• No results found

Denzelfden dag namiddag.

In deze Zitting zijn de geloofsbrieven van de predikanten en ouderlingen der Nederlandsche Kerken, die te voren overgeleverd waren, openlijk voorgelezen, onderzocht, en voor goed gekend. In de geloofsbrieven van Overijsel is opgemerkt, dat hun belast werd, dat zij niet alleenlijk naar Gods Woord, maar ook naar de gelijkvormigheid des geloofs, in de Confessie en Catechismus dezer Kerken begrepen, zouden oordeelen. Daarop, alzoo het schijnen mocht, dat ook de Confessie en Catechismus gesteld werden tot een richtsnoer om te oordeelen over de waarheid der leer, en in gelijken graad, en autoriteit met het Woord Gods, zoo hebben die van Overijsel verklaard, dat zij en de broeders, die hen gezonden hadden, het eenige Woord Gods alleen erkenden voor den eenigen regel, naar welken men over de waarheid der leer moest oordeelen, en dat zij ook alleenlijk naar denzelven zouden oordeelen.

Doch dat in de geloofsbrieven ook melding gemaaktis van de Confessie en Catechismus, dat daarmede de Overijselsche broeders niet hadden willen te kennen geven, dat zij deze schriften in éénen graad van autoriteit stelden met de Heilige Schriftuur; maar alleenlijk, dat zij ze voor schriftmatig en formulieren van eenigheid in de oprechte leer hielden. Over welke eenigheid moest zoo er eenige quaestie gemaakt werd, uit deze formulieren geoordeeld worden. Met welke verklaring zij de Synode hebben voldaan.

Ook zijn in de geloofsbrieven, die de gedeputeerden der Remonstranten, uit de provincie Utrecht hadden overgeleverd, deze drie dingen aangemerkt. 1. Dat hun geen macht in dezelve werd gegeven, om van andere zaken te handelen, dan van de vijf Haagsche artikelen. 2. Indien andere zaken voorgesteld werden, dat hun gelast werd, dat zij daarvan niet zouden handelen, voor en al eer zij met hen, die hen afgevaardigd hadden, ruggespraak zouden gehouden hebben.

10 HANDELINGEN DER NATIONALE SYNODE

__________________________________________________________________________________

3. Dat hun alleenlijk macht werd gegeven van te beraadslagen, en het gevoelen der Remonstranten voor te staan, of (zoo zij spraken) bij te leggen, maar niet te besluiten, of iets te beslissen. Deze aanmerkingen hebben de Utrechtsche Remonstranten begeerd, dat bij geschrift met de overgeleverde geloofsbrieven hun zouden gegeven worden, en meteen tijd, om met elkander te beraadslagen op de antwoorden tot den anderen dag; 'twelk hun is vergund. Daarna zijn de E. uitheemsche Theologen gevraagd, of zij ook eenige geloofsbrieven aan de Synode hadden over te leveren. Daarop hebben de E. gecommitteerde Heeren, en ook de uitheemsche Theologen zelven geantwoord, dat zij allen gelijk mede gebracht hadden geloofsbrieven aan de Hoogmog. Heeren StatenGeneraal; ook sommigen daarenboven aan den Doorluchtigsten Prins van Oranje, waarmede zij hunne commissie hadden betuigd. De Theologen, die gezonden waren, zijn deze, wier namen hier gesteld zijn.

Van den GrootMachtigsten Koning van GrootBrittanje, Jacobus I.

Georgius,Bisschop van Landa;Josephus Hall, Doctor in de H. Theologie en Deken van Wigorn;Johannes Davenantius, Doctor in de H. Theologie, en publiek Professor aan de Academie van Cambridge, en Regent van het Collegie der Koningin aldaar;Samuel Wardus, Doctor in de H.

Theologie, Aartsdiaken van Taunton, en Regent van het Collegie van Sidney, aan de Academie van Cambridge.

Van den Doorluchtigsten Keurvorst en PaltzGraaf.

Abrahamus Scultetus, Doctor en Professor der H. Theologie aan de Academie van Heidelberg, en Hofprediker;Pau1us Tossanus, Doctor der H. Theologie, en raad in den Kerkeraad van den NederPaltz; Henricus Alt in gins, Doctor en Professor der H. Theologie aan de Academie van Heidelberg, en Regent van 't Collegie Sapientiae.

Van den Doorluchtigen Landgraaf van Hessen.

Georgius Cruciger, Doctor der Theologie, Professor en thans Rector der Academie van Marburg;

Paulus Steinius, Hofprediker, en Professor der H. Theologie, aan het Adellijke Mauritsche Collegie, den Broederen te Cassel; Daniel Angelocrator, Predikant van Marburg, en Superintendent der naastgelegene Kerken aan de Laan en Eder; Rodolphus Goclenus den Ouden, de voornaamste Professor in de zuivere Philosophie aan de Academie van Marburg, en thans Deken.

Van de vier Gereformeerde Republieken van Zwitserland.

Johannes Jacobus Breytingerus, Predikant van Zurich; Marcus Rutimeyerus, Doctor der H. Theologie en Predikant van Bern; Sebastianus Beckius, Doctor der H. Theologie, en Professor in het Nieuwe Testament, aan de Academie van Bazel, en aldaar Deken der Theologische Faculteit; Wolfgangus Meyerus, Doctor der H. Theologie, en Predikant van Bazel; Johannes Conradus Kochius, Predikant van Schaffhausen.

Van de Republiek en Kerk van Geneve.

Johannes Deodatus, Predikant van Geneve, en Professor der H. Theologie aan de School aldaar;

Theodorus Tronchinus, Dienaar des Goddelijken Woords, in de Kerk van Geneve, en Professor der H.

Theologie aldaar.

Van de Republiek en Kerk van Bremen.

Matthias Martinius, Rector der vermaarde School van Bremen, en Professor aldaar in de H. Schrift;

Henricus Isselburgius, Doctor der H. Theologie, en te Bremen, in de Kerk der Maagd Maria, dienaar van Jezus Christus en Professor in het Nieuwe Testament aan de School; Ludovicus Crocius, Doctor der H. Theologie, Predikant te Bremen in de St. Maartens Kerk, en aan de Groote School Professor in het Oude Testament, en in de Practische Philosophie.

Van de Republiek en Kerk van Embden.

11 HANDELINGEN DER NATIONALE SYNODE

__________________________________________________________________________________

Daniel Bernhardus Eilshemius, oudste Predikant der kerk van Embden; Ritzius Lucas Grimershemius, Predikant van Embden.

De Theologen van Geneve hebben ook andere brieven (aan de Synode geschreven) overgeleverd, waarmede de kerk van Geneve hare droefheid, uit de Nederlandsche twisten geschept, betuigde, en over het remedie, alsnu bij de hand genomen, verblijd waren: en ernstiglijk en vlijtiglijk . de Synode vermaand hebbende, deze ellenden bekwaamlijk en getrouwlijk te willen genezen, haar den zegen des Heeren wenschten. Waarover deze kerk ook bedankt is. Dit was de inhoud van den voorzegden brief.

Eerwaarde en Achtbare Mannen, Vaders en Broeders, in den

Heere Jezus Christus.

Hoe groot totnogtoe aller vromen droefheid geweest zij, vanwege de oneenigheid der Kerken in de vereenigde Nederlandsche Provinciën, en hoe zwaar en droevig gevaar al de gewesten, die de Evangelische zuiverheid belijden, over den hals is hangende, in geval het onheil der scheuring verder uitgebreid worde, is aan uwe Godzaligheid, Eerwaarde Vaders, genoegzaam bekend. Dat derhalve die dag, waar de vromen zoo dikwijls om gebeden, en alle menschen zoo lang naar verlangd hebben, verschenen is, verblijden wij ons met u van harte, wij, die van dit geestelijk lichaam een deel, hoewel klein, nochtans eenigermate iets onder de duizenden in Juda zijn; op welken dag zekere en gewisse middelen voorgenomen mogen worden, waardoor, naar des Heeren bevel, de eenigheid wederom opgericht en bevestigd moge worden. Deze toevoorzicht hebbende, dat Christus, die de waarheid, en ook onze vrede is, der vromen voornemen niet zal begeven, opdat de oprechte waarheid en de liefde der gemoederen, in den Geest des Heeren verknocht, onverbrekelijk vereenigd worde, en dat den een niet onbedachtelijk iets toegekend worde, hetwelk daarentegen den ander tegen rede en billijkheid ontnomen is; maar dat deze gruwzame brand, waarmede het huis des Heeren is brandende, uitgebluscht, worde de aanstaande ruïne voorkomen, en de schadelijke en doornige quaestien, waarmede wij, niet zonder tranen, zien, dat de akker (eertijds goed gewas dragende) beladen en bezet is, onder de voeten getreden, en buiten de palen der Kerk geworpen, het heilzame licht des vredes niet alleenlijk aan ééne Provincie blijdelijk wedergegeven worde, maar ook der gansche Christenheid. Het is kennelijk, dat reeds voor ettelijke jaren de gebeden der wijze Prinsen, der Christelijke Republieken, en der dienstknechten van Christus, daar op hebben gezien. Wij hebben verstaan, dat dit de oorzaak is, waarom de Hoogmogende Heeren StatenGeneraal der Vereenigde Provinciën eene Synode hebben bijeen geroepen. En aangezien het hun goedgedacht heeft hiertoe, eenigen uit onze vergadering te ontbieden, opdat door dezelve bijgebrachte naarstigheid, gemoederen, gebeden, adviezen, de broederlijke liefde, eene zaak die den Heere ten hoogste aangenaam is; bevorderd mocht worden, zoo hebben wij, met terzijdestelling van het ongerief onzer Kerk en School, deze E. mannen en broeders, Johannes Deodatus,en Theodorus Tronlinns,getrouwe dienaren van Christus, pilaren onzer Kerk en School, met voortreffelijke getuigenissen, zoo van geleerdheid als van Godzaligheid versierd, uit ons getal, met approbatie van de Achtbare Magistraat dezer Stad, verkoren, en, dezelve de bescherming Gods bevolen hebbende, tot uwe heilige vergadering als gecommitteerd en gezonden; den almachtigen goeden God biddende, dat Hij dermate hun arbeid, en de oorzaak van den aangenomen arbeid believe te zegenen, en met den Heiligen Geest alles regeerende, in uwe vergadering te willen zijn en te presideeren, dat noch zij, noch anderen tevergeefs loopen. Nu hoedanig het geloof onzer Kerk zij, hoedanig onze gebeden, onzen arbeid, hoedanig onze meening en hoedanig ons gevoelen zij, dat zullen zij u rondelijk verklaren, hoedanig ook onze droefheid en vreeze zij, hoedanige bekommernis onze harten gestadiglijk drukt en pijnigt.

Want wien zou deze inwendige strijd niet ten hoogste bedroeven, die de machtigste Provinciën (voorvechtsters der vrijheid en der Religie), op zeer jammerlijke wijze verscheurt? Wie vreest niet, dat, de scheuring toenemende, het laatste erger zal worden dan het eerste, dat dezelfde ziekte en pest in korten tijd de leden van de andere Gereformeerde Kerken zal bevangen?

12 HANDELINGEN DER NATIONALE SYNODE

__________________________________________________________________________________

Want de besmetting kruipt allengskens voort, en, naar het rechtvaardig oordeel Gods, hangt deze hagelslag en ellende onzen tijden over den hals, dat de eerstanden, jeukende naar nieuwigheden, nergens smaak in hebben dan in datgene, wat het hoofd des geloofs, op Gods Woord steunende, aangrijpt, het hart raakt en de fondamenten zelven los maakt; wien doen de schamperheden en schimpredenen der vijanden des Evangelies, denwelken wij een schouwspel zijn geworden, niet wee?

die, terwijl zij eertijds hunne wreedheid met ons bloed gevoed hebben, alsnu hunne oogen met deze gevechten en knibbelingen vermaken. Zij lachen, namelijk, in hun vuisten, dat de vuurbranden en fakkelen van disputen, uit hunne legers onder onze benden geworpen, zoo zeer zijn toegenomen, dat nu de brand het eerste deel der Kerken is verslindende. Want deze twisten, deze strijden, wien zijn ze bevorderlijk, wien dienstig, dewijl de afloop er van niet vermakelijker is voor de winnenden, dan voor de overwonnenen? Derhalve, Eerw. Vaders en Broeders, gij, die daar zijt de fleur der Kerken, een uitgelezene kroon der geleerden, arbeidt daartoe met man en macht, dat gij de wortelen van dit onheil uitroeit, de wonde Israels recht heelt, en Godes zeer zware oordeel, uitgestort tegen den tempel en de Profeten, bij tijds te gemoet gaat. De duivel raast, en stookt wat hij kan;en niets ziet hij liever dan den twist der broederen, welken God de Heere verfoeit. De dieven sluipen in; en, gelijk in eenen brand, alle dingen van onder tot boven gekeerd en geplunderd worden, alzoo zien wij, dat nu de artikelen des geloofs, welke onbewegelijk, en in den schat van een goede conscientie bewaard en opgesloten behoorden te blijven, door twistige disputatiën, en verdachte nieuwigheden verstoord en verscheurd worden. Wij zien, dat de namen der getrouwste dienaren Gods tot schande; de zedige geleerdheid, en geleerde eenvoudigheid tot fouten; de belijdenissen, uit Gods Woord genomen, en met het bloed van zoo vele martelaren bevestigd, tot schade gerekend worden. Wij zien, dat scherpten des verstands, en spitsen der schriften, die men tegen de vijanden der waarheid had behooren te wenden, in de moederlijke ingewanden gedreven, en de oude en overlang verbannen ketterijen der Arianen en Pelagianen weder opgewekt worden. Wij zien, dat alleszins, in het geheim, en in het openbaar, alles vol is van verdachtmakingen, van krakeelen en klachten in de Kerk, waar misschien niet te vreezen is.

Wat raad eindelijk? Nu is het, dat door u Christus, zijne Kerk willende te hulp komen, haar bijstaat, vermaant, waarschuwt, en betuigt, dat gij het beste der conscientiën zoekt. Want gelijk eertijds, wanneer er in de Kerk, aangaande de leeringen verschillen waren gerezen, van de eerste tijden aan, de Apostelen Synoden hebben bijeengeroepen, en hetzelfde middel, dat de vroomste Prinsen nagevolgd hebben, alzoo is ook te dezer tijd, het krachtige remedie in de heilige bijeenkomst der broederen gelegen, die zich zelven niet zoeken, niet de wereld, niet het vleesch, maar den eenigen Christus dienen. Wij hebben alreede genoeg geleerd in onze tijden, hoe droevig en schadelijk het exempel van twist is in het stuk der Religie, in de Hoogduitsche scheuring; wat een groote ergenis het Evangelie gelegd, en hoe veel de eer van Christus verkort wordt; wij hebben het, helaas! maar al te veel bevonden. Welaan dan, door den onsterfelijken God, Eerwaarde Vaders, als uitverkorene kinderen Gods, trekt aan de ontfermingen van Christus zelven; dient de waarheid; zoekt den vrede; geeft het huis Gods zijn vorigen luister; redt den naam en faam der Godzalige dienaren Gods van de gruwzame lasteringen en blamen. Jaagt door uwe eendracht den vijanden vreeze aan;brengt weder den treurenden heiligen de blijdschap;verlost de Kerken van scheuring, de vromen van droefheid, en iedereen van vreeze. Wij daarentusschen zullen tot den God des vredes ootmoedige handen opheffen om den vrede van Jeruzalem, opdat, gelijk Hij al onze zaken uitgevoerd heeft, alzoo ook dit recht Goddelijk werk wille uitvoeren; opdat Hij, die ons zalig gemaakt heeft, ons nu ook wille heelen, en in deze aanliggende jammeren te hulp komen. Dat de Heere in zijnen tempel kome, de kinderen van Levi reinige, en den glans zijner waarheid late lichten, opdat door een ongeschonden dienst der zuivere Religie, voortaan Hem aangename gaven opgeofferd mogen worden. Denzelven bidden wij met vurigen ernst, dat Hij U, Eerw. Vaders, tot uitverkorene Priesters voor Zichzelven wille heiligen; uwe harten met zijnen Geest vervullen; de monden met het heilige vuur wille heiligen; dat gij, het dierbare van het ongeachte, het valsche van het waarachtige door het geestelijk oordeel onderscheidende, een zeer rijken oogst der vertroosting, tot nut der gansche Kerk, moogt daarvan brengen, en eindelijk, dat

13 HANDELINGEN DER NATIONALE SYNODE

__________________________________________________________________________________

gij een zeker bewijs moogt van u geven, hetwelk strekken moge tot vermeerdering van Christus' rijk, tot heerlijkheid van Gods naam, en tot uw eigen lof en zaligheid.

Te Geneve, den 7e' October, in het jaar

1618, naar den ouden stijl.

(Was onderteekend:)

Uwer E. E. Eerbiedigen, de Predikanten en Professoren der Kerk en School van Geneve, en uit hun aller naam:

Simon Gou1art, Predikant te Geneve; Petrus Prevost, Predikant te Geneve;Benedietas Turrettinus, Predikant en Professor der H. Theologie; Daniel Chabreus, Predikant te Geneve.

Het opschrift was: Den Eerwaardigen en Achtbaren mannen, getrouwe Dienaren van Christus, de rechtgevoelende Kerken, Bisschoppen, Predikanten en Leeraren, tot de Dordsche Synode gecommitteerd, hunnen gunstigen Heeren, Vaders en Broeders in Christus Jezus, te Dordrecht!