• No results found

Beschrijving van de subtesten

In document Een applicatie voor de diagnostiek (pagina 30-35)

2. Methode

2.4 Procedure

2.4.2 Beschrijving van de subtesten

Hieronder worden de subtesten beschreven in de volgorde van de afname. Er wordt een beschrijving gegeven van de procedure en de opbouw van de subtesten. De items zijn per subtest opgenomen in bijlage 4.

Subtest Handlungen benennen

Bij deze subtest werd de participant gevraagd om in totaal 50 acties te benoemen. 30 van deze 50 items waren instrumenteel. Bij vier van deze instrumentele acties was er sprake van een gedeeltelijke naamsverwantschap. 17 items waren volledig naamsverwant aan het

de 50 items was er sprake van transitieve acties. Een voorbeeld van een te benoemen actie is te zien in figuur 5.

De patiënt werd gevraagd om in een woord te benoemen wat de persoon op de afbeelding doet. Er werd door middel van de instructie duidelijk gemaakt dat het hierbij gaat om handelingen. Het antwoord van ieder item werd op de iPad opgenomen. De respons van de participant werd door een vegende beweging van rechts naar links over het scherm automatisch afgesloten. Vervolgens verscheen het volgende item op het scherm.

Figuur 5. Voorbeeld uit de subtest Handlungen benennen

Subtest Objekte benennen

In deze subtest waren 50 afbeeldingen opgenomen, waarvan 24 items instrumenten waren. Bij twaalf items bestond een volledig naamsverwantschap tussen het instrument en de handeling die ermee kan worden uitgevoerd, vier items waren gedeeltelijk naamsverwant met de actie. In figuur 6 is een voorbeeld opgenomen van een te benoemen object.

De patiënt werd gevraagd om het object of het dier op de afbeelding met een woord te benoemen. Het antwoord van ieder item werd op de iPad opgenomen. Na de vegende beweging van rechts naar links, verscheen ook bij deze subtest automatisch het volgende item.

Subtest Infinitive ergänzen

In totaal bestond de subtest Infinitive ergänzen uit 20 items, waarvan 12 items instrumenteel waren. Van de instrumentele werkwoorden waren zeven items volledig naamsverwant aan het instrument en bij twee items was er sprake van gedeeltelijke naamsverwantschap. Van de 20 items waren 10 items transitief en de andere helft van de items intransitief.

Bij deze subtest kreeg de participant een afbeelding te zien van een actie met daaronder een zin. In deze zin was steeds het laatste woord weggelaten. De zinnen waren geformuleerd met de twee hulpwerkwoorden können (kunnen) en scheinen (lijken). Beide hulpwerkwoorden kwamen tien keer voor in deze subtest. Figuur 7 geeft een voorbeeld van een zin met het hulpwerkwoord können (kunnen) waarbij de infinitief aangevuld moet worden. De participant werd gevraagd om de zin voor te lezen en aan te vullen met de passende infinitiefvorm. Indien de participant moeite had met het lezen van de zin, kon het luidsprekertje linksboven in het scherm gedrukt worden. Op die manier kreeg de participant de zin auditief aangeboden, waarna de zin afgemaakt kon worden. Ook bij deze subtest verscheen automatisch het volgende items, wanneer de vegende beweging werd uitgevoerd.

Figuur 7. Voorbeeld uit de subtest Infinitive ergänzen

Subtest Finite Verbform ergänzen

Ook deze subtest bestond in totaal uit 20 items. Van de 20 items waren 13 werkwoorden instrumenteel en de overige zeven items niet-instrumenteel. Bij zes van de instrumentele werkwoorden was er sprake van volledige naamsverwantschap. Drie werkwoorden waren gedeeltelijk naamsverwant en de overige vier werkwoorden waren niet naamsverwant aan het instrument.

Deze subtest was op dezelfde manier opgebouwd als de subtest Infinitieve ergänzen. De participanten zagen en afbeelding van een actie en daaronder werd een zin gepresenteerd waarin een woord werd weggelaten. Het verschil was dat de participant de

zin te lezen, kon de participant de zin auditief aangeboden krijgen door op het luidsprekertje linksboven op het scherm te drukken. Door de afsluiting van de respons met de vegende beweging, verscheen de volgende afbeelding op het scherm. Een voorbeeld van een item uit deze subtest wordt weergegeven in figuur 8.

Figuur 8. Voorbeeld uit de subtest Finite Verbform ergänzen

Subtest Nonverbales Verständnis

De subtest Nonverbales Verständnis bestond in totaal uit 20 items. Bij deze subtest werd er rekening gehouden met de plaats van het doelitem en de frequentie. Het doelitem was zeven keer links, zes keer in het midden en zeven keer rechts geplaatst. Zeven doelitems waren het meest frequent ten opzichte van de afleiders, de frequentie van andere zeven doelitems lag in het midden vergeleken met de afleiders en weer zes andere doelitems waren het minst frequent.

De participanten zagen op het scherm in de bovenste rij één afbeelding van een actie. Daaronder zagen de participanten drie afbeeldingen van acties waarbij gekozen moest worden welke van de drie het beste past bij de afbeelding uit de bovenste rij. Figuur 9 geeft een voorbeeld weer van een item van de subtest Nonverbales Verständnis. Het doel hiervan was om te kijken of semantische relaties tussen acties begrepen kunnen worden. De overige twee afleiders waren niet gerelateerd aan de actie in de bovenste rij of de doelafbeelding. Wanneer er op een van de drie afbeelding uit de onderste zij werd gedrukt, verscheen automatisch het volgende item op het scherm.

Figuur 9. Voorbeeld uit de subtest Nonverbales Verständnis

Subtest Verbverständnis

De subtest Verbverständnis bestond in totaal uit 40 items, waarvan 21 transitief en 19 intransitief waren. Veertien niet-instrumentele en 26 instrumentele werkwoorden waren opgenomen in deze subtest. Van de instrumentele werkwoorden hadden veertien werkwoorden een naamsverwantschap met het instrument.

Bij de subtest kregen de participanten auditief een werkwoord aangeboden en zagen zij vier afbeeldingen op het scherm. Het was de bedoeling dat de persoon de actie overeenkomstig met het doelitem op het scherm aanwees. Naast de overeenkomstige actie werden er drie afleiders getoond. Een van de vier afbeeldingen was de overeenkomstige actie, een afbeelding was het instrument of een semantisch gerelateerd zelfstandig naamwoord behorende bij de overeenkomstige actie, een afbeelding was een semantisch verwante actie en de vierde afbeelding was het instrument/object behorende bij de semantisch verwante actie. Een voorbeeld van een item van deze subtest is te zien in figuur 10. Ook bij deze subtest verscheen automatisch het volgende item op het scherm, zodra er op een van de afbeeldingen werd gedrukt. De reacties werden automatisch opgeslagen op de iPad.

In document Een applicatie voor de diagnostiek (pagina 30-35)