) The third and fourth expansion. In Kleijn, K. Kurpershoek, E. & Otani, S. (Eds.), The canals of Amsterdam. Bussum: THOTH Publishers.

Atzema, O., Olden, H., & Spierings, B. (2012). Kansen voor binnensteden in veranderende

markten: Essay voor de toekomstverkenning binnensteden van Trendbureau Overijssel (Expertise Centrum Stedelijke Dynamiek en Duurzaamheid).

Universiteit Utrecht.

Ashworth, G. J. (2005). Heritage and the consumption of places. In R. van der Laarse (Ed.) Bezeten van vroeger: Erfgoed, identiteit en musealisering.

de Baar, P. (2013). De negen straatjes. Ons Amsterdam. Geraadpleegd op 29 mei, 2014, via http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/33-

tijdschrift/tijdschrift-jaargang-2013/1949-nummer-2-februari- 2013?showall=&start=2

Bazelmans, J. (2013). Waarde in meervoud: Naar een nieuwe vormgeving van de waardering van erfgoed. In S. van Dommelen, & C. Pen (Eds.), Cultureel erfgoed

op waarde geschat: Economische waardering, verevening en erfgoedbeleid (pp. 13-

24). Den Haag: Platform 31.

Bitner, M. J. (1992) Servicescapes: The impact of physical surroundings on customers and employees. Journal of Marketing, 56, 57-71.

Bourdieu, P. (1984). Distinction: A social critique of the judgement of taste. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Boswijk, A., Thijssen, T., Peelen, E. (2005). Een nieuwe kijk op de experience economy: Betekenisvolle belevenissen. Pearson Education Benelux.

Bryman, A. (2008). Social Research Methods. New York: Oxford Univerisity Press. Carù, A. & Cova, B. (2003). Revisiting consumption experience: A more humble but

complete view of the concept. Marketing Theory, 3, 267-286.

Darmer, P. & Sundbo, J. (2008). Introduction to experience creation. In J. Sundbo & Darmer, P. (Eds.), Creating experiences in the experience economy: services,

economy and innovation (pp. 1-12). Cheltenham: Edward Elgar Publishing

Limited.

DTNP. (2011). Dynamiek door beleid: Hoe de overheid de winkelmarkt stimuleert (Hoofdbedrijfschap Detailhandel CBW-Mitex). Nijmegen: Auteur.

70

DTNP. (2013). Van winkel tot afhaalpunt: Internetverkoop en ruimtelijk

detailhandelsbeleid (Provincie Zuid-Holland, Provincie Noord-Holland, Provincie

Drenthe). Nijmegen: Auteur.

DTZ Zadelhoff. (2011). Knuffelwinkel gat in de markt: Nieuwe kleinschaligheid kleurt

centrumgebied. Amsterdam: Auteur.

DTZ Zadelhoff. (2013). Winkelhuren Amsterdam 2013 (Gemeente Amsterdam Economische Zaken). Amsterdam: Auteur.

van Duin, & Rouwendal, J. (2013). Cultureel erfgoed en het vestigingsgedrag van huishoudens. In S. van Dommelen, & C. Pen (Eds.), Cultureel erfgoed op waarde

geschat: Economische waardering, verevening en erfgoedbeleid (pp. 45-54). Den

Haag: Platform 31.

van Duren, A. (1995). De dynamiek van het constante: Over de flexibiliteit van de Amsterdamse binnenstad als economische plaats. Ruinen: Drukkerij Bariet. Gemeente Amsterdam (2012). Amsterdam winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden

(Gemeente Amsterdam).

Gemeente Amsterdam (2013). Trendrapport Amsterdamse Binnenstad 2012-2013 (Gemeente Amsterdam).

Harrison, R. (2010). What is heritage? In R. Harrison (Ed.), Understanding the politics of

heritage. (pp. 5-42). Manchester: Manchester University Press in association with

The Open University.

Jayne, M. (2006). Cities and consumption. London: Routledge.

Kavaratzis, M. & Asworth, G. J. (2007). Partners in coffeeshops, canals and commerce: Marketing the city of Amsterdam. Elsevier (24), 16-25.

Knox, P. & Pinch, S. (2010). Urban social geography: An introduction. Harlow: Pearson Education Limited.

Lesger, C. (2013). Het winkellandschap van Amsterdam. Stedelijke structuur en winkelbedrijf in de vroegmoderne en moderne tijd, 1550-2000. Hilversum: Clé Lesger & Uitgeverij Verloren.

van Loon, R. (2013). Binnenlands toerisme en cultureel erfgoed. In S. van Dommelen, & C. Pen (Eds.), Cultureel erfgoed op waarde geschat: Economische waardering,

verevening en erfgoedbeleid (pp. 63-73). Den Haag: Platform 31.

Lorentzen, A. (2009). Cities in the experience economy. European Planning Studies, 17, 829-845.

71

Mehmetoglu, M., & Engen, M. (2011). Pine and Gilmore’s concept of experience economy and its dimensions: An empirical examination in tourism. Journal of Quality

Assurance in Hospitality & Tourism, 12, 237-255.

Nasser, N. (2003). Planning for urban heritage places: Reconciling conservation, tourism and sustainable development. Journal of Planning Literature (17), 467-479. NEPROM, (2012). Van places to buy naar places to be. Lier: Roels Printing.

Nijs, D. & Peters, F. (2002). Imagineering: het creëren van belevingswerelden. Amsterdam: Boom.

NRW Taskforce (2011). Consumentenbeleving in winkelgebieden: Hallo, valt hier nog wat te beleven? Amersfoort: Klomp grafische communicatie.

Oh, H., Fiore, A. M., Jeoung, M. (2007). Measuring experience economy concepts: Tourism application. Journal of Travel Research, 119-132.

Onwuegbuzie, A. J., Johnson, R. B. & Collins, K. M. T. (2009). Assessing legitimation in mixed research: A new framework. Qual Quant, 45, 1253-1271.

Pine, J. & Gilmore, J. H. (1998). Welcome to the experience economy. Harvard Business

Review, 97-105.

Pine, J. & Gilmore, J. H. (1999). The experience economy: work is theatre and every

business a stage. MA: Boston: Harvard Business School Press.

Ramirez-Pasillas, M. (2007). Place branding in an entrepreneurship experience economy: the kingdom of furniture and long before. In D. Hjorth & M. Kostera (Eds.), Entrepreneurship and the experience economy (pp.229-255). Gylling: Narayana Press.

Smith, L. (2006). The discourse of heritage. In L. Smith (Ed.), Uses of heritage. (pp. 11- 43). Abingdon: Routledge.

Spierings, B. (2006). Cities, consumption and competition. Enschede: PrintPartners Ipskamp.

UNESCO. (2010). World heritage 34 COM: Report of the decisions adopted by the world

heritage committee at its 34th session (Brasilia, 2010) (WHC-10/34.COM/20). Paris: Author.

Urry, J. (2002). Gazing on history. In J. Urry (Ed.), The tourist gaze. (pp. 94-123). London: Sage Publications.

72

Walls, A. R., Okumus, F., Wang, Y. R., Kwun, D. J. (2011). An epistemological view of consumer experiences. International Journal of Hospitality Management, 30, 10- 21.

Zukin, S. (1998). Urban lifestyles: Diversity and standardisation in spaces of consumption. Urban Studies, 35, 825-839.

73