• No results found

David & Goliath

Wie is er bang voor de grote boze reus?

Hij pakte zijn stok, zocht vijf ronde stenen uit de rivierbedding en stopte die in zijn herderstas. Toen liep hij op de Filistijn af, zijn slinger in de hand. (…) Toen kwam de Filistijn op David af en wilde tot de aanval overgaan, maar David was hem te snel af. Hij rende hem tegemoet, stak zijn hand in zijn tas en haalde er een steen uit, slingerde die weg en trof de Filistijn zo hard tegen het voorhoofd dat de steen naar binnen drong en de Filistijn voorover stortte. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en een steen; hij trof hem dodelijk zonder dat hij daar een zwaard bij nodig had.

1 Samuel 17:40; 48-50

Voor de zoveelste keer stonden de Filistijnen en de Israëlieten tegenover elkaar. De Filistijnen, woonachtig aan de zuidwestkust van Kanaän vielen de Israëlieten regelmatig aan en vice versa. De strijd was vaak ongelijk. De Filistijnen hadden het monopolie op ijzer, zodat hun wapentuig van superieure kwaliteit was. Eerder in 1 Samuel lezen we dat het hele Israëlitische leger over slechts twee zwaarden beschikte, één voor koning Saul en één voor zijn zoon Jonathan. Niet alleen hadden de Filistijnen ijzeren wapens ook liepen er bij de Filistijnen meerdere reuzen rond. Goliath, bijna drie meter lang, reusachtig sterk en van jongs af aan getraind om te doden is de bekendste. Maar in de tijd van David liepen er op zijn minst nóg een handvol buitenproportioneel grote Filistijnen rond. De beschrijving van Goliath boezemt ontzag in. Een man, drie meter hoog, met een harnas van zo’n 80 kilo aan. Hij droeg een vuistdikke speer met een tien kilo wegende punt, een kromzwaard of werpspies (het woord kan op meerdere wijzen vertaald worden) en een manshoog schild met zich mee. Hij droeg een dubbel pantser, dat in totaal ruim boven de honderd kilo woog. Goliath is een vesting op zich en ademt één en al agressie en vernietigingsdrang uit.

In een ouderwets hotel in Schotland hingen allerlei zwaarden uit de tijd van William Wallace, alias Braveheart aan de muur. Sommige van die zwaarden waren groter dan ik lang ben en loodzwaar. Starend naar die zwaarden probeerde ik me een voorstelling te maken van de spierkracht van de man die deze wapens in vroeger tijden door de lucht deed zwiepen. Dat moesten beesten van kerels zijn geweest. De wapens van Goliath schreeuwen het uit: ‘Kijk mij toch! Eén en al ijzer en brons. Onaantastbaar. De gemiddelde strijder van jullie zou mijn harnas niet eens kunnen dragen.’ Goliath. De letterlijke betekenis van zijn naam is: ‘man van de tussenruimte’ of ‘man van het midden’. Goliath is zó imposant, zó sterk, zó angstaanjagend; hij staat tussen de mensen en de goden in. Hij is onmenselijk groot, een geweldenaar, half god – half mens. In zijn bronzen schubbenpantser leek hij op een draak die uit de krochten van de hel was ontsnapt.

De man van de tussenruimte

In 1 Samuel 17 vers 8 noemt Goliath zichzelf ‘dé Filistijn’ en in het vervolg wordt hij steevast met die benaming aangeduid. Er waren een heleboel Filistijnen, maar dé exponent van dit volk was Goliath. De Filistijnen stonden bekend om hun verwekkingcultuur: zij wilden scheppen, groot zijn en mannen

Het strijdtoneel vindt plaats in het Terebintendal. Dit was een vallei van ongeveer een kilometer breed, met aan beide zijden hoge hellingen van 1.000 meter. Waar Goliath veertig dagen lang, ’s ochtends en ’s avonds, de Terebintenvallei met zijn intimiderende gebrul vult, verandert alles wanneer David op het toneel verschijnt. Op dit moment weet de lezer van de Bijbel een paar dingen over David: hij was door Samuel tot nieuwe koning van Israël gezalfd. Volgens Joodse rabbi’s goot de oude profeet olie over het hoofd van David, terwijl hij in zijn oor fluisterde: ‘Jij bent de volgende koning. Jij bent de volgende koning.’ David was nog maar een jonge vent. Zijn vader zet hem in het bijzijn van zijn broers weg als de haqqaton: het onderdeurtje. De hobbit. Hij was de jongste van acht broers, rossig, knap, atletisch, maar niet al te zeer uit de kluiten gewassen. David diende zijn vader als schaapherder, het geëigende beroep voor kinderen en tieners. Hij speelde harp, componeerde liederen en mocht graag zingen. Zijn vader had hem gevraagd 40 liter koren, tien broden en tien kazen naar het front te brengen, als proviand voor zijn broers en de officieren. Het is tekenend dat David zó vroeg vertrekt dat hij nog mee maakt dat het leger van koning Saul zich ’s ochtends in slagorde opstelt. Hij had geen last van uitstelgedrag. Toen hij die ochtend voor dag en dauw opstond om de ruim vijftien kilometer van zijn huis naar het slagveld te lopen met meer dan vijftig kilo voedsel bij zich, kon hij niet vermoeden dat deze dag zijn leven én de geschiedenis van het volk Israël voorgoed zou veranderen.

Vecht niet met je broers maar met reuzen

Wanneer we het verhaal in 1 Samuel 17 lezen dan vallen talloze zaken op. Davids oudste broer Eliab is bang voor de reus, maar durft wel uit te varen tegen zijn jonge broertje David. Eliab richt zijn agressie op de verkeerde persoon. David haalt zijn schouders op en richt zich op de bron van zijn ergernis: de reus. Veel mensen durven de echte reuzen in hun leven niet aan te pakken en richten hun agressie dan op mensen die voorhanden zijn en vaak zwakker zijn. Dan kunnen ze tegen zichzelf en hun omgeving zeggen dat ze dapper zijn, terwijl ze ten diepste lafaards zijn.

Saul was met zijn grote gestalte de aangewezen persoon om Goliath te lijf te gaan. Hij durfde echter niet. In 1 Samuel 16 lezen we dat Eliab de grootste van de acht zonen van Isaï was. Na Saul was Eliab misschien wel de aangewezen persoon om de reus te verslaan. Eliab liet echter verstek gaan en reageert zich op zijn jongste broertje af. Wanneer je door de mensen die je het beste kennen het minste wordt bevestigd grijpt dit diep in. David is echter zo stevig geworteld in God dat hij Goliath ondanks de venijnige aanval van zijn broer durft aan te vallen. David kiest zijn strijdtoneel zorgvuldig uit en zegt: ‘Ik vecht niet met broers, maar met reuzen.’

In de kerkgeschiedenis hebben vele christenen zich aan de lafheid van Eliab bezondigd. We durfden de reuzen van zonde, tijdgeest en dood niet te lijf te gaan en richtten onze pijlen dan maar op onze broeders en zusters dichtbij. Daar durfden we wel mee te vechten. Intern voelden we ons heel wat, maar naar buiten toe konden we geen vuist maken. Het resultaat is dat talloze kerken zijn gescheurd en dat vele mensen het geloof hebben verloren.

Vierenhalf keer zoveel God als reus

David ervaart een heilige verontwaardiging: ‘Wat denkt die onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te beschimpen!’ (vers 27). Zijn woorden spreken boekdelen. De Filistijnen gingen prat op hun cultuur van manlijke kracht. David zet Goliath weg als de ‘onbesneden Filistijn’. De besnijdenis was het verbondsteken van het volk Israël met God. God greep in, in de kracht van de man, door de voorhuid van zijn lid te laten weghalen. Voor de Israëliet was dit het teken dat zijn kracht niet lag in zijn mannelijkheid, maar in zijn verbinding met God. ‘Wat denkt dat mannetje van menselijke kracht wel niet?! Wij staan immers in verbinding met de levende God!’, roept David uit. David verspilt zijn energie niet aan zijn ruziezoekende broer, maar communiceert zodanig dat God in de vallei opduikt. Tot de komst van David was er van geloof, heilige verontwaardiging of moed niets te merken. Alle Israëlitische soldaten waren bang. Alle ogen waren gefixeerd op de scheldende en vloekende reus. David brengt God in het plaatje. Twee keer heeft

David het over de reus. En negen keer over God. David ziet viereneenhalf keer zoveel God als Goliath. Dat is een mooi uitgangspunt voor het verslaan van een reus. David is een uitschieter van een volk dat God zoekt.

David wordt naar koning Saul gebracht. De koning kende David als harpspeler, maar niet als strijder. De frisse geloofsmoed van David inspireert Saul. Hij doet iets waarvan hij later niet meer kan vertellen waarom hij dat precies deed: een jonge vent, zonder ervaring in het doden van mensen, laat hij het opnemen tegen de meest geduchte strijder uit de geschiedenis. Was dat slim van Saul? Het was misschien niet zo slim, het was wél wijs. David somt zijn palmares op: ‘Ik heb leeuwen verslagen en beren. Niet met een slinger, van ver, nee, ik rende achter die beren aan, pakte ze bij de kop en sloeg ze dood.’ De Syrische beer is groter en gevaarlijker dan de Syrische leeuw, vandaar dat David eerst spreekt over de leeuw en dan over de beer. David kende zijn overwinningen. Kleine overwinningen inspireren tot steeds grootsere daden.

Vechten met de wapens die God je heeft toevertrouwd

Saul wil David in zijn harnas hijsen, maar David is dat niet gewend. Hij wil zich door Goliath niet in het harnas laten jagen. Hij zal de reus niet met dezelfde wapens van de reus verslaan. David kiest voor de eenvoud: een stok, een slinger en vijf stenen. David kiest voor de vrijheid, voor de snelheid en voor de wendbaarheid. Hij vertrouwt op de vaardigheden die hij tijdens de eenzame, stille dagen van het schapenhoeden heeft geleerd. Het is niet zo dat David de reus ongewapend tegemoet gaat. Een slinger was, in de handen van een geoefend gebruiker, een geducht wapen. Richteren 20:16 zegt dat de Benjaminieten zevenhonderd linkshandige krijgslieden telde ‘die zo haarscherp konden mikken dat ze hun doel nooit misten.’

De algemeen directeur van Compassion, Wess Stafford, vertelt hoe hij als jong ventje opgroeide in de oerwouden in het hart van Afrika. Eén van de hobby’s van Wess en zijn vriendjes was om met hun slinger op jacht te gaan. De jongens konden met één enkele draai een krachtig schot afvuren. Het geluid bij het loslaten van de steen klonk als de knal van een geweerschot. De kinderen schoten bavianen dood, knalden de kop van fruitduiven af en verjoegen kwetterende zangvogels. Dat allemaal met slinger en steen. Het toppunt van vaardigheid was om rennend de steel van een hoog in de boom hangende mango te doorklieven, zodat je enkele tellen later de ongeschonden vrucht op kon vangen. Wess schrijft:

‘Nu zult u misschien begrijpen waarom wij, toen mijn moeder ons op de zondagsschool onder de mangoboom het Bijbelverhaal vertelde van David en Goliath, wij alleen maar de schouders ophaalden. In plaats van te begrijpen hoe verbazingwekkend het was wat God kon doen met alleen maar een jongen en een heleboel geloof, dacht ik: ‘Dat was een stomme reus. Ik had dat ook gekund. Groot voorhoofd, een reus die een paar meter verder stilstaat – fluitje van een cent.’

David wil Goliath niet verslaan met de wapens van kracht en menselijk vernuft, maar met de wapens die in stilte en eenzaamheid met God zijn getraind en gevormd. Wanneer wij als mensen, individueel of als gemeenschap, de strijd aan willen gaan met de machten van buitenaf, dan hebben wij soms de

toevertrouwd? Laat de wereld dan zien wat je daarmee kunt doen. Je hoeft niemand te kopiëren. Wees jezelf, wees uniek. Jouw slinger? Die is super!

Eenvoudige zaken kunnen de meest krachtige worden.

Momenteel circuleert de film Kony2012, een initiatief van Jason Russell. Deze film heeft het doel Joseph Kony, leider van een rebellenleger van kindsoldaten, voor het gerecht te brengen. Wat richt een film aan tegen een meedogenloze krijgsheer? Kan een reus geveld worden door een steentje? Wij mogen een steen naar de reus slingeren; wij mogen een brief schrijven, een gesprek aangaan of een initiatief ontplooien. Klein, onzichtbaar misschien, maar met oneindig veel potentie.

Knielen en rennen

David kiest voor de eenvoud en knielt bij het beekje in de vallei om vijf stenen te zoeken. Dat beeld ontroert me: de knielende David, tegenover de opgeblazen reus. Goliath maakt zich groot en massief. David maakt zich klein en kwetsbaar. Het is het ultieme beeld van macht tegenover geloof, agressie tegenover liefde. De knielende David pakt vijf stenen, achter Goliath stonden namelijk nog een viertal reuzen. Zij mochten het eens in hun hoofd krijgen de aanval op David te openen…

Goliath stampt de helling af en realiseert zich plotseling hoe jong David eigenlijk is. Hij voelt zich beledigt en vervloekt David bij zijn goden. David dient hem onbevangen van repliek. Hij roept dat het hele Filistijnse leger straks één groot kadaver zal zijn. De reus zet de aanval in en dan staat er die geweldige zin: ‘David rende hem tegemoet.’ Wat een beeld! De rennende David tegenover de naderbij stampende reus. De lans in de aanslag, de meehobbelende schildknaap, het rammelende schubbenpantser. Soepel rent David op de reus af. Geen moment laat David Goliath zijn rug zien. Zijn rug is onbeschermd. Voorwaarts gaat hij. Met open vizier, zonder verdedigingsstukken. Misschien heeft de reus wel nooit doorgehad wat hem trof. Hij zag een stukje stof, een slinger, zag de hand in het tasje verdwijnen, merkte op hoe David de slinger één, twee keer rond liet draaien. ‘Pang’, klonk er door de vallei en de reus stortte ter aarde.

David proclameerde dat de Here voor hem zou strijden. En dat had de Here gedaan. Maar evengoed won David inlichtingen over Goliath in. Hij koos voor zijn slinger en bracht zijn oude overwinningen in herinnering.

Hij knielde om stenen te zoeken, rende op de reus af, pakte een steen en liet zijn slinger zwaaien. God streed voor en door David, maar David werkte op elke mogelijke manier mee. David slaat het hoofd van de reus met zijn eigen zwaard af, de Israëlieten openen de klopjacht op de in paniek vluchtende Filistijnen en David neemt het hoofd van Goliath mee richting Jeruzalem. Jeruzalem, de stad die nog niet eens door hem veroverd was, maar de bijbel zegt dit om aan te geven: ‘David is de gezalfde, de nieuwe koning, onderweg naar Jeruzalem en juist vanwege deze overwinning op Goliath zal hij bekend komen te staan als de man naar Gods hart.’

Wiens zoon is hij?

En dan klinken de woorden. Drie keer, uit de mond van Saul, de verbijsterde koning: ‘Van wie ben jij een zoon?’ (:55-58) Uit welk hout ben jij gesneden? Wie is jouw vader? Van wie heb jij je kracht, moed en geloof geërfd? Wiens zoon ben jij? Dezelfde vraag speelde ook meermalen bij Jezus: ‘Waar komt hij vandaan? Wiens zoon is hij?’ En wanneer Jezus tijdens Palmpasen Jeruzalem binnenrijdt op een ezelsveulen roept de uitzinnige menigte: ‘Hosanna voor de zoon van David.’ Ze waren uit hetzelfde hout gesneden, die twee.

Wat een verhaal. Meesterlijk wordt het in 1 Samuel 17 weergegeven. Wij kunnen er talloze lessen voor ons leven uit trekken. Hoe kunnen wij de reuzen in ons leven overwinnen? Begin maar waar David begon: vroeg opstaan, om te doen wat je Vader van je heeft gevraagd. Neem een voorbeeld aan Davids heilige verontwaardiging, aan zijn focus op God in plaats van op de reus, aan zijn

onbevangenheid. Ga de reuzen in jouw leven net als David te lijf: in eenvoud, knielend en rennend. Zo zul jij je angsten overwinnen. Zo zul jij afrekenen met de schreeuwers die je leven verzieken.

De diepere betekenis

Maar…

Eigenlijk is dat niet de diepste les.

Het punt is namelijk dat het verhaal ons een eenling voorspiegelt. Het hele volk van God siddert van angst. Niemand durft de confrontatie met dé Filistijn aan te gaan. Veertig dagen lang beschimpt hij het leger van Gods kinderen. Iedereen is verlamd van schrik en gedoemd tot slavernij. Dat is immers wat Goliath zegt:

Ik ben een vrije Filistijn, en jullie zijn maar slaven van Saul! Kies iemand uit jullie midden en laat hem hier beneden komen. Als hij me aankan en me verslaat, zullen wij aan jullie onderworpen zijn, maar als ik hem aankan en hem versla, zullen jullie aan ons onderworpen zijn en ons als slaven dienen. Hierbij daag ik het leger van Israël uit om me iemand te sturen met wie ik een tweegevecht kan houden.’

1 Samuel 17:8-10

Goliath wil Gods kinderen tot slaven maken en het Beloofde Land inpikken. De vrijheid van het volk staat op het spel en de strijd moet worden beslist in een tweegevecht. Niemand durft, behalve David, de herder die meer van God ziet dan van de reus. Dit verhaal gaat over Jezus.

Tegenover ons staat de brullende Filistijn, half god – half mens, de man uit het midden, dé Filistijn, de exponent van een cultuur die macht, geweld en vernietiging verheerlijkt. Niemand kan het tegen hem opnemen en de kinderen van God sidderen van angst. Wij zijn gedoemd om te sterven onder het slavenjuk van dood, zonde en kwaad. Wij richten onze agressie op de verkeerde personen, op onze broers en zussen, in een poging ons onvermogen tot grootheid en onze lafheid te verbergen. Opeens is daar echter David. Vroeg opgestaan. Fris. Vol geloof, gedreven door heilige verontwaardiging, moed insprekend. Daar is Jezus: de eenvoudige Jezus. Hij kwam zonder bombarie, racete het land niet door met paard en wagen en schreeuwde zijn boodschap niet van de daken. Hij was timmerman. Vriend van analfabete vissers, prostituees en boeren. Geliefd bij belastinginners, invloedrijken en geleerden. Een man uit één stuk. Daar is Jezus: de knielende Jezus. In de Hof van Gethsemane, kronkelend door het met bloed besmeurde stof, smekend om een uitweg, zich kleinmakend in het zicht van de opgeblazen, geschubde slang. Daar is Jezus: de rennende Jezus. Vastberaden richtte hij zijn blik naar Jeruzalem en reisde een jaar lang doelbewust dichter naar zijn kruisdood. Jezus sprong er tussen. Hij ging het tweegevecht met de satan aan om ons te bevrijden van de slavernij. Goliath trapte er met open ogen in. ‘Kat in het bakkie’, dacht hij, toen Jezus Jeruzalem op het ezeltje kwam binnen rijden. Wat geld, een kus en veel wapengekletter. De nog veel te jonge man was van hem. Hij wilde Jezus vermorzelen door de extreme marteldood van het kruis. Maar Jezus slingerde een steen tussen zijn ogen. Geen moment zag de satan hem aankomen. Opeens was het graf leeg en de vogel gevlogen. Jezus leefde en de duivel had het nakijken. De dood en de