• No results found

HOOFDSTUK 8: CONCLUSIE

8.1 BEANTWOORDING DEELVRAGEN

8.1.1 De beleving van de bezoeker

Als eerste zijn de vragen ‘Hoe ziet de beleving van de bezoekers van de ‘9 straatjes’ er uit?’ en ‘Waarom waarderen bezoekers van de ‘9 straatjes’ het erfgoedlandschap?’ opgesteld en behandeld in de hoofdstukken 5 en 6. Waar in toeristenonderzoek de motivatie voor het bezoek van invloed blijkt te zijn op de beleving (Walls et al., 2011), is dit in dit onderzoek niet naar voren gekomen. Intrinsiek winkelend publiek, de flaneur, en extrinsiek winkelend, de doelgerichte consument, beleven het winkelgebied niet significant verschillend. De verwachting was dat de flaneur of tegenwoordig de

funshopper (Spierings, 2006), een hogere beleving zou hebben dan de doelgerichte

consument. Hiernaast is gebleken dat de waardering van een historisch landschap in een winkelgebied geen invloed heeft op de beleving, een hypothese die is opgesteld aan de hand van de bevindingen van van Loon (2013). Wel blijkt de woonplaats een goede voorspeller van de beleving. Dit is logisch, aangezien mensen die buiten Amsterdam wonen eerder een dagje weg zijn, oftewel een dag de toerist zijn, dan de Amsterdammer. Echter moet de belevingseconomie voor zowel de dichtbij wonende bezoeker als

diegene die ver weg woont een beleving kunnen bieden die mensen laat ontvluchten uit hun dagelijkse realiteit (Pine & Gilmore, 1999), ongeacht hun woonplaats.

Uit de kwalitatieve interviews is naar voren gekomen dat de bezoeker die meer weet over de afspelende processen in de ‘9 straatjes’, kort samengevat als gentrification, een aantal elementen lager beoordeeld dan bezoekers die hier niets van weten. Hierbij gaat het om de verdwijning van de authentieke winkels ten behoeve van de

winkelketens. De bezoekers met deze kennis hebben minder waardering voor de hoeveelheid toeristen die naar het winkelgebied komen. Een nieuw element wat aan de beleving van een winkelgebied zou moeten worden toegevoegd is de kennis die men

62

beschikt over het winkelgebied en de verschillende ontwikkelingen die het winkelgebied heeft doorgemaakt.

Hiernaast is bij de beleving van de bezoeker gekeken naar de dimensie van beleving die de meeste positieve invloed heeft op de herinnering, hetgeen waar de beleving op doelt. Overeenkomstig met de conclusie van Mehmetoglu en Engen (2011) hebben de verschillende dimensies namelijk niet dezelfde invloed op de herinnering. In dit onderzoek is duidelijk geworden dat in een winkelgebied als de ‘9 straatjes’ de dimensies esthetiek en entertainment de herinnering positief beïnvloeden, waar de esthetische beleving dit het sterkst doet. Volgens Pine en Gilmore (1999) ontstaat de ultieme beleving als alle vier de dimensies zijn belicht, wat voor de ‘9 straatjes’ niet het geval is. Uit de kwalitatieve interviews komt met name naar voren dat bezoeker

inderdaad de esthetische dimensie het meest waarderen. Het gaat hier om harmonie, authenticiteit en kleinschaligheid. Dit zijn tevens de benoemde elementen waar de ‘9 straatjes’ in de jaren ’70 en ’80 aantrekkelijk maakten (Lesger, 2013). Het

erfgoedlandschap lijkt hier steeds meer gebruikt om mensen aan te trekken, het is een marketingelement.

Daarnaast creëert het winkelgebied ook een onderscheidend vermogen,

waardoor mensen zich kunnen onderscheiden van het mainstream winkelend publiek. Het winkelgebied wordt gezien als exclusief, waarop een identiteit gebaseerd kan worden zoals Zukin (1998) en Jayne (2006) beschrijven.

8.1.2 Het creëren van een beleving

De huidige situatie in de ‘9 straatjes’ is verder besproken door twee deelvragen te betrekken op de ondernemers in de ‘9 straatjes’. Hierbij is de vraag opgesteld In

hoeverre waarderen ondernemers het erfgoedlandschap waarin zij zijn gevestigd?

Daarnaast is de vraag opgesteld In hoeverre maken ondernemers in de ‘9 straatjes’

gebruik van het erfgoedlandschap waarin zij zijn gevestigd?

De 9straatjesmanager vervult zowel in de waardering als het gebruik van het erfgoedlandschap de voornaamste rol door het erfgoed element te gebruiken in de marketing. Hierbij wordt verwezen naar de UNESCO werelderfgoedstatus en de

kenmerken van het winkelgebied uit de geschiedenis. Het creëren van een beleving lijkt echter geen direct doel van de planning, maar is spontaan ontstaan. Hoewel beleid wel op de beleving in kan spelen zoals Atzema (2012) heeft verwoord, is dit geen vereiste.

63

Een neiging naar de belevingseconomie kan ook spontaan ontstaan of vanuit een marktwerking.

Een aantal marketingelementen benoemd door Pine en Gilmore (1999) zijn terug te zien in het creëren van een beleving in de ‘9 straatjes’, hoewel deze al voor een deel aanwezig is. Thematisering is voornamelijk ontleend aan het historische karakter van de ‘9 straatjes’, het erfgoedelement past hier perfect bij. De identiteit van de ‘9 straatjes’ is afhankelijk van de kleinschaligheid, diversiteit en de historie. De ‘9 straatjes’ weten zich neer te zetten als authentiek Amsterdams winkelgebied dat zich onderscheid van de Kalverstraat en de Nieuwendijk.

Pine en Gilmore (1999) beargumenteren dat het creëren van een beleving toegevoegd moet worden aan een product. In dit geval is dit verder getrokken naar het winkelgebied, waar geconcludeerd moet worden dat het niet om de toevoeging gaat, maar om de uitbuiting van de aanwezige beleving. De nadruk ligt hier op de marketing van de plaats en niet zozeer op de extra creatie van een beleving. Het ontwikkelen van een beleving is in dit opzicht meer een marketingstrategie zoals Darmer en Sundbo (2008) beargumenteren dan een nieuw product bepleit door Pine en Gilmore (1998).

Gebruik van het erfgoedlandschap wordt dus gemaakt door middel van

marketing. Hiernaast zijn ondernemers niet actief bezig met het historische landschap waarin zij zijn gevestigd, maar erkennen wel dat de het landschap een belangrijke bijdrage levert aan de identiteit die zij uit willen stralen. Het erfgoedlandschap kan de ondernemers helpen om een authentieke beleving neer te zetten.