• No results found

Parels op het glas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Parels op het glas"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoud

Inleiding ... blz 1 Hoofdstuk 1 Ervaringsindrukken ... blz 1 Hoofdstuk 2 De filosofie van David Hume... blz 2 - Locke ... blz 2 - Hume ... blz 3 - Reactie ... blz 4 - Wat weten wij van de werkelijkheid? ... Blz 5 - Waar komen gedachten uit voort? ... Blz 5 - ‘Echte’ filosofie ... blz 5 - Het substantiebegrip of de oervorm ... blz 5 - De associatie ... blz 5 - Scepticisme ... blz 6 - Verwondering ... blz 6 - De verbeelding ... blz 6 - Gevoel ... blz 6 - Smaak ... blz 6 Hoofdstuk 3 Met Open Zinnen – Ton Lemaire... blz 7 - De natuurervaring ... blz 7 - Leven in harmonie met je omgeving ... blz 7 - Plaatsen met een ziel ... blz 8 - China ... blz 8 - Het landschap als onderwerp... blz 9 - Het organisme van de stad... blz 9 - Descartes ... blz 9 - Merleau-Ponty ... blz 10 - De Taal ... blz 10 - De Oervorm ... blz 10 - De Taak van de Kunst ... blz 11 Hoofdstuk 4 Boeddhisme ... blz 11 - Het Hier en nu ... blz 11 - Mysterie ... blz 12 - Reïncarnatie, of niet? ... Blz 12 - Vaste dingen ... blz 13 - Non-dualisme ... blz 13 - Sluier ... blz 13 - Natuur ... blz 13 - De Willoze werkelijkheid... blz 13 - Inzicht ... blz 14 - Vrijheid ... blz 14 - Meditatie ... blz 14 - Onmacht ... blz 14 - Maat houden ... blz 15 - Waarde ... blz 15 - Kennis ... blz 15 - De Naald in het water ... blz 15 - Stroom ... blz 16 - Ten Volle leven ... blz 16 - Transformatie ... blz 16 - Het Ongrijpbare ... blz 16 - Zen ... blz 16 - Keurslijf ... blz 17 - Bodhisattva ... blz 17 - Kennen en kunnen ... blz 17 - Mensen zijn geen pure dieren... blz 17 - Geen Geloof ... blz 18 - De Zintuiglijke wereld ... blz 18 - Geen Duurzaamheid ... blz 18 - Het Onsterfelijkheidselixer... blz 18 - De Herinnering ... blz 19 - Het Raadsel van de materie... blz 19 - De Tijd ... blz 19 - Verlichting ... blz 19 - De Werkelijkheid is niet wat je denkt ... blz 20 Hoofdstuk 5 De Ervaringswereld van kinderen... blz 21 - Kinderen en de filosofie... blz 21 - Theorieën over kinderen... blz 21

- Piaget... blz 22 - Paard... blz 23 - Discussie... blz 23 - Echt, of niet echt? ... Blz 23 - Eenhoorn... blz 24 - Kleuren... blz 24

- De Betekenis van de zintuigen bij

de bewustwording van het kind ... blz 25 - Van Beleven naar beredeneren ... blz 26 - De Belevingswereld van het kind en sprookjes ... blz 28 - Kinderkunst... blz 28 - Conclusie over de ervaringswereld van kinderen ... blz 32 Hoofdstuk 6 De Beeldconclusie ... blz 32 - Hollands Licht ... blz 33 - A Girl With The Pearl Earring ... blz 37 - HammershØi ... blz 39 - Wout Berger... blz 42 - Spring Summer Fall Winter…and Spring ... blz 43 - Cézanne... blz 45 - Bernd und Hilla Becher ... blz 46 - Useful Photography ... blz 47 - Smoke... blz 49 - Sanne Sannes... blz 50 Bronnen ... blz 53

(3)

Inleiding

Wat ik graag wilde doen was mijn scriptie schrijven vanuit een persoonlijk vertrekpunt. Ik zal een aantal voorbeelden geven van persoonlijke ervaringen die mijn visie en mijn manier van kijken hebben veranderd en gevormd en voor mij een motivatie waren om te gaan fotograferen. Ik zal uitleggen wat die manier van kijken voor mij inhoudt;

“Het opdoen van ervaringen is voor mij een manier om bewust in contact te zijn en te blijven met mijn omgeving, het is voor mij een noodzakelijkheid.” Ik heb het gevoel dat het bewust, langzaam en indringend ervaren van dingen en mensen uit mijn omgeving mijn leven rijker maken.

Dat bewust ervaren van dingen is iets wat je in de routine of waan van alledag gauw aan kant zet. Omdat er in je functioneren door je omgeving een bepaalde effectiviteit, tempo en efficiëntie van je gevraagd wordt. Het bewust ervaren van dingen en mensen uit je omgeving is dus iets waar je naar mijn opvatting alert op moet zijn, iets wat je moet koesteren. Je manier van kijken maakt onderdeel uit van deze benadering van je omgeving. Over die benadering zal ik later nog iets meer vertellen en wat voorbeelden geven om hem te illustreren. Een bewuste manier van kijken en ervaren probeer ik weer toe te passen in mijn fotografie.

Voor mijn scriptie wil ik niet echt uit gaan van een onderzoeksvraag of een stelling. Mijn scriptie schrijf ik als een pleidooi voor de zintuiglijke ervaring. Ik wil

vertellen over hoe aandacht voor je directe zintuiglijke ervaring, je beter in contact kan brengen met je omgeving en zodoende je bewustzijn kan vergroten.

Dit bewustzijn kan er naar mijn idee voor zorgen dat je meer thuis voelt in je omgeving en je gelukkiger voelt.

Om tot dit bewustzijn te komen moet je wel geduld hebben, het is een langzaam proces, er is tijd voor nodig, iets wat de meeste mensen tegenwoordig niet hebben of niet nemen voor de dingen. Je zou kunnen zeggen dat daar ook de verbinding van het onderwerp te vinden is met de actualiteit.

Hier volgt nu een kort overzicht waar de hoofdstukken in mijn scriptie over gaan. Hoofdstuk 1 is een beschrijving van een aantal persoonlijke ervaringen die mijn ogen geopend hebben voor de kracht en levendigheid van de zintuiglijke ervaring en hoe ik van daaruit ben gaan fotograferen.

Hoofdstuk 2 is een uitzetting van de filosofie van David Hume met mijn commentaar

daarop. Hume was een 18e-eeuwse schotse filosoof en empirist. Hij schreef o.a. een

aantal essays over dat we geen andere kennis hebben over de werkelijkheid dan de informatie die we via onze zintuigen krijgen en dat er voorts ook geen reden is om het bestaan van een absolute werkelijkheid aan te nemen.

Hoofdstuk 3 met als titel: Stop, Denk, Doe. Gaat over hoe kinderen nog niet bepaalde gewoontes hebben geleerd, die het vermogen om je te kunnen verwonderen in de weg zitten. Kinderen hebben een directer contact met hun zintuigen en de wereld om zich heen en een zeer levendige fantasie, kijk bijvoorbeeld maar naar kindertekeningen.

Hoofdstuk 4 en 5 sluiten naar mijn idee hier het best aan op de actualiteit.

Hoofdstuk 4 is gebaseerd op een boek van Ton Lemaire; Met Open Zinnen, het gaat over de beleving van de natuur en het landschap. Er komt een veelheid aan onderwerpen aan de orde. Ik heb alleen geschreven over de onderwerpen die naar mijn idee direct met zintuiglijkheid of ervaringswerkelijkheid te maken hebben.

Hoofdstuk 5 gaat over boeddhisme en is gebaseerd op een boek van Steve Hagen; Boeddhisme Is Niet Wat Je Denkt. Het vertelt iets over wat boeddhisme is, de kerngedachte van het boeddhisme is; wakker zijn voor de werkelijkheid.

Het gaat over het contact met je omgeving door middel van bewuste ervaringen en hoe deze bewuste ervaringen er naar mijn idee toe kunnen bijdragen dat je bewustzijn en

werkelijkheidsbesef ten aan zien van je omgeving toeneemt, de kerngedachte van mijn scriptie.

Tot slot wil ik een hoofdstuk schrijven over fotografie en film. Het is een conclusie in de vorm van een bespreking van beeldmateriaal. Een soort bevestiging van datgene waar ik mijn scriptie over wilde schrijven wat weer terug te zien is in beeld. Ik neem een aantal voorbeelden uit de fotografie en film die mij persoonlijk aanspreken. Ik schrijf over welke rol naar mijn idee de ervaring heeft gespeeld bij het tot stand komen van het beeld. Het maken van een beeld is niks anders dan het benoemen van een ervaring in de

hoop iets van het bewustzijn, de aanwezigheid of levendigheid van het onderwerp te kunnen communiceren.

Het in het geheel vastleggen van een ervaring is nogal pretentieus en naar mijn idee ook onmogelijk. Een foto is alleen maar het visuele aspect van een ervaring, bovendien wordt hij uiteindelijk weergegeven op een twee-dimensionaal vlak, het is maar een uitsnede van wat er in het geheel te zien was en het is een momentopname van gemiddeld 1/125 seconde. Een ervaring is een zeer vluchtig en vergankelijk iets, en is lastig uit te kaderen in een moment. Het bewust in contact komen met je omgeving kan je wel het gevoel geven in aanraking te komen met het wezenlijke zijn van de dingen. Aangezien mijn opvatting is dat de zintuiglijke beleving de enige manier is om met het wezen van de dingen in contact te komen.

Ik zal dit verder toelichten en uitleggen in het hoofdstuk over David Hume.

Daarom vind ik zinstrelen ook een zo’n mooi woord; door middel van je zintuigen zacht aangeraakt worden. In dit hoofdstuk bespreek ik o.a. de films; Smoke, The Girl with the Pearl Earring, Hollands Licht, Spring Summer Fall Winter…and Spring. In alle vier de films wordt het tot stand komen van een beeld door middel van de ervaring beschreven.

Hoofdstuk1 - Ervaringsindrukken

In het eerste hoofdstuk wil ik terug gaan naar het moment dat ik begon met fotograferen. Ik was 17 jaar en had toen al, op die jonge leeftijd, een langere depressieve periode achter de rug. Ik had weinig zelfvertrouwen, zag geen goed toekomstperspectief en ik was angstig. Ik begreep er weinig van, ik was, en ben nog steeds een rationeel denkend mens. Ik was iemand die erg veel nadacht. Maar voor deze stemming en levenshouding kon ik geen goede rationele verklaring vinden.

Met goede hulp en liefde van de mensen uit mijn directe omgeving ben ik daar gelukkig weer goed uitgekomen en heb ik de depressie achter me gelaten.

In periode die daarop volgde en waarin ik mijn gebruikelijke leven weer hervatte, was ik verbaasd en verwonderd over de indruk die alledaagse dingen bij mij konden achterlaten. Het was alsof ik al die tijd daarvoor in een cocon met gesloten vensters had geleefd vol met duistere gedachten. De vensters openden zich één voor één en er kwamen weer

indrukken en ervaringen van het alledaagse leven binnen.

Ik was verwonderd over de helderheid, intensiteit en het diepgaande karakter van een zintuiglijke indruk of ervaring en de schoonheid die ze kunnen verbeelden.

Het is alsof je letterlijk aangeraakt wordt door de werkelijkheid en de ziel van de dingen. Voor mij persoonlijk is de zintuiglijke werkelijkheid de meest werkelijke

werkelijkheid. Alle ideeën, gedachtes en theorieën zijn bleke, afspiegelingen en kopieën van de zintuiglijke werkelijkheid.

Ik wil een aantal momenten beschrijven die iets zeggen over mijn manier van kijken; “Ik kan me een zonnige dag herinneren waarbij ik in het gras zat naast een kanaal. Aan de overkant stond een rij bomen, redelijke grote stevige bomen vol in het blad.

Ik zat in het gras te dromen. Ik voelde de warmte van de zon, het gras tussen mijn vingers. Ik liet mijn ogen gaan over het landschap. Ik zag als eerst de beweging van het water, en alle kleuren die erin te zien waren. Vervolgens een oppervlakte van lichtbruin gekleurd riet die meedeinde in de wind. Daarna zag ik de blaadjes van de bomen die heel subtiel onafhankelijk van elkaar in grote getale op en neer bewogen in de wind.”

“Ik heb een tijd lang in de wereldwinkel gewerkt. Het was helemaal aan de andere kant van des stad vanaf de plek waar ik woonde. Toen ik onderweg was op de fiets begon het keihard te regenen en het waaide, hondenweer. Ik was kletsnat, ik had toen nog lang haar wat ook helemaal nat geworden was. Gelukkig kwam ik na de barre fietstocht in een warme winkel. Nadat ik het openingsritueel verricht had, lichten aan, theezetten,

geurbrandertje onsteken, gaskachel aanzetten, stond ik achter de toonbank. In de toonbank zat een ruit met daaronder alle sieraden o.a. amethisten; mooie paarse

kristallen. Terwijl ik bekeek hoe ze glinsterden vielen er een aantal druppels uit mijn haar op het glas. Ze flonkerden als parels op het glas. Omdat ze als kleine lensjes werkten versterkten ze de schoonheid van de sieraden.”

“Mijn voeten deden het enigszins natte zand waarover ik liep een beetje indeuken. Het was nacht, de temperatuur was aangenaam het waaide een beetje, de wind raakte mij zacht aan. Het enige wat ik hoorde was het ruisen van de zee. Het was redelijk donker, mijn ogen moesten de omgeving echt aftasten om hem te herkennen. In de richting van het water zag ik een antraciet zwarte watermassa die zich langzaam over een zwarte zandoppervlakte heen schoof. Ik kon de golf onderscheiden door het witte schuim. De andere kant op kon ik in het duister de duinen onderscheiden. Aan de zwartblauwe hemel flonkerden de kleine

(4)

sterren als kleine felle lichtjes. Je kon er patronen in zien. Omdat het overal zo donker om me heen was, kreeg ik van de sterren een enorm gevoel van ruimtelijkheid. Mijn zintuigen moesten de omgeving echt aftasten om informatie te krijgen, maar daardoor waren de indrukken wel intenser.”

“In de avond liep ik door een heuvelachtig landschap met hier en daar wat bos. Het was akkerland met druivenranken. De zon ging bijna onder en stond als een halve oranje ronde bol aan de horizon. Om mijn weg te kunnen vervolgen en een pad beneden aan de heuvel te bereiken moest ik dwars door het veld lopen. Tijdens het lopen keek ik opzij en mijn aandacht werd getrokken door de zon. Ik stond stil en zag hoe het niet meer zo sterke zonlicht net om de rand van aantal bladeren heen kwam. Het licht flonkerde net om de rand van het gewas heen. De bladeren en de vruchten waar het licht achter was waren net iets helderder van kleur dan bij de rest van het gewas, je zag de nerven van de bladeren goed.”

Ik ben er van overtuigd dat je op dit soort momenten het werkelijke zijn van de dingen kunt herkennen. Het werkelijke zijn zie ik niet als iets wat absoluut of kernachtig is maar naar mijn idee meer iets wat je herkent terwijl je het nog niet eerder gezien hebt. Je wordt ermee geconfronteerd en dan is het ook direct weer weg, het is niet kernachtig of vast maar eerder vloeibaar en vergankelijk als je het zou willen visualiseren. Ik besef dat ik hier schrijf vanuit mijn overtuiging en daarom zal ik het in het hoofdstuk van Lemaire nog verder toelichten.

Je concentreert je op je zintuigen en je stelt je open voor je ervaringen en indrukken, je krijgt een beeld van de dingen, als ze zich net vers in je bewustzijn genesteld hebben en ze nog het meest oorspronkelijk zijn.

Nog niet benoemd en neutraal. Ervaringen en indrukken ontstaan pas concreet als ze je bewustzijn binnenkomen, daarvóór zijn ze nog niet gekend.

Natuurlijk spelen je emoties ook een rol bij de beleving of ervaring van een indruk, en de mate waarin je ontvankelijk bent voor ervaringen en indrukken.

Zodra je indrukken in je bewustzijn zijn, zijn ze niet meer objectief, niet het meest werkelijk.

Het goed kijken is daardoor al een kunst op zich. Ikzelf probeer altijd een bepaalde houding aan te nemen bij het kijken, waarbij ik mijn zintuigen expliciet openstel, mijn antennes. Dit lukt mij meestal beter door me af te zonderen, zo min mogelijk afleiding te hebben. Ik richt me op mijn directe omgeving, op het hier en nu. Ik probeer niet vooruit te denken en dingen in een context te zien, zoals ik dat wel doe in het

dagelijks leven. Ik probeer de oervorm van het ding of verschijnsel te onderscheiden. Ik probeer rustig te worden van binnen. Het is een langzaam proces. Dat wil niet zeggen dat het toeval of een impulsieve handeling hierbij geen rol kunnen spelen. Ik probeer de dingen op zichzelf te zien en niet wat ze voor mij betekenen. Door deze manier van kijken ervaar ik naar mijn idee de werkelijkheid, de bezieling van het verschijnsel. Deze ervaring, is zeer oorspronkelijk, je kunt het idee krijgen iets werkelijk te kennen en dat gaat naar mijn idee gepaard met een enorme schoonheid.

Geen letterlijk schoonheid in vorm, ordening of eigenschappen maar meer in de manier waarop het ding of de mens zich aan je voordoet. De manier van kijken die ik hier omschrijf is voor een motivatie is om te fotograferen. Het is een zeer kostbaar iets, iets wat echt ik koester.

Datgene wat je ziet hoeft geen absolute schoonheid te vertegenwoordigen om het er wel in te zien. Een heel melancholische, treurige en troosteloze omgeving of thema kan ook een zeer intense schoonheid vertegenwoordigen. Net als een alledaags lelijk aftands

gebruiksvoorwerp, waarbij je bij het bestaan ervan niet eens stilstaat.

Net zoals Wolfgang Tillmans allerlei alledaagse dingen fotografeert, vanuit de gedachte; ”If one thing matters, everything matters. ”

Als je het kijken vertaalt in fotografie kom je bij het portretteren van iemand nog een extra hindernis tegen. Je moet een sociale structuur doordringen om iemands ziel te vangen. Een goed portret vertelt behalve over de maatschappelijke rol ook iets over het werkelijke zijn van die persoon. Iemand moet vertrouwd met je zijn en dat ook durven tonen. Een voordeel is wel dat menselijke bezieling veel explicieter is dan die van een verschijnsel of ding. Ik hoop dat ik mijn persoonlijke verbindtennis die ik aanga met het thema in dit hoofdstuk iets duidelijker heb kunnen maken. Zoals ik al zei in de inleiding, wil ik het graag hebben over hoe zintuiglijkheid en ervaringen je bewustzijn kunnen vergroten. Nu volgt een hoofdstuk over een voor mij belangrijke filosoof; David Hume. Hij heeft onder andere dingen geschreven over hoe de werkelijkheid bij ons binnen komt, via ervaringen en indrukken.

Hoofdstuk 2: De Filosofie Van David

Hume

In dit hoofdstuk wil ik graag ingaan op de filosofie van de Schotse filosoof David Hume en de overeenkomsten en verschillen aangeven tussen zijn visie en mijn eigen

persoonlijke visie. Het empirisme was een filosofische stroming in het midden van de achttiende eeuw in en om Engeland waar David Hume een aanhanger van was,

net als Locke(Engeland) en Berkeley(Ierland). De kerngedachte achter het empirisme is dat alle theoretische speculaties aan de kant gezet worden en dat de filosofie gebaseerd moet worden op ervaring en experiment.

Het is ijdele hoop om te denken dat iedereen ingewijd is in filosofie en dan ook nog in het bijzonder in die van David Hume. Net zoals dat niet iedereen graag kijkt naar voetbal en weet wat een omslag of buitenspel is, waaronder ikzelf.

Daarom zal ik eerst een uiteenzetting geven van de filosofie van David Hume.

Voorafgegaan door een uiteenzetting van de filosofie van Locke, die eerder kwam dan Hume, en de fundamenten heeft gelegd voor de empiristische stroming, en waardoor Hume in belangrijke mate beïnvloed is. Op sommige punten is er ook een duidelijk verschil tussen Hume en Locke.

Veel mensen zijn wel op de hoogte van Locke zijn werk maar niet van dat van Hume, nog een reden om aandacht aan hem te besteden.

Ik hoop dat door het ten tonele voeren van Locke de lezer de filosofie van Hume beter kan plaatsen, duiden en definiëren. Berkeley laat ik voor wat hij is omdat hij als opvolger van Locke, het empirisme probeert te verenigen met zijn geloof. Een benadering waar ik me persoonlijk niet mee verwant voel.

De nu volgende tekst heb ik zelf geschreven maar is gebaseerd op het hoofdstuk over empirisme uit De Geschiedenis van de Filosofie van Hans Joachim Störig. Ik hoop dat de filosofie van Locke en Hume hier op een duidelijke en begrijpelijke manier uitlegt wordt.

Locke

Het belangrijkste werk van Locke is zijn kennisleer waarin hij onderzoek doet naar het vermogen van het verstand en de dingen die al dan niet in het bereik liggen van het verstand. Je kunt je gedachtes over alle dingen in je omgeving laten zweven, je kunt alles in je omgeving beredeneren. De filosofie van Locke begint met een radicale twijfel hieraan, al is die van een andere aard dan die van Descartes (Cogito Ergo Sum = Ik denk dus ik ben). Descartes gaat ervan uit dat je door middel van logische afleiding kennis

kunt verkrijgen van dingen uit de wereld om je heen en jezelf kunt ontwikkelen. Locke

vraagt zich af of dit wel met ons verstand mogelijk is, hij vraagt zich af wat de mogelijkheden van het denken zijn.

Hoe kunnen we dan wel tot betrouwbare voorstellingen van onze omgeving komen? Volgens Locke zit de betrouwbaarheid van voorstellingen in de mate van oorspronkelijkheid. Hoe meer een voorstelling overeenkomt met onze omgeving zoals wij hem waarnemen hoe

betrouwbaarder hij is. Om een analyse van het menselijk kenvermogen te maken moet eerst het menselijk bewustzijn met zijn inhoud van indrukken, wilsuitingen en voorstellingen geanalyseerd worden. Met het doel vast te stellen hoe eigenlijke voorstellingen en begrippen in het bewustzijn geraken, en welke graad van zekerheid in gevolge hun oorsprong verschillende voorstellingen hebben.

Er zijn drie mogelijkheden voor deze oorsprong; de eerste is dat ideeën die wij in ons bewustzijn aantreffen van buiten komen, de tweede is dat een idee van buiten komt maar door ons denken wordt bewerkt, de derde is dat de oorsprong van de bewustzijnsinhoud (gedeeltelijk) aangeboren is.

Het eerste gedeelte van Locke’s kennisleer is er aan gewijd dat er geen aangeboren ideeën bestaan: ”No innatte Ideas!”. De geestelijke staat van kinderen en van primitieve volkeren bewijzen dat. Ideeën, begrippen of grondstellingen van theoretische of

praktische aard zijn niet altijd bij iedereen op een zelfde manier voorhanden. Theoretische denkwetten zijn na een lange ontwikkeling van de mensheid ontstaan, bijvoorbeeld het idee van identiteit.

(5)

De gehele inhoud van het bewustzijn is dus afkomstig uit de twee eerder genoemde bronnen namelijk, de uiterlijke en de innerlijke ervaring. Waarbij de innerlijke ervaring

afkomstig is van de uiterlijke ervaring. Voor de ervaring is er dus niks in het bewustzijn, het is een blanco vel, een ongeschreven blad papier!

In zijn tweede werk levert Locke het bewijs dat alle ideeën (bewustzijnsinhouden genoemd) uit de ervaring afkomstig zijn. Hij maakt hierbij de volgende indeling; Enkelvoudige indrukken en ervaringen;

a. Enkelvoudig ideeën zijn gebaseerd op een enkele indruk. Locke zegt hierover dat nooit de dingen(of substanties) zelf in het bewustzijn komen maar steeds alleen de

kwaliteiten. Hij onderscheidt hierbij hij primaire en secundaire kwaliteiten. 1. Primaire kwaliteiten/ eigenschappen zijn volgens Locke de vorm van lichamen, hun

vastheid(of ondoordringbaarheid), hun aantal en hun beweging(of rust).

Deze eigenschappen gelden constant voor de lichamen. Er bestaat in dit geval geen reden om aan te nemen dat de dingen niet zijn zoals we ze waarnemen.

2. Secundaire kwaliteiten/ eigenschappen zijn bijvoorbeeld: kleur, smaak, geur,

temperatuur en klank. Dit zijn eigenschappen die de lichamen niet constant toekomen. De eigenschappen zijn incidenteel en doen zich voor in bepaalde omstandigheden. Een lichaam is soms koud dan weer warm en veranderd dan weer van kleur etc. Blijkbaar is er in de lichamen niks wat op eenvoudige en begrijpelijke wijze correspondeert met onze waarneming zoals bij de primaire kwaliteiten. Vanzelfsprekend moeten er in de lichamen krachten actief zijn die de indruk van deze secundaire kwaliteiten in ons teweeg brengen. De primaire eigenschappen van getal, vorm en beweging van de lichamen wordt bewerkstelligt door de kleinste, niet met het blote oog waarneembare deeltjes. Met de secundaire eigenschappen is dit lastiger te begrijpen, hoe bijvoorbeeld de indruk ‘warm’ of ‘groen’ kan ontstaan, de complexiteit van deze materie wordt later bevestigt in de fysica.

b. De ervaring, hierbij onderscheidt Locke de uiterlijke en de innerlijke ervaring en een combinatie van beiden.

1. De uiterlijke ervaring is datgene wat ervoor zorgt dat enkelvoudige indrukken in het bewustzijn komen. Het is een eerste mechanisme dat je bekend maakt met je omgeving. De uiterlijke ervaring zorgt ervoor dat primaire en de basis voor secundaire

eigenschappen van lichamen ons bewustzijn binnenkomen.

2. Innerlijke ervaring, is een indruk die ontstaat wanneer het bewustzijn geen indrukken van buiten ontvangt, maar zich op zichzelf toewendt en reflecteert, en haar eigen werkzaamheid gadeslaat. Hij onderscheidt hierbij het kennen (waarnemen, herinneren, onderscheiden, vergelijken) en het willen.

3. Uiterlijke en innerlijke ervaring kunnen ook samenwerken bijvoorbeeld bij het gewaarworden van lust en onlust.

De complexe of samengestelde ideeën;

Complexe of samengestelde ideeën ontstaan doordat het verstand combinaties maakt van verschillende indrukken. Zoals je uit de letters van het alfabet verschillende woorden kunt vormen. De combinatiemogelijkheden zijn nagenoeg onbeperkt, maar er zal door de vorming van nieuwe woorden geen nieuwe letter ontstaan.

Zo werkt het ook met indrukken en ideeën, door combinaties van indrukken kunnen wel nieuwe ideeën ontstaan maar niet andersom. Locke onderscheidt drie soorten samengestelde ideeën.

1. Modi dit zijn ruimte, tijd, aantal, duur.

2. Substanties zijn bijvoorbeeld God, geesten en lichamen.

3. Relaties, daartoe behoren begripsparen zoals identiteit, de wet van oorzaak en gevolg, verscheidenheid en tijd en ruimte.

Omdat deze samengestelde ideeën door het verstand gevormd worden corresponderen ze principieel niet met iets wat daadwerkelijk waarneembaar is. Dat geldt in het bijzonder voor alle algemene begrippen. Locke heeft geschreven over de werkzaamheid van de taal en hoe algemene begrippen in de taal helemaal niet overeenkomen met iets wat met de

werkelijkheid correspondeert maar het product zijn van ons verstand. Dit is de oorzaak van de meeste theoretische dwalingen.

Op de stelling dat complexe ideeën alleen hun functie hebben binnen het verstand is volgens Locke één uitzondering; het begrip van substantie.

De innerlijke noodzaak die ons dwingt onder de indrukken, die ons alleen losstaande kwaliteiten leveren van lichamen, een substantie als algemene drager voor te stellen, is voor Locke reden aan te nemen dat er een reële substantie moet zijn.

Over het wezen daarvan kunnen we geen enkele uitspraak doen; hoogstens kunnen we vaststellen dat sommige substanties kunnen denken en andere niet.

In het beginsel zijn beide substanties, de geestelijke en de materiele even

onbegrijpelijk. Dat een substantie kan denken zegt niks over waarom die substantie dan denkt of dat hij een meerwaarde heeft. Deze theorie van substantie heeft Locke nog niet helemaal goed uitgewerkt en blijft een beetje vaag. Bijvoorbeeld tijd en ruimte heeft hij zowel onder modi als relaties ingedeeld. Toch heeft Locke wel een goede poging gedaan om het menselijk bewustzijn, sterk analytisch te benaderen en alleen de feiten in aanmerking nemende het te verklaren.

Hume

Hume neemt voor een groot deel de bevindingen die Locke in zijn kennisleer doet over, maar op sommige punten verschilt hij wel van mening met Locke of werkt hij bepaalde theorieën verder uit. Bijvoorbeeld de uitdrukking ‘idee’ heeft bij Hume een beperkter betekenis dan bij Locke. Volgens Hume is een impressie of een indruk die door

zintuiglijke gewaarwording of innerlijke reflectie ontstaat nog geen idee. De door de verbeelding of herinnering opgewekte nawerkingen van een indruk of een impressie zou je pas kunnen benoemen als een idee. Hierin verschilt Hume dus van Locke.

De opvatting dat complexe of samengestelde ideeën ontstaan door een combinatie van meerdere indrukken in het verstand deelt hij met Locke. Hume onderwerpt de samengestelde ideeen echter aan een veel grondiger analyse dan Locke.

Hij onderzoekt de verhoudingen en de wetten volgens welke zij in het verstand worden gevormd. Hij vindt de volgende drie wetten die deze verbindingen beheersen (wetten van ideeënassociatie).

1. De wet van gelijkenis en verscheidenheid. Via deze wet komt de wiskunde tot stand. Het werkt door het verbinden van voorstellingen. Alle wiskundige wetten komen uit de verbindingswerkzaamheid van het verstand voort; zij kunnen dus uit het verstand met algemene geldigheid worden afgeleid en bewezen.

2. De wet van ruimtelijk of tijdelijk verband.

3. De wet van de oorzakelijke verbinding volgens oorzaak en gevolg. In alle

wetenschappen die zich niet met de verbinding van voorstellingen, maar met feiten bezighouden, en dat zijn alle wetenschappen behalve wiskunde, kunnen alleen die inzichten op waarheid aanspraak maken, welke onmiddellijk tot impressions kunnen worden herleid.

Met deze maatstaf toegerust onderzoekt Hume een reeks grondbegrippen en dan met name die in de filosofie op hun geldigheid.

Geheugen en verbeeldingskracht verbinden helaas soms voorstellingen die feitelijk los van elkaar staan waardoor we op een dwaalspoor raken.

Het kan voorkomen dat wij bij bepaalde ideeën verkeerde impressies met elkaar verbinden en omgekeerd, hierop berusten alle vormen van dwaling.

Het zogenaamde herinneringsbedrog bijvoorbeeld komt op deze manier tot stand.

Wat er gebeurt is dat je een op het ogenblik voorhanden idee (dus zoals de herinnering werkt; het te voorschijn roepen van de nawerking van een impressie) op een verkeerde impressie betrekt, omdat de impressie die de eigenlijke aanleiding was uit het geheugen verdwenen is. Iets dergelijks geldt ook voor gezichts- en gehoorbedrog. Toch zijn deze vergissingen individueel, zij worden door de ervaring hersteld en hebben geen grote betekenis voor de wetenschap. Er zijn echter dwalingen waaraan wij allen onderhevig zijn, in zekere zin ‘drogbeelden’ van de menselijke stam. Op zulke dwalingen berusten, zoals Hume doet zien, juist de meest algemene begrippen van wetenschap en filosofie. Daar is ten eerste het substantiebegrip. Wanneer ik van een lichaam alle kwaliteiten aftrek die mij door impressies gewaarworden, wat blijft er dan over? Locke antwoordt: achter de kwaliteiten bestaat een werkelijk iets, de substantie. Deze roept de

impressies in ons tevoorschijn, al zijn dit dan rechtstreeks alleen de primaire.

Berkeley had daarentegen gezegd: er blijft niks over. Niets bestaat behalve de geest met zijn indrukken. Hume staat geheel aan de zijde van Berkeley in deze vraag. Er bestaat geen impressie, zo zegt hij, die ons behalve de kwaliteit ook de substantie mededeelt. Hume vraagt echter verder: waarvandaan komt dan de voorstelling van substantie in ons denken? Ook de verbeeldingskracht kan volgens

Hume niet meer dan impressies en de daaruit afgeleide ideeën aan elkaar verbinden. Dan moet toch de voorstelling van substantie uit de een of andere impressie stammen! Dat is inderdaad het geval, zegt Hume; zij stamt echter niet uit de uiterlijke waarneming, deze

(6)

geeft louter kwaliteiten en hun verbindingen, niets meer, maar uit de innerlijke, zichzelf waarnemende werkzaamheid van het verstand.

Zij komen voort uit de innerlijke drang die wij ervaren om de indrukken van kwaliteiten op een drager daarvan (substraat) te betrekken. De waarneming van deze (psychische) drang in ons is nu de impressie waaruit het substantiebegrip voortkomt, doordat wij haar ten onrechte aan de uiterlijke waarneming toeschrijven.

Dat geldt in de eerste plaats voor de lichamelijke substantie. Hetzelfde is volgens Hume van toepassing op de denkende substantie, de geest. Het is niet juist volgens Hume om uiterlijke en innerlijke impressies in een constante substantie te verbinden. De drang om het bestaan van een geestelijke substantie, een ziel, een onveranderlijk ik te onderkennen is dus ook ongegrond.

Wat blijft er over bij zo’n manier van kijken? Niet veel. Er bestaat geen buiten het bewustzijn bestaande werkelijkheid en ook geen denkende geest als eenheid. Het enige wat er over blijft zijn voorstellingen, een wisseling van fenomenen in het bewustzijn; het bewustzijn zelf echter bezit geen enkele op zichzelf staande realiteit. De wisseling van voorstellingen vertoont wel in allerlei opzichten een veelvuldigheid en standvastigheid, maar zij zijn voor zover wij het kunnen weten niet noodzakelijk. Ze konden even goed anders zijn, het is geheel toevallig dat ze optreden en verdwijnen. *

Het volgende begrip waar Hume kritiek op heeft is de noodzakelijkheid van de wet van oorzaak en gevolg, de causaliteit. Wat betekent causaliteit voor het gewone denken? Een in de natuur waargenomen verandering (beweging, handeling) wordt met een tweede,

verandering die met deze verandering in tijdelijke of ruimtelijke samenhang staat, zo verbonden gedacht, dat de tweede handeling als door de eerste bewerkt, als haar

noodzakelijke gevolg wordt gezien. Hoe komen wij er toe zo’n noodzakelijke verbinding aan te nemen? Bestaat er een impressie die een dergelijke verbinding als noodzakelijk ziet? Nee, zegt Hume, net zoals bij het substantiebegrip is iets dergelijks niet in de uiterlijke waarneming te vinden. Je ziet alleen de verschillende dingen na elkaar gebeuren. Bijvoorbeeld het stoten van een biljartbal tegen een andere. De ene bal rolt tegen de andere aan en de andere gaat ook rollen. Het één volgt het ander op in tijd, dat wil nog niet zeggen dat het een gebeurt ten gevolge van het andere. Er bestaat geen enkele (uiterlijke) waarneming die het noodzakelijk causaal verband laat zien. Als je zoiets, bijvoorbeeld als kind, voor het eerst ziet zou je kunnen denken dat het een toevallig samentreffen van twee veranderingen is. Als je zulke veranderingen telkens weer in hetzelfde tijd en ruimte verband gaat waarnemen ga je denken dat dit het noodzakelijk is en een product van de wet van oorzaak en gevolg. Dit komt voor uit een innerlijke menselijke drang, een gewoonte om dingen in causaal verband te zien (dus niet uit objectiviteit.)

De wet van oorzaak en gevolg wordt in de wetenschap ook gebruikt om tot inzicht te komen. Als je de theorie van Hume hierop loslaat zou je kunnen zeggen dat het geen weten is in de strengste zin van het woord, het is meer een verwachting.

Iets waarvan we geloven dat het zo zal gaan in de toekomst. Dit geloof in de wet van oorzaak en gevolg is in de meeste gevallen voor praktisch gebruik in het dagelijks leven volstrekt nuttig, volgens Hume.

Het is helemaal niet Hume’s doel om deze in ons denken verankerde voorstellingen omver te werpen, het is alleen iets wat we in het dagelijks leven gebruiken.

Net zoals een sterrenkundige met al zijn kennis van het heelal nog steeds spreekt over het opkomen en ondergaan van de zon spreekt.

Op het gebied van de wetenschap was hij een stuk milder in zijn oordeel.

Wel bleef hij telkens onderzoeken of de gedane bevindingen overeenkwamen met indrukken en datgene wat je uit indrukken kunt afleiden. Bij de wiskunde is dit bijvoorbeeld onmogelijk, toch verbindt hij aan deze wetenschap een hoge mate van waarschijnlijkheid. Hume heeft een uitvoerige theorie van de waarheid ontwikkeld. Waarin hij pleit om de wet van de causaliteit in de wetenschap met waarschijn-lijkheid te vervangen. Het afgelopen gedeelte van de tekst over Hume is vooral gebaseerd op Humes kennisleer. Graag zou ik in het gedeelte van de tekst over Hume ook nog iets willen vertellen over het ontstaan van gedachtes. Dit is een van de onderwerpen die aan de orde komt in Hume’s theorie over Moraal. Het volgende gedeelte van de tekst is gebaseerd op Algemene Regels *Hier is een overeenkomst te vinden met de denkbeelden uit het boeddhisme, die het bestaan van een identiteit als eenheid, een Ik, ontkennen en de wereld kennen als een ononderbroken fluctueren van voorstellingen. Ik kom hier op terug in het hoofdstuk over boeddhisme.

uit de Uitgelezen Hume van Patricia de Marteleare; Het enige wat de rede niet kan is de aanzet geven tot een gevoel, een smaak of een overtuiging. In logische redenering kan het heel verstanding zijn om een moord te plegen, maar gevoelsmatige gezien is dit natuurlijk volkomen gestoord. Hume trekt de conclusie dat de rede machteloos is. Hij deed hier de volgende uitspraak over: ‘Reason is – and ought to be – the slave of the passions (geformuleerd in de context van moraal). Je moet hierbij wel bedenken dat

hij met passions, niet perse hevige lustgevoelens bedoelt maar je moet het in een 18e

-eeuwse context plaatsen. Hij bedoelt met passions ook rustige gevoelens, zoals

bijvoorbeeld een gevoel voor schoonheid of een gevoel van sympathie of mededogen voor de medemens. Hume was er juist een voorstander van om ‘the passions’ een beetje te

temperen. Ook met de reductie van de rede tot ‘slaaf’ valt het wel een beetje mee, gevoelens kunnen soms van verdacht redelijke aard zijn.

In zijn tekst over Moraal zegt hij het volgende; uit iets wat is kan nooit met zekerheid worden afgeleid hoe iets zou moeten zijn. Feiten zijn geen waarden, gewoonten zijn geen normen, een voorkeur is geen wet. Zowel op het gebied van kennis als van moraal trekt Als de smaak of het gevoel eenmaal de denkrichting heeft bepaald kan de rede dit gevoel gerust verder onderzoeken en het zonodig bijstellen naar menselijke normen en waarden. Wat geldt voor smaken en gevoelens geldt ook voor overtuigingen en zogenaamde

zekerheden, datgene wat in de wetenschap bestempeld wordt als kennis overstijgt volgens Hume niet meer het statuut van waarschijnlijkheid.

Wat bepaalde diersoorten geloven hangt helemaal niet af van de rede maar van dingen die een bepaalde levendigheid bezitten. Voor jachthond zijn dat bepaalde geurindrukken die wijzen op de aanwezigheid van wild, voor de mens is het een complex geheel van

overwegend visuele waarnemingen die allerhande associaties in hem oproepen. De ervaring van levendigheid is zowel voor de mens als voor het dier, een volkomen natuurlijk en elementair gevoel dat de verwachtingen onmiddellijk in een bepaalde richting stuwt, en dat in het geval van de mens slecht achteraf door de rede kan worden onderzocht en bijgestuurd. ‘Thus all probable reasoning is nothing but a species of sensation”, besluit Hume in zijn sceptische conclusie van Treatise. En hij vervolgt: This not only in poetry and music, we must follow our taste and sentiment, but likewise in

philosophy’.

Tot zover de tekst die komt uit de uitgelezen Hume. Ik vond het een interessante toevoeging op zijn kennisleer. In deze tekst lees ik, zoals ik hem interpreteer, dat gedachtes voortkomen uit een gevoel of overtuiging, een aanzet kunnen geven tot iets, de rede kan dit niet, een interessante conclusie.

Reactie

Voor dit hoofdstuk heb ik alleen de gedeeltes van de filosofie van Hume gebruikt die van toepassing zijn op het onderwerp zintuiglijkheid omdat ik me daar ik hoge mate voor interesseer en toe aangetrokken voel. Ik heb geprobeerd de filosofie van Hume voor mijzelf, en hopelijk voor u als lezer begrijpelijk en toegankelijk te maken. Voor de rest wil ik proberen duidelijk te maken hoe zijn filosofie mijn manier van kijken en ook van mijn manier fotograferen heeft beïnvloed.

Het volgende gedeelte van de tekst is een reactie van mij op de filosofie van Hume.

Wat Weten Wij Van De Werkelijkheid?

Hume’s kritische analyse van de manier waarop de mens tot bewustzijnsinhoud komt heeft mij er toe aangezet om op een andere manier naar mijn omgeving te kijken.

Minder op een theoretische en beredeneerde manier maar meer op een zintuiglijke en gevoelsmatige manier. Hume schrijft in zijn filosofie over hoe onze gedachtes sommige enkelvoudige indrukken aan elkaar verbinden die in de zintuiglijke waarneembare wereld helemaal niet aan elkaar verbonden zijn. Het verstand kan dus het contact met onze zintuiglijke waarneembare wereld dus verstoren of ons van de zintuiglijke wereld vervreemden. Naar mijn idee zijn indrukken uit de zintuiglijke gewaarwording en de innerlijke en uiterlijke ervaring de meest oorspronkelijke, primaire en directe

basisgegevens om tot bewustzijnsinhoud te komen en onze omgeving te leren kennen, alles wat daarop volgt is minder oorspronkelijk en levendig. Het is naar mijn idee de beste manier om beter in contact te kunnen komen met de mensen en dingen uit onze omgeving, zoals wij die kennen.

Het bestaan van een objectieve werkelijkheid is helemaal niet zintuiglijk aan te tonen. We hebben alleen een serie afzonderlijk indrukken en ervaringen die we in onze gedachtes aan mekaar kunnen plakken tot eenheden, terwijl daar geen duidelijke reden voor is. Je

(7)

zou kunnen denken aan een boom, een boom die door de seizoenen heen verandert. De meeste mensen zullen zeggen dat ook al verandert de boom aan de buitenkant, hij in de kern dezelfde boom blijft. Maar we hebben geen enkele enkelvoudige indruk of ervaring die deze opvatting ondersteunt.

Waar Komen Gedachten Uit Voort?

Onze gedachtes doen een poging dingen uit onze omgeving te begrijpen, ordenen en in verband met elkaar te brengen. Je ontkomt niet aan nadenken, maar teveel nadenken is ook niet goed. Mensen die teveel nadenken gaan er vaak ook een beetje raar uitzien, vind ik. Door teveel nadenken verlies je het contact met je omgeving.

Ik zal proberen uit te leggen wat het verschil is tussen het contact met je omgeving door middel van indrukken en ervaringen en het contact met je omgeving door middel van gedachtes. Waarom is vanuit de visie van Hume een indruk of ervaring meer oorspronkelijk en directer te herleiden uit je omgeving dan een gedachte of een idee.

Het antwoord is als volgt; gedachtes kunnen zichzelf niet in werking zetten, het

beginpunt van een gedachte kan niet een gedachte zijn. Dit beginpunt is een zintuiglijke gewaarwording die gekozen wordt vanuit een overtuiging, een voorkeur, een betrokkenheid, dus vanuit een gevoel, het gevoel is de aanzet voor een gedachte, volgens Hume.

Gedachtes hebben als beginpunt een indruk of een ervaring. Een indruk of een ervaring is dus meer oorspronkelijk dan een gedachte en direct afkomstig uit je omgeving zoals jij die kent. Een gedachte volgt als het ware op een indruk of een ervaring. Een gedachte benoemt vanuit een gevoel de indruk of ervaring en heeft daarmee ook een oordeel over deze ervaring. Je zou kunnen zeggen dat de gedachte een standpunt inneemt ten opzichte van de ervaring, dit is de werkzaamheid van het bewustzijn. Nadat de indruk of de ervaring is gekozen als beginpunt van een gedachte komt hij los te staan van zijn

oorsprong, de zintuiglijk waarneembare omgeving. De logische redenering die volgt op het beginpunt van de gedachte, de door het gevoel benoemde indruk of ervaring, is in feite dus nergens op gebaseerd, het is een product van de menselijk geest en daardoor is een gedachte altijd een soort van nep, niet echt.

Daarom is het volgens mij belangrijk dat we proberen na te gaan of gedachtes of ideeën die we hebben ook herleidbaar zijn tot één of meerdere zintuiglijke ervaringen alleen deze ervaringen kunnen dienen als objectieve kennis.

Ik zal het uitleggen door middel van een voorbeeld werkt het; een kers is rood, dat zien we met onze ogen dus dat kun je dus min of meer aannemen als objectieve kennis. “Een cirkel is rond”, een perfecte cirkel, die aan alle kanten precies even rond is kun je nergens terugvinden in je omgeving, het iets wat we verzonnen hebben. Daarom kan het idee ‘cirkel’ naar mijn idee ook niet dienen als basis voor objectieve kennis, het idee rond daarentegen weer wel.

Als je nadenkt concentreer je je niet op je zintuigen. Waardoor je het bewuste contact met je omgeving (gedeeltelijk) verliest. Gedachtes kunnen als het ware het directe contact met je omgeving verhullen en maskeren. Terwijl een ervaring als hij nog niet gekoppeld is aan een idee wel oorspronkelijk is.

‘Echte’ Filosofie

Hume’s filosofie zegt in feite niks over de waarde van zintuiglijke gewaarwordingen en ervaringen alleen dat ze dichter bij de wereld staan zoals wij die kennen; de

waarneembare wereld, en oorspronkelijker zijn dan gedachtes. Dit standpunt heb ik op mijzelf betrokken omdat ik juist los wilde komen van mijn gedachtes, het vele nadenken en beredeneren van de wereld en gebeurtenissen om mij heen.

Ik wilde meer mijn zintuigen gebruiken om de wereld af te tasten, meer ervaren en voelen en mij op die manier meer verbonden en thuis voelen in mijn leefomgeving.

Daardoor ben ik na het lezen van Hume’s filosofie me beter gaan concentreren op mijn zintuiglijke gewaarwording en ervaringen. Het heeft mij gestimuleerd om beter te kijken, te tasten, te ruiken, te luisteren, dingen uit mijn omgeving tot me door te laten

dringen en in me op te nemen, om zodoende een beter besef te krijgen van de mensen, dieren en dingen om me heen. Deze intense manier van waarnemen en ervaren zorgt dat de wereld om mij heen echt echt voelt.

Het is een levende filosofie en niet één van de boekenplank. Het is niet een filosofie die door mannen op leeftijd in stoffige studeerkamers tot stand komt maar een filosofie die iets vertelt over de wezenlijke dingen om ons heen. Kinderen die geboren worden,

mensen die sterven, de geur van bloemen, de ondoordringbaarheid van mist, de beweging van de bladeren op de wind. Je gevoel speelt een belangrijke rol in de mate waarin je open staat voor indrukken uit je omgeving. Als je het op een abstracte manier zou willen omschrijven zijn het concrete aanrakingen van aanwezigheid.

Het Substantiebegrip Of ‘De Oervorm’

Ik denk dat een ‘antenne’ of ‘voelsprieten’ voor de bijzonderheid van zintuiglijke ervaringen je als fotograaf bijzonder van pas kunnen komen.

De meest oorspronkelijke zintuiglijke ervaring, het indringende karakter daarvan, de levendigheid, vertegenwoordigt voor mij een enorme schoonheid. Deze ervaring hoeft daarvoor niet mooi of esthetisch te zijn, het kan wel. Als een ervaring bij je

binnenkomt moet je zo lang mogelijk wachten met hem te benoemen. Een ervaring heeft nog geen kleur of identiteit. Dat zijn allemaal zaken van de rede, gewoon puur, neutraal, en open kijken. Het gaat om het kennen en herkennen van de dingen.

Waar misschien zelfs, al zeg ik het met enige voorzichtigheid, naar mijn idee iets van het werkelijke zijn van de dingen in schuilt. Iets wat transcendent en vloeibaar is. Een soort van oervorm van de dingen, ik kom hier nog op terug in het hoofdstuk van Lemaire. Ik besef ook terdege dat deze overtuiging overeenkomt met de filosofie van Locke en niet met die van Hume.

Deze ‘oervorm’ is iets wat we ons naar mijn idee alleen eigen kunnen maken door middel van indrukken en innerlijke en uiterlijke ervaringen, niet door ideeën en het omzetten van dingen in je omgeving in theorieën, formules en abstracties van de gedachten. Gewoon de tijd nemen om een ervaring tot je door te laten dringen. In die zin is het ook een ‘langzaam’ proces. In de beeldende kunst worden de woorden verstillen en onthaasten wel gebruikt. Woorden die ikzelf niet zo gauw zou gebruiken omdat ik er een beetje een modieus gevoel bij krijg, wat juist ingaat tegen het gevoel wat ze proberen te verwoorden.

De volgende alinea gaat over wat ik geloof, wat mijn overtuiging is wat betreft het substantiebegrip, de oervorm. Het is een redenatie die voortkomt uit mijn overtuiging of geloof en ik kan hem dus niet feitelijk hard maken.

Ik geloof in een kern, een ziel, een geest, een oervorm in de mensen, dieren en dingen uit mijn omgeving. Een oervorm die niet onstaat door een door de mens of een van bovenaf opgelegd idee, zoals bijvoorbeeld in de filosofie van Plato, maar door het contact en de binding die we hebben met onze omgeving, door een mechanisme van wederzijdse

doordringing. Als we een zeer grote gevoeligheid hebben voor onze zintuiglijke

gewaarwording en onze ervaring. En de veranderlijkheid van onze omgeving zeer precies waarnemen en ervaren. Worden we geconfronteerd worden met een kern, een constante factor in de dingen. Het is een kern die je door deze intense manier van gewaarworden kunt onderscheiden als een eenheid. Een eenheid die een zeer hoge mate van directheid, levendigheid en bezieling vertegenwoordigt. Het is een zeer kortstondige vergankelijke ervaring van waaruit je ook geen constante werkelijkheid of identiteit zou kunnen benoemen. Het is meer een zeer bewuste manier om in contact te komen met je omgeving, een binding aan te gaan met deze omgeving en er in harmonie en samenspraak mee te leven. Je kunt je naar mijn idee alleen verbonden voelen met een wereld en bewustzijn van een wereld die bezield is.

Ik kom hier nog op terug in hoofdstuk 3 over Met Open Zinnen van Ton Lemaire, in de paragraaf de Oervorm.

De Associatie

Zodra de indrukken zich in je hoofd hebben omgezet naar ideeën, gaan die ideeën verbindingen met elkaar aan, door middel van een mechanisme dat we associatie of verbeelding noemen. We kunnen hier dus niks aan doen, het is de natuur.

Het mechanisme van de associatie is vrij elementair dat van de verbeelding is al meer reflectief.

Ik zal het mechanisme van de associatie op een eenvoudige manier proberen uit te leggen. Als je je een keer brandt aan een vuur, waar rook vanaf komt, zul je een volgende keer alleen het begrip vuur en het begrip rook nodig hebben om tot het besef heet te komen. Dit associatieve mechanisme verschilt niet eens zoveel van het instinct bij dieren. Alleen mensen hebben de bijzondere kwaliteit dat ze ook in staat zijn deze verbinding terug te koppelen en onwaarschijnlijke mogelijkheden te onderzoeken, dit doen mensen vanuit een overtuiging. Ieder mens heeft een soort van overtuiging in zich, dit is een natuurlijk iets. Het hoeft niet perse iets te maken te hebben met geloof en religie maar

(8)

het kan wel. Er is een mooi voorbeeld van Betrand Russel over het onderscheid van gewoontes bij mens en dier;

Hij vertelt een verhaaltje over kippen die zich elke ochtend naar de boer toe haasten om dat ze verwachten dat ze eten krijgen. Ze zijn tot deze verwachting gekomen door hun levenslange ervaring en ingewortelde gewoonte. ”Heeft de boer hun ooit bedrogen?”, hun ‘redenering’ lijkt heel logisch.

Tot de dag komt dat de boer in plaats van dat hij zijn kippen komt voeren, ze de nek omdraait. Dezelfde overtuiging die eerst levensnoodzakelijk voor de kippen was, blijkt uiteindelijk hun dood te kunnen worden. De mens zal niet zo gauw slachtoffer worden van een dergelijke list. Maar hij zal van tevoren rekening houden met de mogelijkheid dat de boer iets slechts in zijn zin heeft en mogelijkheden onderzoeken om aan het noodlot te ontkomen.

Scepticisme

Het keer op keer testen van onze redeneringen en de mogelijkheid om ze terug te kunnen koppelen (scepticisme) wordt in gang gezet door onze overtuiging. Naar mijn idee is de overtuiging, en daaraan gekoppeld een gezonde dosis achterdocht of scepticisme een goede manier om tot objectieve kennis te komen. Je gezond verstand gebruiken is een goede zaak. Scepticisme kan ervoor zorgen dat je als je door je waarnemingen op het verkeerde been bent gezet wordt je niet de fout ingaat.

Gewoontes

Gewoontes zijn onontkoombaar in het dagelijks leven, maar ze zorgen ook voor dat

originele indrukken en ideeën uit je directe omgeving minder goed tot je doordringen en op die manier geblokkeerd worden, je verliest een beetje het contact met je omgeving door gewoontes. Het is een geleidelijk en ongemerkt proces.

Je gaat langzaam maar zeker verwachtingen een werkelijkheidwaarde toekennen terwijl dit misschien helemaal niet juist is. De werkelijkheid kan ondertussen wel weer veranderd zijn. “Lijkt het bepaald, is het verlegd”, is een uitspraak van Jules Deelder. Gewoontes zorgen ervoor dat je je minder snel verwondert. Ik zal het proberen uit te leggen.

Verwondering

Het begint met de vraag: “Wat is verwondering?”.

Als je verwondering zou moeten omschrijven dan is het naar mijn idee het volgende; een verbijzondering van een direct contact met originele indrukken en ervaringen

uit je omgeving. Dat verklaart volgens mij ook waarom je je vaker verwondert over dingen die nieuw voor je zijn of die je niet kent bijvoorbeeld op een vakantie of een verre reis. Wat je naar mijn idee zou moeten kunnen als kunstenaar en ook als fotograaf is dat je een soort gevoeligheid hebt om gewoontes van de verbeelding en associatie te kunnen herkennen en waar nodig, tijdelijk, uit moet kunnen schakelen en beter in staat te kunnen zijn om je te kunnen verwonderen. Deze verwondering moet je dan weer kunnen tonen en misschien ook kunnen reflecteren in je werk.

De Verbeelding

Naast de associatie is er nog een andere mechanisme wat indrukken of ervaringen met elkaar verbindt in ideeën namelijk dat van de verbeelding. De verbeelding is naar mijn idee een mooi iets; Sinterklaas, Barbapappa, de Smurfen, Merlijn de tovenaar, Superman; we zouden ze allemaal niet kennen, zonde!!!

We zouden onze kinderen alleen nog maar het weerbericht of de handleiding van de

magnetron kunnen voorlezen als we geen verbeelding zouden hebben. Ik ben blij dat ik een jeugd heb gehad met verbeelding. Het zou een saaie boel worden als we het niet zouden hebben. Het is wel belangrijk dat je de verbeelding geen werkelijkheidwaarde toekent maar puur beschouwt als fantasie bijvoorbeeld zoals hij in films of romans gebruikt wordt.

De verbeelding is er niet alleen voor het vermaak en de afleiding maar hij is ook noodzakelijk, om te kunnen functioneren. We ontkomen er niet aan in het alledaagse leven, om mensen, dieren en dingen als losse begrippen met een eigen identiteit te zien en te onderscheiden. Volgens Hume is dit ook helemaal niet erg, hij wil alleen graag begrijpen waar het identiteitsbegrip ontstaat. Het idee dat er dingen met een zekere eenheid of identiteit bestaan, komt tot stand door middel van de verbeelding. Hume constateert hierbij dat dit eenheidsbegrip niet herleidbaar is tot een zintuiglijke

gewaarwording of een uiterlijke ervaring maar dat de bron ergens anders gezocht moet worden. Volgens Hume komt dit eenheidsbegrip tot stand bij een innerlijke ervaring van de mens waarbij hij zijn eigen uiterlijke ervaringen overziet en een innerlijke drang voelt om deze aan elkaar te verbinden. Identiteit is dus niet iets wat objectief en werkelijk bestaat maar is eerder een product van de menselijke rede, volgens Hume. Het menselijke bewustzijn is volgens Hume in zijn basis leeg en wordt alleen maar gevuld met constant wisselende voorstellingen. Hier ben ik het niet helemaal mee eens, ik denk dat mijn standpunt op dit gebied eerder in de buurt komt van dat van Locke. Locke is ervan overtuigd dat de ‘substantie’ in de ervaring besloten ligt.

Gevoel

Gevoelens kunnen indrukken of ervaringen aan elkaar verbinden. In principe staan gevoelens los van je zintuiglijke ervaringen en zijn ze ook niet zo direct als zintuiglijke gewaarwordingen. Maar ze zijn wel belangrijk voor de mate waarin je ontvankelijk bent voor zintuiglijke gewaarwordingen, Een combinatie van gevoelens en indrukken maken daarmee onderdeel uit van onze ervaringswereld, de manier waarop we in direct contact staan met de mensen en dingen om ons heen.

Het bijzondere van gevoelens is dat ze ons aanzetten tot gedachtes en handelingen en dat ze bovendien soms overdraagbaar zijn naar andere mensen.

Soms kun je aan iemand zien hoe hij zich voelt, bijvoorbeeld aan iemands houding of gedrag. Als je je dan probeert in te leven in die persoon kan het zo zijn dat je je ook een beetje zo gaat voelen als die persoon. Je ziet bijvoorbeeld iemand huilen en je wordt zelf ook verdrietig. In letterlijke zin is het eigenlijk het overbrengen van een ervaring, je kunt als het ware door middel van gevoelens levendigheid overbrengen.

Smaak

Een vraag die je je zou kunnen stellen over dit onderwerp is: Hoe kunnen we op basis van deze waarnemingen tot een mening of smaakoordeel komen? Hoe kunnen we ons kritisch opstellen ten opzichte van onze waarnemingen? Ik denk in de eerste plaats door te beseffen dat een mening niet universeel is en geen absolute noodzakelijkheid heeft, zoals een natuurkundige wet.

Wel is het zo dat een zorgvuldig overwogen oordeel een algemene geldigheid heeft omdat een ieder de mogelijkheid heeft er op te reageren. Een kritisch oordeel onstaat in de eerste plaats door kritisch waar te nemen en vervolgens ons gevoel te laten spreken. Het is een soort bemiddeling tussen de rede en het gevoel.

Een soort balanceerkunst die kunstenaars en ook fotografen moeten beheersen en waar ze naar mijn idee moeten proberen keuzes te maken die niet direct voor de hand liggen. Soms meer op basis van gevoel, soms meer op basis van de rede.

De kunst hoeft geen voorschriften te geven over de concrete leefwereld en dat geeft de kunstenaar een bepaalde vrijheid, waar hij gebruik van moet maken.

Hij kan er voor kiezen zijn mening heel duidelijk te ventileren in zijn kunst, iets uit te dragen, een soort idealisme. Dit is een soort kunst die mij persoonlijk niet zo aanspreekt, je kunt hooguit zaken onder de aandacht van het publiek brengen. Meestal vind ik de onderwerpen voor mijn fotografie in mijn directe omgeving.

Door het herkennen van dingen die de moeite waard zijn voor jou en ze onder de aandacht te brengen kun je ze ook benoemen. Je kunt ze misschien weergeven in een niet dagelijkse context. Of juiste vanuit een grote objectiviteit of neutraliteit. Waardoor ze op zichzelf gaan staan en je de betekenis beter begrijpt. Op die manier kun je jezelf en misschien ook de kijker bewust in contact brengen met je omgeving op specifieke aspecten daarvan (en misschien naar later blijkt een beetje tijdsgeest vangen). Bij het vormen van je mening kan een gevoel soms werkelijker zijn dan een gedachte. Dat wil niet zeggen dat een mening irrationeel is, je kunt je mening laten verfijnen en bijsturen door de rede maar hij kan alleen ontstaan vanuit een gevoel. Het gevoel kan dienen als initiator een gedachte niet. Hume zegt hierover; Reason is – and ought to be – the slave of the passions. Misschien niet onbelangrijk om in gedachten te houden als kunstenaar en als fotograaf omdat je toch in de eerste plaats dingen wilt creëren.

(9)

Hoofdstuk 3 Met Open Zinnen van Ton

Lemaire

In zijn boek legt Lemaire iets uit over de verhouding van de mens en de natuur, het landschap en de aarde. Hij snijdt een veelheid aan onderwerpen aan. Over de onderwerpen die een direct verband hebben met het onderwerp van mijn scriptie; de zintuiglijkheid en ervaringswerkelijkheid heb ik een stukje geschreven.

De Natuurervaring

Soms als je in de natuur bent en je concentreert op je zintuigen en ervaringen en de kracht die daar vanuit gaat voel je iets wat je niet direct kunt benoemen.

Je voelt een suggestie van dingen die je zintuiglijkheid en uiterlijke ervaringen te bovengaan. Er is een voelbare spanning tussen de natuur en je geest.

Als je goed oplet kun je een soort bezieling of begeestering in de natuur om je heen ontdekken. Het is een ervaring deel uit te maken van een groter geheel, iets wat uitstijgt boven je concrete persoonlijke ervaring, volgens Lemaire.

Iets wat ikzelf ook wel eens zo gevoeld heb, toen ik aan het fotograferen was in de natuur. Het is geen permanente ervaring, het is meer alsof je tijdelijk aangeraakt wordt door een ervaring, het glipt als zand tussen je vingers weer weg. Het roept een

bijzonder aangenaam en gelukkig gevoel op, het voelt heel vertrouwd aan, alsof alles voor heel even alles op zijn plek valt en lijkt te kloppen.

Schoppenhauer, een Duitse filosoof uit de 19e eeuw, zegt het volgende over de

natuurervaring: “Enerzijds ervaren we de natuur als een onmetelijkheid iets wat buiten ons bewustzijn omgaat anderzijds beseffen we maar al te goed dat we deel uitmaken van de natuur en dit zorgt voor een sublieme natuurervaring. Alleen de mens heeft de

mogelijkheid om dit uit te drukken in ideeën, filosofie en kunst.

Verder is de sublieme natuurervaring volgens Schoppenhauer gekoppeld aan een bepaalde emotionele neutraliteit waardoor we meer openstaan voor de absolute natuurervaring. Om dit te bereiken kunnen we proberen onze passies en angsten achter ons laten en ons laten verassen door de natuur”.

Nietschze was een filosoof en reisde regelmatig af naar de Alpen, hij ervoer dat de natuur hem inspireerde en soms een gevoel van enthousiasme of soms zelf extase bij hem opriep. Hij was hierbij geïnspireerd door het denkbeeld achter de Griekse god Dionysios, de god van ‘het andere’ het buiten. Deze god is in staat om je vanuit ‘het andere’ tot extase of misschien zelfs tot waanzin te leiden. Grenzen die in ‘de gewone wereld’ wel gelden worden overschreden bijvoorbeeld het onderscheid tussen man en vrouw, cultuur en natuur, mens en dier. Iets wat je ook terugziet in de mythes van de oude Grieken. Deze grensoverschrijdende ervaring had Nietschze ook in de natuur. Het lichaam, het denken en het landschap werden volgens Nietschze’s ervaring een eenheid. Hier zijn enkele

uitspraken uit beschrijvingen van zijn natuurervaringen; ”Al lopend openen lichaam en geest zich voor de wereld en vindt er een vitale uitwisseling plaats tussen plek en lijf.” “Creatieve energie stroomt rijkelijk.” “Het landschap wordt monument van de gedachten en voelt de denker buiten zichzelf.” Zo’n natuurervaring is een ervaring waarbij de natuur groter aanvoelt dan jezelf, zoals ik me bijvoorbeeld bij een wandeling onder een heldere sterrenhemel levendig kan voorstellen.

Een tijdgenoot van Nietsche was de schilder C.D. Friedrich hij maakte een Aantal schilderijen waar een heroïsche figuur uitkijkt over een woest landschap, dit is een voorbeeld van een sublieme natuurervaring.

In Nietschzes filosofie zou je hiermee een antwoord kunnen vinden op de vraag of er een verband is tussen plaats en gedachten. Hij roept de mensen in ieder geval op tot een wakkerheid en alertheid voor het heden zelf en de praktische verhouding tussen de mens en de wereld te overdenken en ons op die manier meer bewust te worden van het

ongedachte, de dingen waar je normaal gesproken niet over nadenkt.

De extra kwaliteit van het te voet beleven van de natuur is dat je daarbij direct lijflijk en zintuiglijk aangesproken wordt door de traagheid waarmee je je voort

beweegt. In de tegenwoordige tijd worden er zeer veel indrukken op ons afgestuurd, onze zintuigen krijgen als het ware een overdosis aan indrukken.

Door deze veelheid aan indrukken wordt het steeds lastiger om echte aandacht voor detail en onze omgeving te hebben en om innerlijke rust te vinden. Om wel aandacht voor detail te hebben en innerlijke rust te vinden zijn nabijheid en intimiteit een vereiste, om tot deze dingen te komen moet je de dingen met een laag tempo of zelfs stilstaand tot je laten komen, volgens Lemaire.

Ik merk dit zelf ook als ik een wandeling of fietstocht maak door de natuur dat ik de dingen heel andere dingen zie dan als ik me gemotoriseerd verplaats, iets wat je zeer van pas kan komen bij het fotograferen.

Nog een waarde naast de traagheid die onze innerlijke en uiterlijke ervaring kan verhevigen is de stilte. Stilte is naar mijn idee niet het ontbreken van geluid, maar stilte schenkt je de volledige aanwezigheid bij jezelf en de dingen om je heen. Stilte is een goed iets, een meerwaarde bij de beleving. Het weghalen van de geluidruis biedt de ziel de gelegenheid om zich open te stellen voor de werkelijkheid in al haar volheid en diepte. Om te luisteren naar de anderen, de dieren, de planten en de dingen. Het zorgt voor rust en vredigheid.

Volgens Lemaire is in onze maatschappij activiteit en snelheid van belang. Alles wordt gedaan om de economische kapitalistische motor draaiende te houden. We houden van harde geluiden in een harde cultuur. Dingen als voorzichtigheid, tederheid, aandacht, vrede en stilte zijn bijzonder ondergewaardeerd. Dat zie je ook terug in hoe mensen in het onderlinge contact met elkaar omgaan. In stilte vinden we de grondtoon van het leven, in stilte waarnemen met open zinnen dan komt het leven echt tot je. Als je naar moderne muziek luistert hoor je een veelheid aan geluiden en ritmes door elkaar heen, naar mijn idee geeft het prima de tijdsgeest weer. Ik kan daar persoonlijk af en toe echt van genieten, het luisteren naar Jimi Hendrix of dansen op minimal techno en breakbeats. Daar tegenover kan ik ook genieten van bijna het tegenovergestelde, qua rust en klank, Gregoriaans muziek, die gevormd wordt uit één of enkele constant zingende zangstemmen, ik word er erg rustig van.

Leven in Harmonie met je Omgeving

Doordat we in een door onszelf gebouwde kunstmatige wereld van machines, fabrieken en computers leven vervreemden we naar mijn gevoel steeds meer van onze zintuiglijke omgeving, volgens Lemaire. Bovendien moet alles snel, we zijn constante passanten in onze omgeving geworden, alles is vluchtig en wordt met een grote vluchtigheid ervaren. Lemaire beweert dat de menselijke geest en datgene wat je met studie en arbeid kunt bereiken in onze maatschappij verheerlijkt wordt en daardoor vergeten we andere dingen die belangrijk zijn zoals de natuur. De mate waarin de natuur vertegenwoordigd is in onze omgeving. Als er te weinig natuur om ons heen is krijgen we het gevoel dat niet goed meer in evenwicht zijn met onze omgeving.

Een tekort aan natuur in onze omgeving is een bedreiging voor een harmonieus bestaan, volgens Lemaire.

Mensen hebben behoefte om hun omgeving weer concreet en direct te ervaren en te voelen. Doordat we in een volledig door onszelf gecreëerde kunstmatige omgeving leven, een groot continuüm, bijvoorbeeld de weg van je huis naar je werk, je gaat van je huis naar de metro, naar de trein, naar de bus, naar je werk enz. De hele dag zit je in een door mensenhanden gemaakte omgeving die gereguleerd is in licht, geluid en warmte. De zintuiglijkheid maakt niet meer deel uit van ons dagelijks bestaan. Denk bijvoorbeeld aan bejaarden die de hele dag binnen zitten in een met airco en verwarming gereguleerde ruimte en opgewarmd soep eten uit plastic schaaltjes. Ze zouden wel weer eens regen op hun kop zouden willen voelen, of wind langs hun wangen voelen gaan. Of een appel willen

(10)

proeven die net vers van de boom geplukt is, door de echtheid en directheid van deze indrukken voel je dat je leeft.

Lemaire suggereert dat we misschien door het aanpassen van onze levenstijl de

zintuiglijkheid terugbrengen kunnen brengen in ons leven. We moeten proberen om niet alleen van onszelf te genieten maar ook van de wereld buiten ons. We moeten niet alles willen beïnvloeden en altijd aan de knoppen willen draaien, figuurlijk gesproken. Het idee dat de mens de wereld beheerst en overal invloed op wil uitoefenen, heeft gemaakt dat we leven zoals we nu leven. Wat lang niet altijd goed is naar mijn idee.

Plaatsen met een Ziel

Als je een gebeurtenis in een bepaalde omgeving voor het eerst meemaakt is hij

origineel, maagdelijk, uniek. Als de gebeurtenis zich later blijkt te herhalen wordt er een beeld opgeroepen van een voorgaande gebeurtenis in de herinnering. Het geheel van deze herinneringen zorgt voor bezieling of begeestering van de plaats of tijd van de act van de gebeurtenis volgens Lemaire.

Treurige herinneringen hebben naar mijn idee een grotere intensiteit dan vrolijke en fijne dingen, ze zijn naar mijn idee sterker, ik weet niet hoe dit kan. Ik denk dat het een instinctief mechanisme is.

Als je je eenmaal brandt aan een hete kachel zal je erin het vervolg omheen lopen. Pijn is een direct gevoelervaring die je in de toekomst wilt voorkomen.

De herinnering werkt door middel van associatie, je hebt alleen het begrip kachel en het begrip heet nodig om tot de associatieve herinnering pijn te komen.

Een vrij elementair mechanisme met grote gevolgen. Namelijk een verzameling

herinneringen in je hoofd bij plaatsen, tijden en ook personen. Hoe de herinnering ontstaat, vanuit het mechanisme van de associatie is afkomstig uit de filosofie van Hume.

Een herinnering bij een ruimte of een landschap zorgt ervoor dat het landschap een toegevoegde betekenis krijgt doordat er gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, er is geleefd. Alleen mensen kunnen zich hier bewust van. Ze kunnen door hun herinneringen, de dingen als het ware iets van hun ziel meegeven, volgens Lemaire.

In oude culturen en bij sommige primitieve volkeren waren de mensen veel meer ingebed in hun omgeving als wij nu zijn. Het landschap gaf verwijzingen naar daden van de

voorouders, in een droomtijd, een mythisch verleden.

Deze mensen geloofden in plaatsgeesten, in sommige huidige vormen van spiritualisme gaat men hier ook weer naar op zoek. Het gaat erom dat wij als mensen beseffen dat we

onderdeel uitmaken van de natuur. Deze primitieve volkeren hebben een andere manier van nadenken dan wij(de westerse mens), het wilde denken genaamd, volgens Lemaire.

Ik geloof er zelf ook in dat plekken bezield kunnen zijn. Dat is naar mijn idee ook de reden dat natuurlijke landschappen veel interessanter kunnen zijn dan aangelegde natuur zoals parkjes en tuinen. Dat is de reden oude fabrieksgebouwen veel meer uitstralen en een beroep doen op onze verbeelding doen dan nieuwe rechthoekige staalplaten loodsen waar één of ander saai computerbedrijf zit.

Primitieve volkeren onderscheiden zeer veel verschillende dier- en plantsoorten in hun omgeving. Er is mystieke binding tussen deze mensen en de natuur in hun omgeving. Ze hebben door hun ervaringen en hun goede observatievermogen een enorme kennis opgedaan van hun omgeving, een soort ervaringskennis. Deze kennis die deze volkeren bezitten is als het ware ingebed in de omgeving.

Het observatievermogen dat deze mensen bezitten is bedoeld om hen te behoeden voor gevaren en komt voort uit een overlevingsdrang. Uit het ‘wilde denken’ komen behalve kennis ook verhalen, mythes, rituelen en kunst voort. Naar mijn idee is dat iets waar wij wat van kunnen leren bij het maken van kunst.

Het herkennen van verschillen en overeenkomsten is een studiemethode bij de primitieve volkeren, die ze behalve bij het onderscheiden van plant- en diersoorten ook op andere gebieden toepassen bijvoorbeeld om een onderscheid te maken tussen leven en dood, man en vrouw, natuur en cultuur. Het bijzondere is dat deze kennis, bijvoorbeeld van planten en dieren, zeer breed gedeeld wordt in hun samenleving, in tegenstelling tot wat in het westen gebruikelijk is. Waar een kleine groep mensen zeer veel weet van een zeer specialistisch onderwerp.

Deze mensen zien de natuur niet als iets vreemds maar als een harmonieus geheel waar ze onderdeel van uitmaken. In hun logica proberen de primitieve volkeren een orde te ontdekken in hun zintuiglijke waarnemingen en op basis hiervan tot inzicht te komen. Onze ‘westerse’ logica is gebaseerd op abstracties, abstracties van het denken, deze abstracties gaan zich steeds verder verzelfstandigen waardoor ze de binding met hun omgeving verliezen en aparte denkwereld en een leefwereld ontstaan. Gelukkig zijn we ‘het wilde denken’ nog niet helemaal kwijt geraakt en tasten we onze omgeving nog steeds onderzoekend af met onze zintuigen. Ik vind de manier van benaderen en onderzoeken van deze volkeren van hun omgeving een inspirerende en indrukwekkende manier van omgaan met je omgeving.

Levi Straus was een filosoof en reiziger in de vorige eeuw die onderzoek heeft gedaan naar deze verhouding tussen de mens en de wereld in andere culturen.

Hij onderzocht het wilde denken zoals je dit bijvoorbeeld terugziet bij sommige indianenstammen. In hun cultuur is het heel gewoon dat de mens ondergeschikt wordt gemaakt aan zijn omgeving. Ze geloven niet in iets als identiteit en autonomie bij de mens. In onze joods christelijke cultuur ziet de mens zichzelf als ‘kroon op de schepping’, dat vind ik onzin. Bij het wilde denken wordt de wereld voor het leven geplaatst, het leven voor de mens en het respect voor anderen maar ook eigenliefde is heel belangrijk. Bij het wilde denken worden heel andere dingen als kostbaar gezien dan in onze cultuur bijvoorbeeld de zuiverheid van de elementen, de verscheidend van wezens, de gratie van de natuur, een bescheiden houding bij mensen. Bij primitieve volkeren waar het wilden denken nog heerst wordt de vergankelijkheid van je eigen werk, van de mens en de samenleving overzien als een van de mooiste en nobelste dingen die je kunt

‘bereiken’, iets waar ik me geheel bij kan aansluiten, al is het niet één van de makkelijkste opgaves.

Deze manier van denken kunnen we ook toepassen in de manier waarop we met het landschap omgaan. We zouden op zoek kunnen gaan naar een wederzijdse doordringing van mens en aarde. Sowieso is het feit dat we het landschap als landschap benoemen een aanwijzing dat we op zoek zijn naar een ervaring buiten onszelf. Het landschap is een ontsnapping van de tegenwoordige mens aan een fataal narcisme, zelfbevlekking, volgens Lemaire. Het wandelen in het landschap zou je kunnen beleven als een vereniging van geest, ziel en zinnen.

Sommige kunstenaars in de vorige eeuw bijvoorbeeld de surrealisten, fauvisten en expressionisten werden geïnspireerd door de manier waarop primitieve volkeren en oude culturen naar hun omgeving kijken. Ze probeerden om onbevooroordeeld, belangenloos en op een directe manier naar de werkelijkheid te kijken.

De surrealisten lieten zich daarbij inspireren door de mythes van de Oude Grieken. Ze probeerden onbewuste processen zoals dromen, passies, verlangens en erotische gevoelens weer te geven in hun kunst en een soort oernatuur of ‘het wilde’ in zichzelf te

ontdekken. Dit deden ze door de mensen uit te dagen en de grenzen van wat destijds gebruikelijk was te overschrijden in hun schilderijen. Dit zorgde voor boze en geschokte reacties maar ook voor een nieuwe impuls in de schilderkunst.

Of het de kunstenaars met hun werk echt gelukt is om dichter bij een oernatuur te komen is iets wat door de kijker zelf beoordeeld moet worden. Ik geloof zelf niet zo in een oernatuur in de mens, dat vind ik maar freudiaans gekletst, al heeft de zoektocht van deze kunstenaars wel veel mooie schilderijen opgeleverd.

China

Het volgende stukje gaat over China en hun benadering van de werkelijkheid en hun band met de aarde. In China bestaat een 5000 jaar oude cultuur die tot enkele decennia geleden min of meer nog op zichzelf stond. De chinezen geloven niet in het bestaan van een constante werkelijkheid of identiteit. Ze geloven meer dat de wereld constant in beweging is. Net als een rivier, een rivier is constant in verandering, het water wat het ene moment erdoor stroomt is het volgende moment weer weg. Je zult als je je hand in de rivier steekt nooit meer precies hetzelfde water voelen als wat je een voorgaande keer voelde. De chinezen geloven in een constante stroom tussen yin en yang, zonder begin of eind. In de westerse cultuur gaan we wel altijd uit van begin en een einde. In het westen hebben we het idee dat alles wat in beweging is, per definitie nog onvolmaakt is en de dingen die een zekere eeuwigheidswaarde hebben worden als volmaakt gezien. Zoals te lezen in de tekst van Lemaire.

Volgens de Chinezen hebben dingen een interne wetmatigheid en gaan ze hun eigen weg, er is geen superieure God die alles stuurt. Net als het komen en gaan van de seizoenen,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In order to develop an understanding of business process re-engineering, business engineering, architecture and organisational structure development, this chapter will

Uitgangspunt bij Local Ownership is dat zowel burgers als overheden betrokken zijn bij het plan, de uitvoering en het beheer en dat het initiatief voor interactie in elke fase

Daarnaast is de luchtverdeling in de afdeling bij alle ventilatieniveaus zeer goed en is grondl<anaalventilatie prima te com- bineren met de beschikbare

The only other qualitative study, to our knowledge, that reported on perceived risks of dating older men, similarly found that both women and men were not concerned with

Tabel A.6 laat de gemiddelde jaarlijkse lage eigen bijdra- gen zien voor de ZMV-kosten onder de regels van 2009 en 2015, alsmede de omvang en de kosten van de zorg in 2009 voor

Is nog niet het gehele formulier ingevuld en tracht de gebruiker toch het programma te verlaten, dan kan dat, maar wijst het programma er wel op dat er nog niet verzonden kan

Het doel van het onderzoek was vast te stellen of het concentreren van zeugenmest door middel van bezinken en omgekeerde osmose op boerderijschaal technisch mogelijk is en in