• No results found

3. Frame-analyse: de PKI-opstanden en de daaropvolgende Repressie (1926-1931)

3.5 Deelconclusie

Dat de gebruikte frames van de CPH zich ook konden veranderen, bleek uit het feit dat bij de er een ontwikkeling in de beeldvorming van de CPH plaatsvond over de oorzaken van de opstanden. Een paar dagen na de Java-opstand verscheen op 16 november een gezamenlijke verklaring in De Tribune namens de besturen van de CPH en het NAS, die ondertekend werd door secretaris Theo Dissel en voorzitter Sneevliet van het NAS en secretaris Bergsma en

136 De Tribune, 2 december, 1926. 137 Ibid, 24 september, 1927.

voorzitter Louis De Visser van de CPH. Hierbij ontkenden zij alle beschuldigingen van enige vorm van communistische betrokkenheid. Zij stelden: “Het is bewuste misleiding voor te stellen, zooals de burgerlijke pers dat doet, te spreken van een Communistisch Complot. Het is geen relletje van eenige menschen, maar een opkomend verzet uit het volk.’’ In de

verklaring legden zij de schuld van de opstand volledig bij het koloniale gezag.138 Later vatte

redacteur van De Tribune, Richard Manuel, de opstelling van de CPH tegenover de opstand samen met de zin: “Want zelden is op zoo duidelijke wijze gebleken, dat hier geen sprake kan zijn van een klassenbewust communistisch optreden, maar dat dit het werk is van een in Indonesië reeds vroeger systematische toegepaste provocatie.’’139

Slechts een week na de opstanden kwamen er steeds meer tegenstrijdige berichten over betrokkenheid van communisten. In De Tribune erkende de CPH op 22 november voor het eerst dat de communisten in Indonesië betrokken waren bij de opstand. Er werd zelfs gesteld dat er communisten vooraan stonden in de strijd, ondanks dat men nog steeds benadrukte dat het een strijd van het Indonesische volk voor onafhankelijkheid en vrijheid was. 140 Een dag later werd duidelijk waarom men voor het eerst sprak over communistische betrokkenheid. Er verscheen een manifest van de Komintern in De Tribune. In het manifest stelde de Komintern dat er een revolutionaire strijd in Indonesië gaande was, die onder leiding stond van de PKI met als doel om, onder de proletarische leiding, een eenheidsfront te

vormen.141

Had de Komintern vanwege het bezoek van Alimin en Moesso wel de opstand in Indonesië voorzien? Nee, de opstand kwam ook voor de Komintern als een onaangename verrassing, deze had immers de plannen voor een gewapende opstand in Indonesië afgewezen. Voor het blok geplaatst kon de Komintern echter weinig anders doen dan de opstand

ondersteunen. Nu de opstand eenmaal had plaatsgevonden, trachtte Stalin deze uit te buiten. Hij kon tegenover zijn criticus Trotski wijzen op een revolutionaire opleving in Azië, die als bewijs kon dienen voor de juistheid van de koloniale politiek van de Komintern.142 Daarbij

liet de Komintern niet na in het manifest te wijzen op het voorbeeld van de Chinese revolutie. Hiermee hoopte zij dat arbeiders en boeren in andere Aziatische landen als India en in dit geval Indonesië geïnspireerd raakten door de communistische revolutie in China. “De revolutionaire beweging tegen het Imperialisme breidt zich voortdurend uit en slaat van het

138 De Tribune, 16 november, 1926. 139 Ibid, 19 november, 1926. 140 Ibid, 22 november, 1926. 141 Ibid, 24 november, 1926.

eene land naar het andere over. Zij grijpt om zich heen van China naar Java.’’143 Hierop

werden diverse telegrammen van de Komintern naar de partijleiding in Nederland gestuurd. Daarin benadrukte de Komintern, dat de CPH moest stellen dat de oorzaak van de opstand niet alleen provocatie van de koloniale regering was, maar dat de communistische invloed in de opstanden duidelijk aanwezig was. Verder moest de invloed van de Chinese revolutie benadrukt worden.144

Na de ingreep van de Komintern werden de PKI-opstanden door de CPH meer en meer toegeschreven aan de communisten. De CPH had veel kritiek gekregen van de Komintern en haar eigen leden vanwege de eerste interpretatie over de opstanden en de verandering in haar berichten erover. Op het partij congres in juli 1927 werd door de

partijleiding erkend dat zij in eerste instantie een verkeerde interpretatie aan de opstand gaf:

“De Partij erkent hier, en verklaart openlijk, ten aanhoore van de Nederlandsche arbeidersklasse, dat op een bepaald oogenblik een fout is gemaakt. Zij erkent dit, op voorstel van het Partijbestuur. Onze tegenstanders mogen probeeren hierover te spotten; maar de arbeiders zullen begrijpen, dat een dergelijke zelfcritiek, uitgeoefend door de Partij en de Partijleiding tesamen, de organisatie innerlijk versterkt, en herhaling van de fouten in de toekomst verhindert.’’145

Verder stelde Bergsma in een rede het volgende. “Er is voortdurend provocatie geweest tegenover de revolutionaire beweging in Indonesië; was het wonder, dat wij ook nu daaraan dachten, temeer waar we over de schaarse en vage gegevens beschikten?’’ Maar de hand werd niet alleen in eigen boezem gestoken. De schuld werd ook bij Sneevliet gelegd. Sneevliet was een oud en vooral dwars partijlid die inmiddels uit de CPH was gestapt. Hierdoor was hij niet populair in de partij en was het makkelijk om hem de schuld te geven. Het CPH-partijbestuur gaf Sneevliet de schuld van het bestempelen van de opstand als een wanhoopsdaad,

geprovoceerd door het wanbeleid van gouverneur-generaal Fock, een politiek die toen door hen volledig werd gedekt.146 Sneevliet kwam in De Baanbreker in 1931 terug op deze

‘verkeerde interpretatie’. “Bij ons leefde sterk het begrip, dat provocatie van handlangers der regeering een rol had gespeeld. Wij hebben de zoogenaamde koloniale specialiteiten der IIIe

143 De Tribune, 24 november, 1926.

144 G. Voerman, De meridiaan van Moskou, 350. 145 De Tribune, 21 juli, 1927.

146 Algemeen Rijksarchief Den Haag, collectie De Meijer, Centrale Inlichtingendienst (2.04.53.21), inv. nr. 15

Internationale slechts met schouderophalen kunnen beantwoorden, toen zij deze

veronderstelling als ‘rechtste afwijking’ signaleerden.’’147 Sneevliet bleef bij het standpunt dat

de provocatie van de koloniale regering de directe aanleiding was voor de opstanden. Hij uitte zelfs kritiek op de CPH en de Komintern omtrent de opstanden. Zij hadden volgens hem een slechte invloed en een rol gespeeld in het te vroeg laten uitbarsten van de opstanden: “De directe verantwoordelijkheid voor de uitbarsting ligt bij de gezagsmaniakken, die de

richtlijnen voor het koloniale bewind in Indonesië trokken.’’148 Verder haalde aan dat hij meer

verstand heeft dan veel CPH-leden om het koloniale wanbeleid in gebrek te stellen, zoals hij ook had gedaan in zijn tijd in Indonesië van 1914-1919. Zo stelde hij “de Visser werkt slechts met fonograafplaten, zoodra hij met Indische zaken te doen heeft.’’149

De CPH werd zodoende gecorrigeerd door de Komintern. Hierna volgde de partij de lijn van Moskou, maar slechts tot op zekere hoogte. Er werd namelijk nog altijd benadrukt dat de opstandige beweging een volksbeweging was, de communisten stonden alleen in de

voorste rijen.150 In deze volgde de CPH dus de lijn van de Komintern. De ingreep van de

Komintern en de gevolgen daarvan in de beeldvorming van de CPH laat zien dat frames kunnen veranderen door externe factoren.

147 De Baanbreker, 14 november, 1931, nr. 29, 3e jaargang. 148 Ibid.

149 Ibid, 22 juni, 1929, nr. 11, 1e jaargang. 150 De Tribune, 27 november, 1926.

4. Frame-analyse: De Zeven Provinciën