• No results found

De Belevingswereld van het Kind en Sprookjes

In document Parels op het glas (pagina 30-34)

Het volgende stukje is afkomstig uit Kindergeheimen van Susanne Stöcklin-Meier.

Ik vind dat ze op een treffende en kinderlijk eenvoudige manier beschrijft hoe kinderen hun omgeving beleven. Deze ontwikkeling is ook beschreven in de vorige twee paragrafen, maar op een vrij zakelijke manier. Ik hoop dat de voorbeelden in komende tekst de ontwikkeling wat verduidelijken en levendiger maken zoals die werkelijk bedoeld is:

“Jean Piaget heeft met zijn onderzoeken aangetoond dat het denken van kinderen tot hun prepuberteit animistisch van aard is. Het woord animisme komt van het Latijnse anima, dat ziel betekent. Kinderen zijn er van overtuigd dat alle dingen een ziel hebben, dat ze leven en in staat zijn tot voelen en handelen. Voor hen is een steen een levend iets, omdat hij van een heuvel kan rollen en door de lucht kan vliegen. De rivier leeft en heeft een eigen wil, want zijn water stroomt. Voor kinderen is elke boom een levend wezen, omdat hij zijn taken schudt in de wind en zijn bladeren laat dansen. Op deze leeftijd is de overgang tussen levensloze voorwerpen en levende wezens nog vloeiend. Kinderen weten zeker dat wij mensen de taal van bomen, van de wind en het water kunnen verstaan, als we maar goed luisteren. Ze praten immers ook met ‘stomme’ knuffels en poppen. Kinderen praten met onzichtbare vriendjes in en achter de bloemen, vlinders en slakkenhuizen.

Ze hebben dezelfde binding met voor volwassenen levensloze dingen als alle in de natuur gewortelde culturen – zoals de Indianen of Maori’s in Nieuw Zeeland. Ook de Indianen zien de wereld nog op een dergelijke manier. Dat blijkt uit het volgende Indianen spreekwoord: God slaapt in de Steen, droomt in de plant, ontwaakt in het dier en staat op in de mens. Kinderen gaan ervan uit dat onze betrekking tot de levensloze wereld van dezelfde aard is tot de levende wereld. Ze leven spontaan al hun gevoelens uit. Een kind streelt en kust zijn moede, omdat het van haar houdt.

Op dezelfde manier kust en streelt het ook de voorwerpen die het mooi vindt. Dat kan een ketting zijn, een spiegel, een foto, een stuk speelgoed of een paar schoenen. Als een kind zich stoot aan de tafelrand, dan wordt het boos en slaat de tafel. Valt de deur voor zijn neus in het slot, dan trapt het er woedend tegenaan en scheldt de deur uit. Het kind straft de deur, omdat het zeker weet dat die in het slot is gevallen uit pesterigheid.

Een ander fenomeen bij kinderen is dat ze geloven dat andere mensen ze niet meer kunnen zien als ze hun ogen bedekken. Als een kind van twee zijn hoofd in de prullenmand

steekt, denkt het dat het voor de rest van de wereld onzichtbaar is geworden, letterlijk onder het motto ‘uit het oog verloren’. In dit kinderlijke wereldbeeld grijpen nu

volwassenen in en wijzen het kind terecht: “Dat kan helemaal niet! Dingen kunnen niet iets doen of voelen! Ophouden met die onzin, spoken bestaan niet, er zit geen beest onder je bed en je speelgoedauto lust geen spinazie! Of ze zeggen: “Waarom maak je de zon nu groen in je tekening?” Als het kind een verhaal verzint zeggen ze: “Sta niet zo te liegen!” Om aardig gevonden te worden en spottende opmerkingen te voorkomen, doet het kind alsof het gelooft wat ze zeggen. Maar diep in zijn hart denkt het er heel anders over. Onder het rationele bombardement van volwassenen stopt het kind zijn echte waarheid nog dieper weg. Het kind gelooft eenvoudigweg niet wat er allemaal beweerd wordt, omdat het de wereld heel anders ervaart. Voor kinderen is het onzichtbare net zo reëel als het zichtbare. Daardoor raakt het vaak in conflict met zichzelf. Hier kunnen angsten, problemen en negatieve gedragingen uit voorkomen die de

persoonlijkheidsontwikkeling verstoren.”

Hier is volgens mij een belangrijke taak voor de ouders weggelegd. Om de kinderen te stimuleren hun creativiteit en fantasie te benutten bij de manier waarop ze handelen en denken en ze waar nodig een inleiding te geven in de denkwereld van volwassenen.

Kinderkunst

Kinderen hebben een zeer directe manier van ervaren en in contact staan met hun omgeving en zijn in staat dit contact op een directe, oorspronkelijke en fantasierijke wijze te tekenen en te verbeelden, een gave die veel volwassen bij het ouder worden verloren hebben. Veel kindertekeningen vind ik zeer bijzonder, in de manier waarop ze de

buitenwereld verbeelden. Wat mij betreft verdienen ze het predikaat kunst, kinderkunst. Als je in het Koenen woordenboek kijkt bij kunst staat er de volgende definitie:

Kunst(…) 3.het vermogen om schoonheid te scheppen en esthetisch genot op te wekken Ik besef wel degelijk dat dit een vrij ruime definitie van het begrip kunst is, maar wat mij betreft mogen ook kindertekeningen hieronder vallen. Jonge kinderen ervaren en beleven de wereld om hen heen met heel hun lichaam. De eerste dingen die kinderen

tekenen zijn nog helemaal geen voorstellingen of illustraties uit hun omgeving. Het zijn vaak rondjes en krabbels, choreografieën, lijnen vol ritmisch en dynamisch leven. Uit deze tekeningen blijkt hoe sterk het kind omstreeks het derde jaar leeft in beweging en ritme. Het krijt maakt zichtbaar hoe het kind zich door de ruimte beweegt. De

hoedanigheid van deze signatuur doet ons het ontstaan ervan direct meebeleven. “Krabbels zijn als het ware brieven die het kind aan zichzelf schrijft, het zijn gesprekken met zichzelf. Ze dragen het karakter van notities en zijn niet bestemd voor anderen. Het kind is niet meer geïnteresseerd in zijn tekening als die eenmaal af is”. (Wolfgang Grözinger*)

Zijn de eerste tekeningen dan alleen maar een fysiek product van het kind? Ik denk dat de krabbels die het kind op papier zet het resultaat zijn van impulsen vanuit krachten die het gehele organisme (het kind) laten groeien. Ze zijn indirect het resultaat van dieper liggende levens- en vormingsprocessen (zie de theorieën van Rudolf Steiner). Kindertekeningen ontstaan op dezelfde manier als andere processen die onderhevig zijn aan de groei. Bij de eerste kindertekeningen valt een paralel te trekken met vroeg kunst- en cultuur historische scheppingen. In vondsten uit vroege culturen zie je overduidelijk dezelfde structuren terug als in de formuleringen van het kind. Je zou kunnen constateren dat de tekentaal een soort ‘oeruitdrukkingsvorm’ is die ook terug te vinden is in kunstuitingen uit de prehistorie zoals de krastekeningen van Peche-Merle en van Owens Valley (zie afbeeldingen.) Je ziet in de tekening een soort van

‘krabbelstadium’ van de mensheid terug, in de tekeningen komen vormkrachten beeldend tot verdichting.

* auteur van Kinder, Kritzeln, Zeichnen, Malen, München 1952)

Owens Valley, Verenigde Staten

Vroege kunstuitingen waarin ornamentiek een belangrijke rol speelt horen hier ook bij, zoals graveringen op de dolmen van Gravrinis of Carschenna (zie afbeeldingen),

er zijn verschillende antropologen die onderzoek naar de aard van prehistorische kunst. Hier ga ik nu niet verder op in dat zou te ver voeren.

Rudolf Steiner beschrijft in zijn theorie deze ontwikkeling ook. Hij zegt dat de ontwikkeling van het kind in de eerste zeven levensjaren te vergelijken is met de cultuur-historische ontwikkeling van de mens. Het is een ontwikkeling van een dromende helderziendheid naar een bewust waarnemen van de ons omringende

zintuiglijk waarneembare wereld. We krijgen meer inzicht in ontwikkelingsfasen van de cultuur en het menselijk bewustzijn als je die vergelijkt en in verband brengt met de ontwikkelingsperioden in het kinderlijk scheppen. In zijn tekeningen geeft het kind de verschillende bewustzijnstoestanden weer die parallel lopen met de cultuurperioden. Steiner heeft de ontwikkeling van het tekenen van kinderen verdeeld in verschillende fases. In de eerste fase, voor het derde jaar, laat het kind zich dromend meevoeren door het vormproces. Het gaat volledig op in de ritmen die op het papier verschijnen en leeft geheel in de beweging, het kind wordt er door gedragen. Het kind kan tegen volwassenen ook nog niks inhoudelijks zeggen over zijn tekening. In de tweede fase, na het derde jaar, verandert de manier van tekenen.

Het kind laat zich fantasievol en al associërend leiden door datgene wat hij tekent. Zo zegt Mirjam een meisje van vier tijdens het tekenen: “Oh, dat is een beer, die heeft oren, steeds meer oren, steeds groter, en poten, veel poten, daar loopt hij mee“. De derde fase die je kunt onderscheiden begint na het vijfde jaar, een goed voorbeeld hiervan is Jorrit van vijf die een tekening gaat maken. Hij gaat aan tafel zitten en pakt zijn wascokrijtjes en zegt: “Nu ga ik meneer Heijliggers tekenen en zijn hond…”. Jorrit stelt zichzelf een taak en de bewustzijnsfase van zijn leeftijd opent de mogelijkheid tot interpretatie. Wat duidelijk is dat het kind een eigen manier van uitten en uitdrukken heeft, met een eigen karakter.

Veel kunst van ‘grote mensen’ lijkt op of toont overeenkomsten met kinderkunst. Veel bekende kunstenaars zijn geïnspireerd door kinderkunst of hebben er op zijn minst naar gekeken. Bijvoorbeeld de kunstenaars uit de COBRA beweging uit de jaren ’30 van de vorige eeuw, zij waren in hun manier van schilderen op zoek naar ‘het wilde’ of het kind in zichzelf en probeerden dit te verbeelden in hun schilderijen, volgens mij is hun poging goed geslaagd. Een volgend voorbeeld is Picasso, van wie sommige werken naar mijn idee wel een beetje lijken op een kindertekening, wat een goed iets is nar mijn idee, een must. Hij was niet direct geïnspireerd door kindertekeningen maar wel door

primitieve Afrikaanse kunst, die naar mijn idee wel een beetje lijkt op

kindertekeningen. In de schilderijen van Picasso wordt de werkelijkheid op een zeer directe, oorspronkelijke en picturale manier weergegeven. Deze manier van werken was in de tijd van Picasso zeer vernieuwend, fris, en inventief. Een volgende voorbeeld zijn de schilderijen van Paul Klee waarvan wel vast staat dat hij in zijn latere werk gekeken heeft naar kindertekeningen, zijn werk vertoond in ieder geval een grote affiniteit met de kinderkunst.

Kinderen kunnen al een natuurlijk gevoel voor kunst bezitten. Aldous Huxley is een voorstander van ‘kinderkunst’, hij schreef een boek over kindertekeningen.

In de inleiding van zijn boek stond het volgende: “Hoe trefzeker is hun gevoel voor kleur! Ik herinner me vooral een landschap met een huis met een rood dak, tussen donkere bomen en heuvels, dat op een kinderlijke manier al de kracht en zekerheid van een

Vlaminck bezat. (…)Veel van deze landschappen en oorlogscènes zijn gecomponeerd,

allemaal onbewust en instinctief natuurlijk, volgens de strenge elegantie van klassieke principes. Leegten en vlakken zijn prachtig gegroepeerd rond de centrale as. Huizen, bomen, figuren worden geplaatst precies zoals de regel van de gulden snede vereist.” Huxley zegt in zijn boek dat een groot deel van de kinderen klein wondertjes zijn op het gebied van picturale kunst, terwijl als deze kinderen volwassen worden deze groep

gemarginaliseerd is.

Veel volwassen hebben het vooroordeel dat de kinderjaren en de jaren van ouderdom

minderwaardig zijn aan de rest van ons leven, het is niet onze beste periode, zeggen ze. Kinderen zijn nog niet in staat om ‘goede kunst’ te maken, ze zijn nog niet tot volle bloei gekomen in hun leven en daarom is het domein van de kunst nog niet toegankelijk en beschikbaar voor hen. Dit vooroordeel is zeer breed vertegenwoordigd in onze

maatschappij, dat is ook de reden dat ik er aandacht aan besteed. Persoonlijk vind ik

dat de grootste onzin is, ik snap niet hoe mensen op dit idee komen, ik vind mensen die pretenderen te weten wat ‘goede kunst’ is sowieso stom.

Carschenna, Zwitserland Karel Appel COBRA beweging

Paul Klee

Picasso

Conclusie over de Ervaringswereld van

In document Parels op het glas (pagina 30-34)