De Oase van Matisse: de vaste collectie als tentoonstelling
Afbeelding 25. De monumentale trap in de tentoonstelling De Oase van Matisse
Schmalgemeijer paste een handige truc toe in de opdeling van de ruimte op de begane grond. De werken van Matisse in de vaste collectie waren met subtiele gele lijnen die vanaf het plafond liepen gemarkeerd. Hetzelfde geel werd geïntroduceerd in de openingshal, en kwam terug in de doorgangen tussen de verschillende museumzalen, alsook op de eerder genoemde trap. Op de bovenverdieping zijn de lijntjes echter korter en zitten ze dichter bij het plafond. Volgens Schmalgemeijer is dit gedaan omdat
moderne werken zonder lijsten, kleuren om zich heen niet kunnen verdragen. Daarom zijn de muren ook wit:
Wanneer deze lijntjes langer zouden zijn, of als je de muren een kleur geeft, dan gaat dit werken met het kunstwerk, dan lijkt het er bij te horen. Werken als die van Van Gogh zijn bedoeld als versiering van de ruimte, de cut-outs van Matisse en moderne kunst in het algemeen gaan iets aan met de ruimte, hebben veel ruimte nodig, en die moet je ze ook geven.139
Naast het leidende geel waren de muren Sandbergwit. De neutraliteit wordt in het Stedelijk als een duidelijke identiteitsvormer gezien en volhardend toegepast. Deze neutraliteit is terug te zien in de verlichting en in de vitrines met kazuifels. De esthetiek
en sacraliteit van de objecten en niet de historische context of significantie van de werken werden hierdoor benadrukt. Het museum presenteert het als tijdloze objecten. Volgens Bart Rutten is het neutrale beginpunt in het Stedelijk altijd wit, “Maar als er een tentoonstelling is die zich goed leent voor pimpelpaarse muren, dan zullen we dat zeker doen.”140 Matisse zelf zag het onderscheid tussen gebruiksvoorwerpen en kunst ook
niet. Dit rechtvaardigt volgens het museum het tonen van de kazuifel als kunst (afbeelding 26). Ook heeft dit onderscheid in het museum nooit echt bestaan. In de komende vernieuwing van de vaste collectie zullen deze dan ook weer door elkaar getoond worden.141
De ruimtes op de benedenverdieping zijn door Benthem Crouwel teruggebracht naar het formaat dat architect Weissman meer dan een eeuw geleden ontwierp. De ruimtes verschillen in grootte, maar door de ruimte tussen de werken en de witte muren wordt een soort aura rondom de schilderijen gecreëerd. De bovenzalen van de expositie zijn veel weidser, waardoor de schilderijen lijken te zweven in het overdonderende wit (afbeelding 27). Deze werken waren ook groter, en de periode dat Matisse gelovig was – aan het eind van zijn leven -‐ werd hier besproken. Deze werken werden samen met werken uit het abstract expressionisme en de periode van de white cube getoond. Het geheel gaf deze zalen hierdoor een sacraliteit. Het vormde ook de afsluiter van de tentoonstelling.
140 Rutten, 2016.
Afbeelding 26. Vitrine met kavuizels in de tentoonstelling de Oase van matisse.
Afbeelding 27. Een Matisse en schilderij van Mark Rothko naast elkaar gepresenteerd.
De tentoonstelling was gebaseerd op een concept. De werken van Matisse werden chronologisch gepresenteerd en naast de werken uit de collectie van het Stedelijk gepresenteerd om soms een tijdsbeeld te geven en anders crosslinks te stimuleren, zoals die al door Fuchs in diens Couplettentoonstellingen werden gemaakt. Daarnaast werden de werken soms ook op thema gepresenteerd. Het kan als verwijzing naar het verleden worden gezien. De tentoonstelling had weinig tekst en die werd klein gepresenteerd, op grote afstand van de werken. De tentoonstelling leek te willen zeggen dat de werken van Matisse altijd hebben geïnspireerd, in alle tijden relevant zijn geweest en dat zij voor zichzelf kunnen spreken. De tekst werd geschreven door de curatorial staff, die werd aangepast door de educatieafdeling. Een boekje begeleidde de tentoonstelling.142
Interactie werd niet gestimuleerd in de tentoonstelling. De tentoonstelling was zeer sec. De boodschap leek dat deze kunst voor zichzelf kon spreken. Het aantal
tentoonstellingsmiddelen was klein. Volgens Schmalgemeijer is dit een keuze. De nadruk lag op schilderijen en werk op papier. De gewaden en glas-‐in-‐loodramen kregen
dezelfde artistieke waarde toebedeeld. Met name de artistieke waarde was van belang. Contextualisering werd gedaan door het in relatie tonen met andere werken, maar deze relatie werd – in de traditie van Fuchs – vaak niet geëxpliceerd.
Tentoonstellingsmiddelen als het palet van de kunstenaar, of kleurstalen die deze gebruikte werden volgens Bart Rutten expliciet niet getoond:
Ik vind dat een vals sentiment. Dat gaat over een historische sensatie, die niet per se in dienst staat van de esthetische sensatie en die moet altijd lijdend zijn. Van mij mag het, maar dan in een educatieve setting, of in een bijruimte met een film. Maar nooit in een zelfde positie, op een zelfde podium als de kunst.143
Wel waren er twee video’s te zien, maar met name omdat deze in het onderzoek dat de Tate en het MoMA hebben gedaan werden herontdekt. De video op de begane grond werd gekozen om de afwezigheid van vroege tekeningen aan te vullen.
De tentoonstelling kan gezien worden als een succes. De recensies waren
142 Rutten, 2016.
onverdeeld positief144. Daarnaast was het de best bezochte tentoonstelling in het
Stedelijk ooit (360.000 bezoekers), in een jaar waarin het Stedelijk Museum 8 % minder bezoekers trok dan het voorgaande.145 De bezoekers wisten hun weg naar de
tentoonstelling te vinden. Het was een blockbuster.
Analyse
Het hybride museumscript is te herkennen in de Matisse tentoonstelling. De vormgeving wordt benadrukt door het gebruik van geel. Er wordt duidelijk vanuit de looproute van de bezoeker gedacht. Er wordt ook terugverwezen naar presentatiemethoden uit het verleden, zoals de methode Fuchs. Daarnaast zijn bepaalde aspecten van het onzichtbare museumscript te ontdekken. De ongemedieerde ervaring met het kunstwerk is te zien in de neutrale ruimtes, met name op de bovenverdieping, iets wat door Bart Rutten ook benadrukt wordt.
Deze neutrale vormgeving is duidelijk een deel van de identiteit van het gebouw en waarvoor het museum volgens de commissie CTSM staat. Het
blockbustergehalte van de tentoonstelling sluit aan bij de doelstelling dat het museum voor iedereen is. De tegenstrijdigheid in de identiteit, het museum richt zich ook op een publiek van kunstkenners, is ook in de tentoonstelling te zien. De objecten worden op een neutrale manier gepresenteerd, zonder veel toelichting en met crossverwijzingen in de traditie van Fuchs, die een gespecialiseerd publiek zullen aanspreken. Zo ontstaan er verschillende lagen in de tentoonstelling die het voor een gevarieerd publiek
aantrekkelijk maken.