• No results found

2. Over de opkomst van ICT

2.1. Vakdidactische opvattingen over ICT

2.2.1. De beloften van Digital History

De eerste vier kwaliteiten van digital history die Cohen en Rosenzweig formuleren zijn vooral van kwantitatieve aard. Ten eerste biedt digitale technologie historici bijvoorbeeld meer (opslag)capaciteit waardoor grotere hoeveelheden informatie kunnen worden opgeslagen. Door historische informatie te digitaliseren kan deze bovendien veel gemakkelijker en goedkoper worden bewaard. Het conserveren van historisch materiaal is hierdoor enorm veranderd. 196 Vele archieven, musea,

194 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 2-16. 195 Ibidem.

196 Roy Rosenzweig, ‘Scarcity or abundance? Preserving the past in a digital era’, American Historical

bibliotheken en andere culturele instellingen hebben inmiddels al grote delen van hun collecties gedigitaliseerd.197

Maar de mogelijkheden van digitale opslagplaatsen zouden van weinig betekenis zijn zonder het tweede voordeel: toegankelijkheid. Door de ontwikkeling van digitale netwerken die samen zijn gekomen in het world wide web, is digitale historische informatie bijna direct, overal en vaak gratis toegankelijk geworden. Digitale archieven en culturele collecties hebben grote hoeveelheden historische materiaal ontsluierd en toegankelijk gemaakt voor groepen (bijvoorbeeld middelbare scholieren) die hier traditioneel geen toegang toe hadden.198 Daarnaast kunnen historici door middel van

websites, e-mail en andere online communicatie middelen gemakkelijker en goedkoper communiceren. Zowel intern met collega’s en andere onderzoekers, als extern door de digitale toegang tot verschillende publieken (zoals studenten en het algemene publiek).

Het gemak waarmee digital history toegankelijk kan worden gemaakt voor deze publieken, hangt vooral samen met de flexibiliteit van digitale informatie. Doordat deze informatie eigenlijk uit eentjes en nulletjes bestaat, kan het in eindeloos veel vormen worden georganiseerd en gepresenteerd. Nieuwe media theoreticus Lev Manovich zegt hierover: ‘A new media object is not something fixed once and for all, but something that can exist in different, potentially infinite versions.’199 Deze flexibiliteit biedt enorme

mogelijkheden om het verleden in digitale vorm te bewaren, te bestuderen en te presenteren.200 In digitale archieven kan bijvoorbeeld tekst samen met audio, foto en

video tegelijk worden opgeslagen en op verschillende wijzen aan elkaar worden verbonden. Door dergelijke verbanden te visualiseren en op verschillende manieren te ordenen zijn nieuwe vormen van interpretatie en onderzoek mogelijk.201 Daarbovenop

kan digitale historisch informatie vervolgens op eindeloos veel manieren worden

197 Gerben Zaagsma, ‘On digital history’, BMGN - Low Countries Historical Review 128-4 (2013) 3-29, aldaar 19. Zie ook: Antonella Fresa, ‘Digital cultural heritage roadmap for preservation’, International Journal of Humanities and Arts Computing 8 (2014) 107-123. 198 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 3. In dit verband is ook wel gesproken van de ‘democratization of history’. Zie hiervoor: Cheryl Mason Bolick, ‘Digital archives. Democratizing the doing of history’, International Journal of Social Education 21-1 (2006) 122-134. 199 Lev Manovich, The language of new media (Cambridge 2001) 36. 200 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 3-4. 201 Martyn Jessop, ‘Digital visualization as a scholarly activity’, Literary and Linguistic Computing 23-3 (2008) 281-293. Zie ook: Frederick W. Gibbs and Trevor J. Owens, ‘The hermeneutics of data and historical writing’ in: Kirsten Nawrotzki en Jack Dougherty, Writing history in the digital age (Ann Arbor 2013). Online versie: http://quod.lib.umich.edu/d/dh/12230987.0001.001/1:7/--writing-history-in-the- digital-age?g=dculture;rgn=div1;view=fulltext;xc=1#7.3 (geraadpleegd op 25 april 2016).

georganiseerd, aangepast en vormgegeven voor presentatiedoeleinden.202 Zo maakt

digital history nieuwe manieren mogelijk om met het verleden om te gaan.

De toegankelijkheid en flexibiliteit van ICT maken dat digital history bovendien grote mate van openheid en diversiteit kent. Het internet heeft niet alleen een enorm publiek toegang verschaft tot historische informatie en origineel materiaal, het biedt ook vele mogelijkheden om zelfstandig historisch werk te publiceren en te presenteren aan een wereldwijd publiek. Cohen en Rosenzweig zeggen hierover: ‘No publishing medium has ever had such a low barrier to entry. At virtually no cost, millions have access to their own printing press.’203 Anders dan traditionele geschiedschrijving is digital history

in principe minder gebonden aan hiërarchische structuren. Dit leidt in theorie tot grotere participatie van amateur historici en uiteindelijk tot een grotere diversiteit in historisch werk.204

Deze eerste vier aspecten bieden voordelen die te met name te maken hebben met kwantitatieve verbetering. Historisch materiaal kan bijvoorbeeld makkelijker en in grotere hoeveelheid worden bewaard, bewerkt en gepresenteerd om een groter publiek te bereiken. Tegelijkertijd heeft dit direct invloed op de kwaliteit van digital history. Bijvoorbeeld doordat geschiedenis op meer manieren kan worden gepresenteerd waardoor meer perspectief kan worden aangebracht. De overige aspecten die Cohen en Rosenzweig formuleren zijn echter nog explicieter van kwalitatieve aard. Gesteld kan worden dat deze aspecten digital history daarom op nog een meer elementaire wijze onderscheiden van de traditionele geschiedbeoefening en omgang met het verleden.205.

De eerste van deze aspecten, manipuleerbaarheid, heeft betrekking op de manieren waarop digitale informatie beïnvloed en gemanipuleerd kan worden om nieuwe inzichten te verkrijgen. Digitale zoekmachines zijn bijvoorbeeld eenvoudige, maar krachtige hulpmiddelen, die gebruik maken van de manipuleerbaarheid van 202 John Theibault, ‘Visualizations and historical arguments’ in: Kirsten Nawrotzki en Jack Dougherty, Writing history in the digital age (Ann Arbor 2013). Online versie: http://quod.lib.umich.edu/d/dh/12230987.0001.001/1:8/--writing-history-in-the-digital- age?g=dculture;rgn=div1;view=fulltext;xc=1#8.1 (geraadpleegd op 25-4-2016) (geraadpleegd op 25 april 2016). 203 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 4. 204 Roy Rosenzweig, ‘Can history be open source? Wikipedia and the future of the past’, Journal of American History 93-1 (2006) 177-146. Zie ook: Leslie Madsen-Brooks, ‘I nevertheless am a historian’. Digital historical practice and malpractice around black confederate soldiers’ in: Kirsten Nawrotzki en Jack Dougherty, Writing History in the Digital Age (Ann Arbor 2013). Online versie: http://quod.lib.umich.edu/d/dh/12230987.0001.001/1:5/--writing-history-in-the-digital- age?g=dculture;rgn=div1;view=fulltext;xc=1#5.1 (geraadpleegd op 26 april 2016). 205 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 4-5.

digitale historische informatie. Met behulp van zoekmachines kan tekst razendsnel worden doorzocht op bepaalde woorden of zinnen. Zo kunnen grote hoeveelheden tekst zeer snel worden geanalyseerd en geselecteerd voor verder onderzoek.206 Risico’s

hiervan (bijvoorbeeld dat zoekprocessen en analyses minder transparant worden) zullen later worden besproken.

Een volgende aspect van ICT dat Cohen en Rosenzweig onderscheiden is de mogelijkheid tot interactiviteit. Anders dan traditionele media biedt ICT, en met name het internet, de mogelijkheid tot tweerichtingsverkeer. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden tot uitwisseling die de conventionele schrijver-lezer (of producent- consument) verhouding transformeert. De ‘dialoog’ die hierdoor ontstaat kan verrijkend zijn voor de omgang met het verleden en vruchtbaar voor historisch onderzoek.207

Cohen en Rosenzweig schrijven: ‘The web becomes a place for new forms of collaboration, new modes of debate, and new modes of collecting evidence about the past.’208 ICT heeft zo zelfs de potentie om traditionele structuren van kennisoverdracht

te transformeren. Jerome de Groot zegt hierover: ‘The way that people engage with history currently is fundamentally interactive, and it follows that the internet (…) can work to challenge structures and hierarchies of knowledge’.209 ICT biedt hiermee, met

name voor publiekshistorici, interessante manieren om de autoriteit over het verleden met publiekscategorieën te delen.210

Hypertekstualiteit is de laatste kwaliteit van digital history die Cohen en

Rosenzweig formuleren. Deze welbekende digitale techniek vormt het grondbeginsel van het internet. Tim Berners-Lee, de originele designer van het web, noemde dit meest basale protocol in zijn ontwerp: ‘Hyper Text Transfer Protocol’, oftewel de ‘http’ waar ieder webadres mee begint.211 Hypertekst heeft direct activeerbare verwijzingen

(hyperlinks) waarmee de lezer kan ‘doorklikken’ tussen digitale teksten en andere media. De complexe samenhang die hierdoor kan ontstaan is door digital historici wel omschreven als een ‘dispersal, decentralisation, delinearization, and de- 206 Ibidem, 5. 207 Chiel van den Akker, ‘History as dialogue. On online narrativity’, BMGN - Low Countries Historical Review 128-4 (2013) 103–117. 208 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 5. 209 De Groot, Consuming history, 90. 210 Fien Danniau, ‘Public History in a digital context’, BMGN - Low Countries Historical Review 128-4 (2013) 118-144, aldaar 118. Zie ook: Roy Rosenzweig and David Thelen, The presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998). 211 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 5.

sequentialization’ van traditionele tekst ‘allowing readers to define their own paths.’212

Hypertekst re-configureert traditionele tekst en verhaallijnen en stelt lezers in staat om, op meerdere manieren, zelfstandig door historische informatie te navigeren.213 Het

maakt de online omgang met geschiedenis zo niet alleen interactiever maar geeft schrijvers ook interessante nieuwe mogelijkheden om de gelaagdheid van het verleden (letterlijk) in beeld te brengen. 2.2.2. De risico’s van Digital History Hoewel deze kwaliteiten een aantal grote voordelen bieden, betekent dit niet dat digital history per definitie leidt tot een rijkere, meer lonende omgang met het verleden. In het verlengde van deze kwaliteiten liggen namelijk ook een aantal risico’s en problemen, die feitelijk de andere kant van de digitale medaille vormen. Dit zijn de gevaren waar sceptici als Gertrude Himmelfarb al in de jaren negentig op hebben gewezen. Een eerste gevaar schuilt in de (inhoudelijk)kwaliteit van digitale historische informatie. Door de grotere capaciteit, toegankelijkheid, flexibiliteit en diversiteit heeft zich op het web een gigantische hoeveelheid (historische) informatie geaccumuleerd. Maar, door het ontbreken van autoriteiten die de inhoudelijke kwaliteit en onderlinge samenhang bewaren, stellen historici vraagtekens bij de waarde van deze informatie. 214

Conservatieve historici staan om deze reden zelfs uiterst sceptisch tegenover het internet en nieuwe media. De Amerikaanse historicus James W. Brodman schrijft in dit verband bijvoorbeeld over het internet: ‘this medium is as open to the zany and the zealous as it is to serious scholars’.215 Brodman vreest dat het digitale publiek hierdoor

veel historische informatie krijgt voorgeschoteld die vanuit academisch perspectief bezien niet correct is. ‘Much of the material that students (…) unearth in cyberspace is of uneven character–juvenile, inaccurate, or sometimes simply wrong.’216 Het internet en

212 Arjun Sabharwal, Digital curation in the digital humanities. Preserving and promoting archival and

special collections (Waltham 2015) 73.

213 Zie voor een visuele uitleg over de betekenis van hypertekst: Michael Wesch, ‘The machine is us/ing

us,’ http://www.youtube.com/watch?v=6gmP4nk0EOE (geraadpleegd op 6 mei 2016).

214 Daniel Cohen en Roy Rosenzweig, ‘Web of lies? Historical knowledge on the Internet’, First monday 12-

5 (2005). Online versie: http://journals.uic.edu/ojs/index.php/fm/article/view/1299 (geraadpleegd op 26 april 2016).

215 James William Brodman, ‘E-Publishing. Prospects, promises, and pitfalls’, Perspectives (February 2000)

online versie: https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-

history/february-2000/e-publishing-prospects-promises-and-pitfalls (geraadpleegd 28 april 2016).

andere digitale media worden daarom door Brodman en veel andere historici beschouwd als onzekerder en gevaarlijker dan traditionele bronnen van informatie zoals boeken, musea en klaslokalen.

Naast de inhoudelijke kwaliteit wijzen historici ook op het risico van een gebrek aan samenhang. De Vlaamse publiekshistorica Fien Danniau vraagt zich in dit verband bijvoorbeeld af wat de publieke relevantie is van de grote hoeveelheid historisch materiaal dat online toegankelijk is, als het niet wordt voorzien van context. Ze schrijft, ‘the enormous amount of sources online has lost contact with an historical discourse, and therefore also with scientific historiography.’217 Zonder deze historiografische

context staat historisch materiaal op zichzelf en verliest zo zijn historische betekenis, aldus Danniau.

De kritische kanttekening die historici zoals Brodman en Danniau zetten bij het gebrek aan autoriteit binnen digital history, belicht een aantal belangrijke potentiele risico’s van digital history. Echter, gezegd moet worden dat deze kritische houding tegelijkertijd de weerstand en de moeite reflecteert die veel academische historici hebben om hun traditionele gezaghebbende rol op te geven. Over het algemeen vinden historici het oncomfortabel om hun autoriteit met hun publiek te delen en kijken daarom vaak sceptisch naar de populaire omgang met het verleden.218 Publiekshistorici

zoals Jerome de Groot hebben overtuigend beargumenteerd dat historici dit ook juist als een vruchtbare kans kunnen zien. In plaats van terughoudend en huiverig zouden zij juist creatief en onderzoekend, samen met hun publiek, op zoek moeten gaan naar nieuwe manieren waarmee op zinvolle wijze vorm kan worden gegeven aan geschiedenis.219 De publiekshistorische houding is zo meer open en heeft daardoor naar

mijn idee meer kans van slagen om de mogelijkheden van digital history volledig te benutten.

Het volgende probleem is de duurzaamheid van digitale historische informatie. De keerzijde van flexibiliteit is dat digitale data in de praktijk veel moeilijker zijn te bewaren en te conserveren dan traditionele informatie. Op de eerste plaats heeft dit te maken met de vergankelijkheid van informatie op het internet.220 Veel informatie op het

web wordt voortdurend aangepast, gewijzigd en verwijderd, zonder dat dit duidelijk 217 Fien Danniau, ‘Public History in a digital context’, 19. 218 De Groot, Consuming History, 4. 219 Ibidem, 5-6. 220 Rosenzweig, ‘Scarcity or abundance?’, 737. ‘Born digital’ bronnen worden op dit moment bijvoorbeeld vooral door particuliere initiatieven bewaard. Zie bijvoorbeeld: https://archive.org/index.php.

sporen nalaat of wordt bijgehouden. Aangezien een steeds groter deel van ons leven en werk zich online afspeelt, zullen we moeten nadenken over manieren om dit te bewaren voor toekomstige generaties.221 Op de tweede plaats komt dit door de snelheid van

technologische ontwikkelingen, waardoor digitale dragers van vandaag, morgen achterhaald en onleesbaar kunnen zijn.222 Figuur 2.3 De ‘WalkMac’ (1987), een van de eerste draagbare Apple computers naast een moderne MacBook Air laat vijfentwintig jaar computer ontwikkeling zien.223 Leesbaarheid vormt een derde risico. Waar vooral hypertekst een rijkere en associatieve

leeservaring met digitale tekst belooft, blijkt uit de praktijk dat het lezen van digitale informatie ook een aantal nadelen heeft.224 Het lezen van een scherm vraagt

bijvoorbeeld meer mentale inspanning van de lezer dan een papieren tekst. Hierdoor

221 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 8. 222 Een voorbeeld hiervan zijn de CD en DVD die sinds enkele jaren worden vervangen door Cloud- diensten, terwijl de klassieke videoband (VHS) en zijn voorgangers allang tot het verleden behoren. Voor meer over de overgang naar Cloud Computing zie: Andrzej Gościński e.a. ed., Cloud computing: principles and paradigms (Hoboken 2011) xv-xvii. 223 Kadhim Shubber, ‘Gallery. First Apple laptop and the evolution of portable computers, 3 juni 2013,

website Wired. http://www.wired.co.uk/article/colby-walkmac (geraadpleegd 30 mei 2016).

wordt digitale tekst minder secuur gelezen.225 Uit onderzoek naar de waarde van

digitaal lezen in het onderwijs blijkt dat leerlingen digitale teksten vooral scannen en niet écht lezen. Dit is geen luiheid, maar een andere leesstrategie die de hersenen automatisch toepassen om met de hogere cognitieve eisen van digitale tekst om te gaan.226 Dit heeft belangrijke consequenties voor de digitale omgang met historische

informatie. Historici en leraren zullen na moeten gaan wat digitale leesbaarheid betekent voor de presentatie van historisch informatie en hun werk hierop aan moeten passen.227

Hoewel digital history in potentie nieuwe vormen van uitwisseling en dialoog mogelijk maakt, kan de digitale omgang met het verleden ook een tegenovergesteld effect hebben, namelijk passiviteit. Dit komt onder andere doordat de interactiviteit die historici graag zouden zien een grote uitdaging blijkt in de digitale praktijk. Computers zijn dol op duidelijke structuren zoals goede en foute antwoorden (daarom zijn multiple choicetests de meeste voorkomende vorm van interactiviteit op het web) terwijl historici houden van nuances, details en kanttekeningen. Het is moeilijk om deze verfijningen in computersoftware te integreren waardoor de interactieve beleving van het publiek niet altijd de kritische ervaring teweeg brengt die historici graag zouden willen zien.228 Ook hier zullen historici en docenten rekening mee moeten houden

wanneer zij bezig zijn met digital history.

Het vijfde en laatste risico dat Cohen en Rosenzweig identificeren is geslotenheid. Want, hoewel digital history eerder is omschreven als open, toegankelijk en divers, kunnen deze kwaliteiten ondermijnd worden door een gebrek aan toegang voor bepaalde groepen, commerciële monopolies en politieke belangen.229 De belangen van

commercie en politiek hebben steeds grotere invloed op de productie van digital history. Jerome de Groot heeft in zijn werk over genealogie beschreven hoe de rol van 225 Ferris Jabr, ‘The reading brain in the digital age. The science of paper versus screens’, 11 april 2013, website Scientific american. http://www.scientificamerican.com/article/reading-paper-screens/ (geraadpleegd op 3 mei 2016). Uit een onderzoek uit 2003 bleek dat digitale tekst 10 tot 40% langzamer werd gelezen en dat onderdelen regelmatiger werden gemist. Zie hiervoor: Jakob Nielsen, ‘PDF. Unfit for human consumption’, 14 juli 2003, website Nielsen Norman group. https://www.nngroup.com/articles/pdf-unfit-for-human-consumption/ (geraadpleegd op 3 mei 2016). 226 Marianne Driessen, ‘Lezen en leren zonder papier. Een eeuwige belofte?’, Levende Talen 3 (2010) 4-7. 227 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 8. 228 Ibidem, 8-9. 229 Roy Rosenzweig, ‘The road to Xanadu. Public and private pathways on the history web’, The Journal of American History 88-2 (2001) 548-579. Het gebrek aan toegang tot computer en internet voor sommige groepen is ook wel omschreven als de ‘Digital Divide’ tussen arm en rijk, wit en niet-wit, westers en niet- westers. Zie hiervoor: Mark Bauerlein ed., The digital divide. Arguments for and against Facebook, Google, texting, and the age of social networking (New York 2011).

commerciële bedrijven als ‘gatekeepers’ van historische informatie is toegenomen in de afgelopen decennia. Hij stelt: ‘It is part of an annexation of public historical space’.230 In

verband met deze ontwikkeling in digital en public history stellen Cohen en Rozenzweig de terechte vraag: ‘Will amateur and academic historians be able to compete with well- funded commercial operators—like the History Channel—for attention on the Net?’231

Zo niet, dan zal geschiedenis online steeds meer plaatsvinden in eenzijdige, afgesloten gemeenschappen, gecontroleerd door commerciële conglomeraties en zal de droom ‘of a globally interconnected scholarship’ niet meer blijken dan precies dat – een droom.232

2.3. Conclusie

In dit hoofdstuk zijn inzichten uit vakdidactisch en Digital History onderzoek besproken. Hieruit wordt duidelijk dat de opkomst van ICT consequenties heeft voor de manier waarop we met geschiedenis omgaan. Dit geldt zowel voor ICT in de academie als op de middelbare school. Deze consequenties zijn zowel positief al negatief. In dat verband wordt wel gesproken over de beloften en risico’s, of de voor- en nadelen van ICT voor de omgang met het verleden. Inzicht in deze voor- en nadelen kan ons helpen ICT beter vorm te geven en/of in te zetten als hulpmiddel voor de omgang met het verleden. In vakdidactische literatuur wordt vooral gesproken over de verschillende functies van ICT als instrument in het onderwijs. De voor- en nadelen zijn ook in deze functies zichtbaar. Duidelijk werd dat kennis hierover ons helpt om de betekenis van digitale leermiddelen beter te begrijpen en ons in staat stelt deze kritisch te evalueren, en eventueel te verbeteren. Door een overzicht te geven van de mogelijkheden en risico’s zoals die in de literatuur worden geformuleerd geeft dit hoofdstuk aldus een aantal aanknopingspunten om de video’s op te beoordelen. In het volgende hoofdstuk zullen zowel de theoretische inzichten uit Digital Public History, als vakdidactische onderzoek worden gebruikt om een aantal instructievideo’s nader te onderzoeken. Hierin spelen de in het voorgaande hoofdstuk geformuleerde moderne ideeën over de kern van geschiedenisonderwijs weer een belangrijke rol. 230 Jerome de Groot, ‘International federation for Public History plenary address. On genealogy’, The Public Historian 37-3 (2015) 102-127, aldaar 113. 231 Cohen en Rosenzweig, Digital History, 9. 232 Ibidem.

3. Over JORTgeschiedenis. Een inhoudelijke analyse

‘Morgen schrijf ik mijn geschiedenis examen met een zachte g in mijn hoofd.’233 Tweet over JORTgeschiedenis

In het eerste hoofdstuk zijn achtergronden en kern van het geschiedenisonderwijs besproken. Duidelijk werd dat zowel historisch denken en redeneren als oriëntatiekennis belangrijk zijn voor het vak. In het tweede hoofdstuk zijn inzichten over ICT en geschiedenis uit zowel de publiekshistorische als de