• No results found

Data-analyse

In document Prestatiemanagement binnen BDO P&O (pagina 29-34)

4. METHODEN EN TECHNIEKEN

4.5 Data-analyse

Ten behoeve van het praktijkonderzoek is gebruik gemaakt van een tweetal dataverzamelingsmethoden, te weten een vragenlijst en diepte-interviews. De wijze waarop de verkregen onderzoeksdata zijn verwerkt is in het navolgende nader toegelicht.

4.5.1 Vragenlijst

Een voorbeeld van de vragenlijst is opgenomen in bijlage I. In zijn theoretische uiteenzetting onderscheidt Biemond is totaal 15 verschillende kenmerken rondom prestatiemanagement, prestatiegerichte attitude en prestatiegericht gedrag. In zijn vragenlijst zijn er echter geen 15 vraagcategorieën terug te vinden, maar slechts 13. Toch zijn alle 15 kenmerken die Biemond onderscheidt, terug te vinden in de vragenlijst. Biemond heeft namelijk enkele van deze kenmerken samengevoegd onder één vraagcategorie. De vraagcategorie ‘Persoonlijke mening’ bevat de kenmerken commitment en emotional arousal. De vraagcategorie ‘Functies’ bevat Biemonds kenmerken actiegerichtheid en direction.

Voor wat betreft de analyse van de uitkomsten van de vragenlijst is er voor gekozen deze op het niveau van vraagcategorie te laten plaatsvinden (in tegenstelling tot voor elke vraag afzonderlijk). Reden hiervoor is dat op het niveau van vraagcategorieën een overall beeld ontstaat over de door adviseurs ervaren knelpunten. Analyse op vraagniveau zou te sterk inzoomen op subaspecten van de vraagcategorieën,

terwijl het doel van de inzet van de vragenlijst juist het verkrijgen van een algemeen beeld omtrent de ervaren knelpunten was.

Voor elke vraag waren er vijf antwoordscores mogelijk. Aan elk van de antwoordscores is een puntenscore toegewezen. De antwoordmogelijkheid niet van toepassing (nvt) heeft geen punten gekregen.

Antwoordscores Antwoordscores

1 volstrekt mee oneens 1 helemaal niet

2 mee oneens 2 weinig

3 eens noch oneens 3 weinig noch veel

4 mee eens 4 veel

5 volledig mee eens 5 erg veel

* nvt * nvt

Per vraagcategorie zijn de antwoordscores van de individuele adviseurs vervolgens gemiddeld (de rijen van tabel 5/ hoofdstuk 6). Hierdoor ontstond per vraagcategorie een beeld van de aandachtspunten in het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants.

Om een uitspraak te kunnen doen of een bepaalde gemiddelde score nu wel of niet als knelpunt te duiden was, zijn de antwoordscores onderverdeeld in een drietal categorieën: hoog, gemiddeld en laag. Om de onderzoeksresultaten makkelijk toegankelijk te maken is voor elk van de categorieën een kleur toegevoegd. Adviseurs die hoge puntenscores hebben, ervaren op dat punt weinig problemen in het prestatiemanagement. Hoge scores zijn ingedeeld in de categorie voldoende. Bij gemiddelde scores zijn er een aantal aandachtspunten in het prestatiemanagement. Gemiddelde scores zijn ingedeeld in de categorie redelijk. Bij lage scores ervaren adviseurs daadwerkelijk knelpunten. Deze scores zijn ingedeeld in de categorie matig. Onderstaand is verklaard welke antwoordscores tot welke categorieën leiden.

Voldoende de antwoordscores zijn gemiddeld gelijk aan of groter dan 3,5. Redelijk de antwoordscores zijn gemiddeld 2,5 of groter, maar lager dan 3,5. Matig de antwoordscores zijn gemiddeld lager dan 2,5.

De tabel met daarin de resultaten van de vragenlijst is terug te vinden in hoofdstuk 6.

4.5.2 Diepte interviews

Om de gespreksverslagen te kunnen analyseren zijn de uitspraken van de adviseurs weergegeven in een datamatrix. De datamatrix bestaat uit zinsneden uit de interviews met de acht adviseurs. De zinsneden die in de datamatrix zijn opgenomen, betreffen alleen kritiekpunten omtrent het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants. Er zijn weliswaar (ook) diverse positieve opvattingen omtrent het prestatiemanagement geuit. Echter, gelet op de centrale vraag van het onderzoek zijn alleen de kritische passages vastgelegd.

Voor de analyse van de interviewgegevens is gebruik gemaakt van het basisboek kwalitatief onderzoek van Baarda e.a. (1995). Reden hiervoor is dat Baarda e.a. een overzichtelijk stappenplan beschrijven waarlangs kwalitatieve onderzoeksgegevens op een gestructureerde wijze kunnen worden geanalyseerd. De methoden en technieken die Baarda e.a. aanreiken zijn onder meer gebaseerd op de Grounded Theorie van Glaser & Strauss (1967) en Strauss & Corbin (1990). Baarda e.a beschrijven dat het doel van de kwalitatieve analyse het aanbrengen van een bepaalde structuur of een bepaald patroon in de onderzoeksdata is om zodoende te komen tot een zinnige ordening. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van

opsplitsing van interviewfragmenten, categorisatie, labeling en ordening. Deze wijze van analyseren betreft een inductieve analyse. Hierbij ligt het startpunt van de data-analyse bij de verzamelde gegevens en wordt er door middel van analyse en heranalyse van data getracht te komen tot een theorie (Braster 2000). Aan de hand van de inzichten van Baarda e.a. (1995) zijn ten behoeve van de analyse van de interviewgegevens de volgende stappen doorlopen:

1. Informatie selecteren op relevantie; 2. Relevante tekst opsplitsen in fragmenten; 3. Labelen van fragmenten;

4. Ordenen en reduceren van labels;

5. Vaststellen van geldigheid van de labeling; 6. Definiëren van kernlabels;

7. Vaststellen van intersubjectiviteit; 8. Beantwoording van de probleemstelling.

1. Informatie selecteren op relevantie

De eerste onderzoeksstap heeft bestaan uit het beoordelen van de delen van de gespreksnotities die wel en niet relevant waren. Het hiervoor gehanteerde selectiecriterium was de constatering of de betreffende passages kritische uitlatingen betroffen. De keuze voor dit selectiecriterium hangt samen met de deelvraag omtrent de knelpunten die adviseurs in het prestatiemanagement van BDO P&O ervaren. Door slechts die passages te selecteren waarin adviseurs zich kritisch uitlaten over het prestatiemanagement worden irrelevante passages achterwege gelaten.

2. Relevante tekst opsplitsen in fragmenten

Tijdens de tweede analysestap zijn de passages vervolgens verder uiteengerafeld in aparte zinsneden. Doel was de passages zover uiteen te rafelen dat elke zinsnede op zich leesbaar was én een eenduidige informatiewaarde vertegenwoordigde. Om verdere bewerking te vergemakkelijken zijn de passages per adviseur gecodeerd (overeenkomstig de codering van de vragenlijst). Het resultaat van deze eerste twee analysestappen is uitgewerkt in een datamatrix. Zie hiervoor bijlage II.

3. Labelen van fragmenten

Analysestap drie bestond uit de eerste labeling van de overgebleven zinsneden. Alle zinsneden zijn voorzien van labels. Hierbij is getracht uniforme labels te hanteren en per zinsnede één label te benoemen. Dit bleek in de praktijk niet voor alle zinsneden haalbaar. Sommige zinsneden hebben dan ook meerdere labels gekregen. Om een label toe te kunnen wijzen is op twee manieren naar de zinsneden gekeken. In de eerste plaats is gekeken of bepaalde kernwoorden gevonden konden worden. Daarnaast is gekeken naar wat de zinsnede beschreef (ten aanzien van de kernwoorden). Nadat alle zinsneden gelabeld waren, heeft een heranalyse plaatsgevonden. Doel hiervan was doublures tussen labels weg te halen en uniformiteit aan te brengen in de toegekende labels. De analyse heeft geleid tot de benoeming van een achttal kernlabels:

• Strategie • Prestatiecontext

• Aansturing • Informatie

• Prestatie-indicatoren • Betrokkenheid

• Doelen • Zelfvertrouwen

4. Ordenen en reduceren van labels

Op basis van de acht kernlabels zijn alle (ruim 70) zinsneden gecategoriseerd. Nadere bestudering van de ordening heeft ertoe geleid dat voor enkele kernlabels een aantal dimensies onderscheiden konden worden. Aan de hand van de dimensies was het mogelijk de zinsneden bínnen een kernlabel verder onder

te verdelen. Hierdoor ontstond een nauwkeuriger beeld van de onderzoeksresultaten. Het was niet mogelijk voor alle kernlabels meerdere dimensies te onderscheiden. Onderstaand zijn de kernlabels en dimensie(s) per kernlabel weergegeven. In totaliteit worden er acht kernlabels en veertien dimensies onderscheiden.

5. Vaststellen van geldigheid van de labeling

Bij deze analysestap gaat het erom na te gaan of de labeling (ook) geldig is voor nieuwe interview- en observatiegegevens. Idealiter wordt er bij deze stap gebruik gemaakt van interviewgegevens die nog niet zijn verwerkt. Echter, alle voor het onderzoek beschikbare interviewgegevens (van de acht adviseurs) zijn al bij de analyse en categorisatie gebruikt. Omdat binnen de huidige labeling alle zinsneden van alle adviseurs gecategoriseerd konden worden aan de hand van de gevonden kernlabels en dimensies, lijkt de geldigheid van de labeling als bruikbaar cq. voldoende te kunnen worden gekwalificeerd.

6. Definiëren van kernlabels

De gekozen kernlabels zijn vervolgens gedefinieerd. Doel van de definiëring is duidelijk te maken wat er onder welk kernlabel wordt verstaan. Hiermee vormt het de eerste opstap naar de formulering van antwoorden op de probleemstelling. De definities van de kernlabels geven globaal de geuitte kritiekpunten weer ten aanzien van het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants. Een overzicht van de kernlabels is opgenomen in hoofdstuk 6.

7. Vaststellen van de intersubjectiviteit

Vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten was het van belang om vast te stellen in hoeverre de gevonden resultaten afhankelijk waren van de persoon van de onderzoeker. Om dit na te gaan zijn een drietal adviseurs van BDO P&O gevraagd hun medewerking te verlenen. Deze drie adviseurs waren niet eerder betrokken bij het invullen van de vragenlijst of de interviews. Deze keuze is gemaakt om de onderzoeksgegevens zo objectief mogelijk te laten beoordelen.

Aan alle drie de adviseurs is de datamatrix (bijlage II) uitgereikt. Via een mondelinge toelichting is hen verzocht de zinsneden uit de datamatrix te bestuderen en deze ruwweg onder te verdelen in een achttal categorieën. De kernlabels en definities die reeds waren opgesteld zijn hierbij aan de adviseurs verstrekt. Tevens is hen aangegeven dat zinsneden in meerdere categorieën ingedeeld konden worden. Nadat elke adviseur een ruwe indeling van de passage had gemaakt, is een plenaire sessie belegd. Doel van deze sessie was de verschillende indelingen door te spreken met als einddoel te komen tot één definitieve indeling, waar consensus over bestond. Door middel van overleg en discussie is deze indeling uiteindelijk tot stand gekomen. Daarnaast zijn de definities van de kernlabels hier en daar aangescherpt. De definitieve indeling van de zinsneden is opgenomen in hoofdstuk 6. Deze indeling vormde het uitgangspunt voor de beantwoording van de probleemstelling.

8. Beantwoording van de probleemstelling

De probleemstelling is prescriptief van aard. Het onderzoek richt zich op het inzichtelijk maken van knelpunten in het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants. Op basis van deze knelpunten worden aanpassingen in het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants voorgesteld, teneinde het prestatiegerichte gedrag van adviseurs te bevorderen. Door middel van labeling is ontdekt ten aanzien van welke aspecten adviseurs knelpunten ervaren. Daarmee is echter nog niet vastgesteld hoe belangrijk deze aspecten zijn. Ter bepaling van de belangrijkheid van een bepaald aspect is naar de frequenties van de zinsneden gekeken. Echter, niet zozeer het aantal zinsneden per kernlabel is hierbij interessant. Interessant is het aantal verschillende adviseurs dat zich ten aanzien van een bepaald aspect heeft uitgelaten. Hoe meer verschillende adviseurs kanttekeningen bij één van de kernlabels heeft geplaatst, hoe meer gedragen dit kernlabel een aandachtpunt lijkt. Bij de beantwoording van de probleemstelling is

gekeken naar de kernlabels waar zes of meer verschillende adviseurs iets over aangegeven hebben. De verdere analyse en uitwerking hiervan is te vinden in hoofdstuk 6.

In het volgende hoofdstuk is het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants beschreven. Een beschrijving van de huidige wijze van prestatiemanagement is om een aantal redenen wenselijk. In de eerste plaats omdat het onderzoek betrekking heeft op het prestatiemanagement van BDO P&O Consultants. Daarnaast zullen tijdens het empirische deel van het onderzoek adviseurs worden bevraagd over de knelpunten die zij in het huidige prestatiemanagement ervaren. Om de opmerkingen die adviseurs hieromtrent maken beter te kunnen begrijpen, lijkt een beschrijving van de huidige wijze van prestatiemanagement raadzaam. Tot slot zullen, na afronding van het onderzoek, ook de aanbevelingen betrekking hebben op het prestatiemanagement binnen BDO P&O Consultants. Resumerend draagt de beschrijving van het huidige prestatiemanagement eraan bij dat de lezer de context van het onderzoek, de opmerkingen die hierover door adviseurs gemaakt worden, evenals de voorgestelde aanbevelingen na afronding van het onderzoek beter kan begrijpen.

In document Prestatiemanagement binnen BDO P&O (pagina 29-34)