• No results found

De analyse van de data ging uit van de Grounded Theory benadering of de constant vergelijkende methode, oorspronkelijk beschreven door Glaser en Strauss (1967). Meer concreet werd de benadering gebruikt, geïnspireerd op die van Glaser en Strauss, zoals beschreven door Mortelmans (2007). Centraal staat hierbij het cyclisch opbouwen van de analyse, waarbij de analyses steeds aangepast en verfijnd worden door de vergelijking met de data (Mortelmans, 2007). Hier vormen voorafgaande onderzoeken wel de basis waarop het onderzoek voortbouwt, maar de theorie wordt op een meer inductieve manier ontwikkeld, door uit te gaan van de zaken die belangrijk blijken voor de respondenten (Mortelmans, 2007). De analyse van de data gebeurde

door het doorlopen van de verschillende codeerfases, zoals beschreven door Glaser en Strauss (1967). Bij het open coderen worden categorieën en hun eigenschappen geïdentificeerd. Bij het axiaal coderen worden die categorieën aan elkaar gerelateerd. Ten slotte worden in de fase van het selectief coderen de concepten aan elkaar gerelateerd om een theorie op te bouwen (Glaser & Strauss, 1967).

Er werd cyclisch tewerk gegaan door middel van voortdurende vergelijking en aanpassingen van eerder gevonden resultaten. De analyse staat niet los van de steekproeftrekking en dataverzameling. Na de eerste ronde van dataverzameling, volgde een eerste fase van open en axiaal coderen. Dit met de bedoeling een zekere structuur in de verkregen data aan te brengen. Hier werd onder meer uitgegaan van sensitizing concepts, codes die verwacht werden terug te vinden op basis van de literatuur, zoals ‘lage motivatie’ en ‘anti-schools gedrag’. Maar bij deze eerste fase van coderen werd snel duidelijk dat ook andere codes als ‘persoonlijke band’, ‘eerlijkheid van leerlingen’ en ‘moeilijke thuissituatie’ een belangrijke plaats zouden krijgen bij de theorievorming. Zonder het inductieve karakter van de analyse uit het oog te verliezen, is er, zoals Bryman & Burgess (1994) aangeven, in de praktijk steeds een deductief aspect aan de studie. Bij het axiaal coderen werden codes samengevoegd en een aantal codes werden eruit gegooid. De hoofdconcepten werden gedefinieerd en deelconcepten errond geplaatst aan de hand van codebomen (zie appendix). Het maken van memo’s nam een belangrijke plaats in in deze fase. Ideeën en bedenkingen die de onderzoeker tijdens het proces van analyse te binnen schoten, werden telkens opgeschreven.

Tijdens de tweede dataverzamelingsronde werden telkens na elk interview of observatiemoment de data gecodeerd, waarbij thema’s die naar voren kwamen uit de eerste data- analyses getoetst werden. Hiermee werd het cyclisch karakter van de analysemethode behouden.

Uiteindelijk werden de verschillende concepten bij het selectief coderen aan elkaar gerelateerd en werd zo de theorie opgebouwd.

8 Ethiek

Vanaf de voorbereiding tot na het rapporteren van de resultaten van het onderzoek werd rekening gehouden met de ethiek. Zo werd de privacy van alle deelnemers gerespecteerd, door zowel voor de betrokken scholen als voor de respondenten in de rapportage een schuilnaam te gebruiken. De vertrouwelijkheid van de ingewonnen informatie werd zowel bij de interviews als bij de observaties gegarandeerd. Wel is het mogelijk dat collega’s elkaar zouden herkennen in de rapportage, door de nauwe samenwerking met elkaar. Er werd stilgestaan bij de eventuele schade die toegebracht zou kunnen worden aan de deelnemers van het onderzoek (Mortelmans, 2007).

Gezien het onderzoeksonderwerp, werden hier geen problemen voorzien en de fysieke en psychische gezondheid van de deelnemers bleef gewaarborgd.

Voorafgaand aan de observaties in de lessen en aan de interviews, werden de leerkrachten formeel gevraagd om hun vrijwille toestemming, door het ondertekenen van een formulier (zie appendix). Naast een mondelinge toelichting, werd ook via het formulier informatie gegeven over het onderzoek. Door de beschreven afspraken te overlopen, werd benadrukt dat de respondenten de optie hadden om niet te antwoorden of het interview vroegtijdig stop te zetten. Ook werd de toelating gevraagd om het interview op te nemen. Dit formulier werd in tweevoud opgemaakt, zodat de respondent ook na het interview en de observatie nog contact kon opnemen met de onderzoeker. Op die manier werden aan de principes van informed consent voldaan.

De directeurs van beide scholen werden op de hoogte gebracht van de onderzoeksopzet en gaven toestemming voor de observaties in de leraarskamer. Hier gaven niet alle individuele leerkrachten hun vrijwillige toestemming voor het onderzoek. Daarnaast bleek tijdens het veldwerk dat niet alle leerkrachten altijd op de hoogte waren van de aanwezigheid van een onderzoeker in de leraarskamer. Er is in dit geval niet voldaan aan alle voorwaarden van informed consent. Dit kan gerechtvaardigd worden doordat sociaal-wetenschappelijk onderzoekers volgens de American Sociological Association (2018) ondanks het belang van informed consent, ervan kunnen vrijgesteld worden, indien er slechts minimaal risico aan verbonden is voor de deelnemers aan het onderzoek én wanneer het praktisch niet mogelijk is het onderzoek uit te voeren indien aan de voorwaarden moet voldaan worden (American Sociological Association, 2018). Er kan gesteld worden dat de leerkrachten in de leraarskamer een uiterst minimaal risico liepen. Daarenboven was het praktisch onmogelijk om een ondertekend informed-consent-formulier te verkrijgen van alle 160 mogelijk aanwezige leerkrachten in de leraarskamer. De onderzoeker had geen toegang tot de contactgegevens van de leerkrachten en velen ervan werden nooit gezien. Bovendien zou het onderzoek niet kunnen doorgaan als één van hen geen vrijwillige toestemming gaf om deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast waren in de leraarskamers van de twee scholen vaak vervangleerkrachten, nieuwe leerkrachten, stagiairs of bezoekers aanwezig. Het was voor de onderzoeker niet mogelijk om dit bij te houden. Het telkens opnieuw benadrukken van de het feit dat leerkrachten geobserveerd worden, door het vragen van toestemming, zou het onderzoek in de weg staan, omdat de subjecten te veel beïnvloed zouden worden.

Gezien de onderzoeker op beide scholen zelf leerkracht is geweest, werd extra stilgestaan bij de relationele ehtiek. Er was in de meeste gevallen geen anonieme relatie tussen de onderzoeker en de onderzochte. Dit zou ertoe geleid kunnen hebben dat mensen zich verplicht voelden toe te stemmen met een observatie tijdens de les of deel te nemen aan een interview. Daarom werden

leerkrachten hier nooit rechtstreeks in het bijzijn van anderen om gevraagd. Soms werd wel in de leraarskamer aangekondigd dat de onderzoeker hen een bericht zou sturen met een vraag. Dit gebeurde steeds heel voorzichtig met de nadruk op het feit dat het geen probleem was als ze kozen om niet deel te nemen.