• No results found

Correlatieanalyse

In document Een applicatie voor de diagnostiek (pagina 51-55)

3. Resultaten

3.5 Correlatieanalyse

De correlatie tussen de totaalscore op de WAT-D en het percentage correcte antwoorden op de Wortproduktionsprüfung werd berekend om na te gaan in hoeverre er een samenhang tussen deze twee testen bestond. De totaalscore op de WAT-D is gelijk aan het percentage correcte antwoorden die op alle subtesten werden behaald. Deze analyse werd uitgevoerd met de data van zeven personen met afasie waarbij de Wortproduktionsprüfung werd afgenomen (A2, A3, A4, A5, A7, A10 en A11). Er werd een Pearson’s correlatiecoëfficiënt berekend. Er was sprake van een significante hoge positieve correlatie tussen het gemiddeld aantal correcte antwoorden op de WAT-D en het gemiddeld aantal correcte antwoorden op de Wortproduktionsprüfung (r= 0,853, p= 0,015).

Om een gedetailleerd beeld te verkrijgen over de samenhang tussen de scores op de twee testen, werd het percentage correcte antwoorden op de Wortproduktionsprüfung ook vergeleken met het percentage correcte antwoorden op de afzonderlijke subtesten. Ook hierbij werden de Pearson’s correlatiecoëfficiënten berekend. Tussen de scores op de subtest Handlungen benennen en de scores op de Wortproduktionsprüfung werd een NonVer twee keer negatief effect (A5*, A10**) één keer negatief effect (C5*) Verw. HB tien keer positief effect (A1, A2, A4,

A5, A6, A7, A8, A11)

twee keer positief effect (C5, C6)

OB vijf keer positief effect (A1, A2, A4, A11)

Inf één keer negatief effect (A8)

Fin twee keer positief effect (A1, A6) één keer positief effect (C1)

Voorst. HB één keer positief effect (C6)

OB vijf keer positief effect (A1, A5, A6, A9, A11)

één keer positief effect (C6)

Inf één keer positief effect (A8) Vis. Com. HB drie keer positief effect (A1, A11)

OB drie keer positief effect (A1, A5, A11) Inf twee keer positief effect (A3, A11) Fin één keer positief effect (A8)

NonVer drie keer negatief effect (A1*, A1**, A8*)

één keer negatief effect (C6*)

VV één keer negatief effect (A10)

Lengte HB vier keer positief effect (A2, A5, A9) één keer positief effect (C5) OB twaalf keer positief effect (A1, A2, A3,

A4, A5, A7, A8, A9, A11)

één keer positief effect (C6)

Inf drie keer negatief effect (A1, A3, A11)

Fin zes keer positief effect (A1, A2, A7) één keer positief effect (C5) Instr. VV één keer negatief effect (A4)

Trans. HB één keer positief effect (A1)

Factor: Freq. = Frequentie, Verw. = Verwervingsleeftijd, Voorst. = Voorstelbaarheid, Vis. Com. = Visuele complexiteit, Lengte = Woortlengte, Instr. = Instrumentaliteit, Trans. =

Transitiviteit, Subtesten: HB = Handlungen benennen, OB = Objekte benennen, Inf = Infinitive ergänzen, Fin = Finite Verbform ergänzen, NonVer = Nonverbales Verständnis, VV =

Verbverständnis, *= frequentie of visuele complexiteit van het plaatje bovenaan (hoofdafbeelding), **= frequentie of visuele complexiteit van de doelafbeelding

significante zeer hoge positieve correlatie gevonden (r=0,910, p= 0,004). Het verband tussen de scores op de subtest Objekte benennen en de Wortproduktionsprüfung was significant positief hoog (r=0,850, p=0,015). Er werd tussen de scores op de subtest Infinitive ergänzen en de scores op de Wortproduktionsprüfung eveneens een significante hoge positieve correlatie gevonden (r= 0,835, p=0,020). Ook tussen de Wortproduktionsprüfung en de subtest Finite Verbform ergänzen was de samenhang hoog positief significant (r=0,803, p= 0,030). Tussen de subtest Nonverbales Verständnis en de Wortproduktionsprüfung was er nauwelijks correlatie (r=0,269, p= 0,560). Dit verband is niet significant. De correlatie tussen de subtest Verbverständnis en de Wortproduktionsprüfung was heel laag negatief en niet significant (r= -0,028, p= 0,952). De correlaties tussen de scores op de Wortproduktionsprüfung, de totaalscore en de subtestscores worden weergegeven in tabel 26. Figuur 20 geeft de correlatie tussen de totaalscores op de WAT-D en de scores op de Wortproduktionsprüfung grafisch weer.

Tabel 26

Correlatie tussen de scores op de Wortproduktionsprüfung en de scores op de subtesten en de totaalscore van de WAT-D

Testen HB OB Inf Fin NonVer VV Totaal WPP

HB 1,000 0,910* OB 1,000 0,850* Inf 1,000 0,835* Fin 1,000 0,803* NonVer 1,000 0,269 VV 1,000 -0,028 Totaal 1,000 0,853* WPP 0,910* 0,850* 0,835* 0,803* 0,269 -0,028 0,853* 1,000

Testen: HB = Handlungen benennen, OB = Objekte benennen, Inf = Infinitive ergänzen, Fin = Finite Verbform ergänzen, NonVer = Nonverbales Verständnis, VV = Verbverständnis, Totaal =

Totaalscore op de WAT-D, WPP = Wortproduktionsprüfung, *correlatie is significant bij p ≤ 0,05 (2- tailed)

Figuur 20. Correlatie totaalscores WAT-D en scores Wortproduktionsprüfung

3.6 Gebruiksvriendelijkheid

Een van de aspecten die in deze studie onderzocht werden, was de analyse van de gebruiksvriendelijkheid van de Duitse versie van de werkwoorden- en actietest.

In het begin werden de participanten gevraagd of ze al eerder gebruik hadden gemaakt van een tablet. 45 procent van de personen met afasie had nog nooit met een tablet gewerkt. Na de testafname, gaven van deze personen tachtig procent het oordeel ‘goed’ tot ‘zeer goed’ aan de omgang met de tablet. In totaal beoordeelden vier personen uit de groep met afasie de omgang met de tablet met ‘zeer goed’, zes personen gaven het oordeel ‘goed’ en één persoon gaf het cijfer ‘voldoende’.

De app werd in totaal door de meerderheid van de participanten (90%) als ‘goed’ tot ‘zeer goed’ ervaren. Persoon A9 gaf aan de testafname als heel lastig te hebben ervaren en gaf het cijfer ‘onvoldoende’. Drie personen gaven aan deze diagnostiek beter te vinden dan de papieren versie, omdat het moderner is en geen papier verspild wordt. Er werden een aantal voorstellen voor verbetering van de applicatie genoemd. Het kwam vaker voor dat per ongeluk een item werd overgeslagen. Drie participanten gaven de suggestie dat er een functie wordt toegevoegd aan de applicatie waardoor het vorige scherm verschijnt. Bovendien zouden gekleurde afbeeldingen nog duidelijker zijn. Eén persoon stelde voor om de iPad met een standaard op tafel neer te zetten voor een betere zicht op het scherm. De grootte van de afbeeldingen werd door alle participanten uit de groep met afasie met ‘goed’ tot ‘zeer goed’ beoordeeld. 73 procent gaf aan dat de afbeeldingen duidelijk waren. Twee personen vonden de duidelijkheid voldoende en persoon A9 gaf de beoordeling ‘onvoldoende’. Door een aantal participanten uit de groep met afasie werden de volgende afbeeldingen genoemd die als onduidelijk werden ervaren: Dusche (18%), husten (9%), messen (36%), anzünden (9%), zwinkern (9%), Puzzle (9%) en klatschen (9%). Ook door de controlegroep werd aangegeven moeite te hebben gehad met de volgende afbeeldingen:

Ball (9%), Berg (9%), Föhn (9%), surfen (18%), messen (18%), anzünden (18%), zwinkern (9%), fangen (9%), betteln (18%), sieben (9%), springen (9%), Dusche (27%), Stempel (9%), Spinne (9%), frieren (9%), tauchen (9%), schwimmen (9%) en fliegen (9%).

De gesproken instructie was voor tien personen voldoende duidelijk. Een participant gaf aan de gesproken instructie onvoldoende te hebben begrepen, omdat deze te snel werd afgespeeld. Volgens hem werd te veel uitleg gegeven in het begin van de subtesten.

Voor het merendeel van de personen met afasie (90%) waren de gesproken instructies, testzinnen en testitems voldoende luid. Alle participanten gaven aan dat de oefenitems duidelijk waren. Eén persoon heeft het icoontje voor de luidspreker linksboven op het scherm niet goed kunnen vinden. Het aanraken van het icoontje werd door één participant als lastig ervaren. Vanwege een tremor was het moeizaam om het kleine veld aan te raken.

Door negen personen werd de duur van de test met ‘goed’ beoordeeld. Voor één persoon werd de testafname als te lang ervaren en een andere participant ondervond het onderzoek als te kort. 64 procent gaf aan het beter te vinden de testafname te verdelen over twee testmomenten. Achttien procent gaf voorkeur aan één testmoment en de overige twee personen gaven geen oordeel hierover.

Door de onderzoeker werd geobserveerd dat door bijna alle personen uit beide onderzoeksgroepen hulp nodig was voor het uitvoeren van de test. In het begin van een subtest werd bij de oefenitems vaak al het doelwoord genoemd terwijl de ingesproken instructie nog afgespeeld werd. Sommige participanten waren onzeker wanneer zij het doelwoord in mogen spreken, omdat dit niet werd genoemd in de instructies.

Er was uitleg nodig over de swipe-beweging om het volgende scherm te laten verschijnen. Bovendien hadden sommige proefpersonen uit de groep met afasie hulp nodig bij het uitvoeren van deze beweging. Zij maakten vaak een te lange beweging van links naar rechts die de iPad niet als swipe-beweging registreerde. Op het moment waarop een afbeelding niet kon worden benoemd door de afasie, was het voor enkele participanten onduidelijk wat hij of zij als volgende stap moest doen.

Het gebruik van de applicatie voor de diagnostiek werd door de onderzoeker over het algemeen als prettig ervaren. Er werden vooral bij de personen met afasie vaak onzekerheden opgemerkt. Op deze momenten was extra uitleg nodig. De weergave van de resultaten en de automatische scoring van twee van de zes subtesten werden als efficiënt waargenomen. Bij een aantal personen met afasie duurde de scoring van de antwoorden op de productietaken lang. De reden hiervoor was dat er lange pauzes werden gemaakt door de woordvindingsproblemen.

In document Een applicatie voor de diagnostiek (pagina 51-55)