• No results found

Controverses over het verleden verdwijnen naar de achtergrond

Ondanks de verkiezingsoverwinning van PO ten koste van PiS waren er tal van zaken, die een negatieve invloed op de Duits-Poolse betrekkingen konden blijven uitoefenen. 32 procent van de Polen die naar de stembus gingen, hadden namelijk hun vertrouwen uitgesproken in de Kaczyński’s met hun agressieve politiek ten overstaan van Duitsland en Rusland. Een aanzienlijk deel van het Poolse electoraat keek dus met een kritische blik naar de wijze waarop Duitsland zich positioneerde in de internationale politiek. Bovendien waren er door de Duitse regering nog geen concrete plannen met betrekking tot het Zentrum gegen

Vertreibungen geopenbaard. Steinbach kon dus nog altijd een stoorzender in de Duits-Poolse relatie zijn. Ten derde was Jarosław Kaczyński weliswaar tot de oppositiebanken veroordeeld vanaf het moment dat de coalitieonderhandelingen tussen PO en PSL (Polskie Stronnictwo Ludowe) slaagden, maar moest Tusk het land regeren met president Lech Kaczyński aan zijn zijde. Deze kon in principe alle wetten met een veto tegenhouden, tenzij zijn veto door zestig procent van de Sejmleden ongedaan gemaakt werd. Hierdoor moest Tusk rekening houden met de president, maar ook met andere oppositiepartijen. PO en PSL kwamen samen namelijk niet aan de benodigde zestig procent. Ondanks deze drie punten kwamen de Duits- Poolse betrekkingen in de periode oktober 2007-2011 in een rustiger vaarwater. De Poolse politieke elite zocht de dialoog in plaats van het conflict.

Kort na de voor Duitsland gunstige verkiezingsuitslag in Polen kwam de Bondsregering met een handreiking aan zijn oosterbuur. Drie dagen na de verkiezingen werd bekend

gemaakt dat er een akkoord was tussen de Union en de SPD over een Vertriebenen-Zentrum in Berlijn. Er kwam een door de regering gefinancierde herdenkingsplek met een

documentatiecentrum. Om het onderscheid met het initiatief van Steinbach te maken, werd er niet gesproken over een Zentrum gegen Vertreibungen. Op last van de SPD werd gesteld dat Steinbach en de BdV buiten de deur zouden worden gehouden bij de realisatie van het

154 Zie Hans Kundnani. The Paradox of German Power. (London: C. Hurst & Co., 2014) en William E. Paterson. “The Reluctant Hegemon? Germany Moves Centre Stage in the European Union”, in Journal of Common Market Studies 49 (2011), 57-75.

Vertriebenen-Zentrum. Hoewel Steinbach het initiatief grotendeels positief beoordeelde, zei ze dat het ondenkbaar was dat er geen rol weggelegd zou zijn voor de BdV.155

De nieuwe Poolse premier Tusk was voor Merkel een makkelijkere gesprekspartner dan de Kaczyński’s. Thema’s die al jaren een negatieve invloed op de Duits-Poolse relatie

hadden, zoals de plannen van de BdV en mogelijke herstelbetalingen, bleven echter een rol spelen. Rond zijn kennismakingsbezoek aan Berlijn in december 2007 gaf Tusk aan dat hij niet achter de plannen van de Duitse regering rond het Vertriebenen-Zentrum stond. Na zijn verkiezingsoverwinning had hij al voorgesteld dat Duitsland en Polen zich gezamenlijk sterk zouden maken voor een Europees ‘Museum des Zweiten Weltkriegs’ in Gdańsk.156 Tusk stond deze grensoverschrijdende samenwerking voor, omdat hij net als de Kaczyński’s van mening was dat de wijze waarop in Duitsland het verleden herinnerd werd niet juist was. In een interview met de Frankfurter Allgemeine Zeitung zei Tusk: “Die Art und Weise, wie sich Deutsche heute der Geschichte zuwenden, führt aber dazu, dass die Vergangenheit wieder zum Ballast wird.”157 De Poolse premier maakte daarbij duidelijk dat hij, anders dan de Kaczyński’s in zijn ogen deden, op zoek was naar oplossingen voor de heikele thema’s. Wel uitte hij zijn zorgen over het publieke debat in Duitsland over een ‘neue Normalität’: “man sollte sich nicht wundern, dass ein Pole, wenn er aus Deutschland hört, es sei Zeit für “etwas Neues”, sofort fragen muss: Was bedeutet das?”158

Ondanks de blijvende kritiek vanuit Polen op het Vertiebenen-Zentrum, stemde de Bondsdag in maart 2008 in met de plannen van de grote coalitie. De verantwoordelijkheid voor de invulling van het documentatiecentrum kwam te liggen bij het Deutsches

Historisches Museum (DHM). Het bleef echter de vraag hoe het DHM precies te werk zou gaan en of de BdV een bijdrage zou mogen leveren.159 Zowel Polen als de BdV moesten na het instemmen door de Bondsdag met de plannen van de grote coalitie bijna een jaar wachten tot er duidelijkheid kwam over wie er betrokken zou zijn bij de realisatie van het

documentatiecentrum.

De herstelbetalingen en de stap van de Preußische Treuhand naar het EHRM was een ander onderwerp dat Tusk niet zinde. Vooral de CDU kon op kritiek rekenen. Over het

155 “Dokumentationsstätte: SPD und Union einigen sich auf Vertriebenen-Zentrum”, Der Spiegel. Online, 23 oktober 2007. Toegang: 4 maart 2016.

156 “Polen: Tusk gegen Vertriebenenzentrum in Berlin”, Der Spiegel. Online, 23 oktober 2007. Toegang: 4 maart 2016.

157 Konrad Schuller. “F.A.Z.-Gespräch mit Donald Tusk: “Die Geschichte ist wieder Ballast””, Frankfurter Allgemeine Zeitung. Online, 10 december 2007. Toegang: 4 maart 2016.

158 Ibid.

159 Severin Weiland. “Vertriebenen-Ausstellung: Flucht und Vertreibung ziehen ins “Deutschlandhaus””, Der Spiegel. Online, 19 maart 2008. Toegang: 4 maart 2016.

Zentrum gegen Vertreibungen en de herstelbetalingen zei de premier: “Meine Freunde in der CDU versichern mir, beide Kreise seien nicht wichtig, aber je mehr sie mir das versichern, desto mehr zweifle ich.”160 In het geval van de herstelbetalingen verweet Tusk de CDU dat de volgens hem noodzakelijke stap niet werd gezet. Hij pleitte ervoor dat Duitsland de

schadevergoedingen op zich zou nemen wanneer het EHRM de Preußische Treuhand in het gelijk stelde. Opvallend genoeg sloot hij zich hiermee in zekere zin aan bij de wens van Steinbach, die in 2004 al stelde dat de Bondsregering moest opdraaien voor de

schadevergoedingen wanneer er rechtszekerheid aan Polen verschaft wilde worden. Zo ver kwam het echter niet. In oktober 2008 oordeelde het EHRM dat de klachten van 23 door de Preußische Treuhand vertegenwoordigde Vertriebene ongegrond waren. De Poolse staat had destijds geen zeggenschap over de gebieden waar de Vertriebene leefden en kon daarom niet aansprakelijk worden gesteld. Merkel en Tusk toonden zich tevreden met de uitspraak.161

Terwijl Europa steeds meer te maken kreeg met de internationale gevolgen van de Amerikaanse kredietcrisis – waarover meer in paragraaf 3 – ging de bilaterale strijd tussen Duitsland en Polen over het Vertriebenen-Zentrum door. Op 30 december 2008 werd de Bundesstiftung Flucht, Vertreibung, Versöhnung opgericht. Eén van de taken van deze stichting, die onder de vlag van het DHM opereerde, was de invulling van het

documentatiecentrum van het Vertriebenen-Zentrum. Daarbij werd beklemtoond dat de historische context en de Europese dimensie niet uit het oog verloren zouden worden.162 Er zou ook aandacht zijn voor andere verdrijvingen, zoals die in Joegoslavië in de jaren ’90. Hoewel dit voor Polen positief was, bleef er onduidelijkheid bestaan over wie er in het gremium van de Bundesstiftung plaats zou nemen. De Poolse regering startte daarom een campagne tegen een rol van Steinbach in de stichting. Het was voor de Polen nog tot daaraan toe dat de BdV met drie leden vertegenwoordigd zou zijn. Met een vooraanstaande positie voor Steinbach, die in Polen werd gezien als de verpersoonlijking van het moderne Duitse kwaad, kon de regering Tusk echter niet leven. De Poolse regeringsvertegenwoordiger Władysław Bartoszewski, voormalig minister van Buitenlandse Zaken, speelde een grote rol in de campagne tegen Steinbach. Hij waarschuwde Duitsland ervoor dat bilaterale

ontmoetingen tussen politici op losse schroeven konden komen te staan wanneer er voor Steinbach gekozen zou worden. Daarbij werden harde woorden niet geschuwd. Bartoszewski

160 Schuller. “F.A.Z.-Gespräch mit Donald Tusk: “Die Geschichte ist wieder Ballast””.

161 “Entschädigungsklagen gegen Polen: Preußische Treuhand scheitert vor Europäischem Gerichtshof”, Der Spiegel. Online, 9 oktober 2008. Toegang: 4 maart 2016.

162 Die Bundesregierung. “Stiftung Flucht, Vertreibung, Versöhnung”. Online, 17 november 2015. Toegang: 4 maart 2016.

stelde dat de opname van Steinbach in het gremium van eenzelfde aard was als wanneer het Vaticaan de bisschop Richard Williamson, die de Holocaust bagatelliseerde, zou strikken om de betrekkingen met Israël te onderhouden.163

Een terugkeer naar de slechte staat van de Duits-Poolse relatie van voor de

regeringswissel dreigde. In februari 2009 vloog het verwijten over en weer. Steinbach vond dat Polen, net als enig ander buurland van Duitsland, niets te zeggen had over een naar haar mening interne aangelegenheid van de BdV. Ze vond dat de BdV zelf mocht beslissen wie er voorgedragen werd.164 Een interne aangelegenheid van de BdV was het echter niet.

Steinbachs CDU-achtergrond was van groot belang. Dit werd zowel door Polen als de SPD begrepen. De druk op Merkel werd opgevoerd, er moest een beslissing komen. Waarom Steinbach uiteindelijk in maart 2009 besloot om af te zien van een positie in het gremium bleef onduidelijk. Niet externe druk, maar de toekomst van het Vertriebenen-Zentrum was volgens haar doorslaggevend. Voor de Poolse regering was de reden van ondergeschikt belang. Bronisław Komorowski (PO), de latere president, stelde: “Das ist eine gute Nachricht für Polen und ein sehr gutes Omen für die künftigen polnisch-deutschen Beziehungen.”165 PiS-politici wezen de Poolse regering er terecht op dat Steinbach later alsnog aanspraak kon doen op een plek in het gremium. Desalniettemin ging het thema van de Vertriebene na meer dan vijf jaar van aanvaringen tussen Duitse en Poolse politici een minder grote rol spelen in de bilaterale relatie.

De verbeterde situatie in de Duits-Poolse relatie werd onderstreept door het uitblijven van scherpe kritiek nadat de BdV had openbaard Steinbach alsnog plaats te laten willen nemen in het gremium van de Stiftung Flucht, Vertreibung, Versöhnung. Na de vorming van een nieuwe coalitie tussen de Union en de FDP (Freie Demokratische Partei) na de

verkiezingen van 27 september 2009, dacht Steinbach niet langer last te hebben van een coalitiepartner van de Union die dit wilde voorkomen. Steinbach rekende hiermee buiten Guido Westerwelle. De FDP-leider en nieuwe minister van Buitenlandse Zaken wilde

verhinderen dat Steinbach de Duits-Poolse betrekkingen weer onder druk zou zetten. Waar de PiS-regeringen en ook de regering Tusk eerder geen gelegenheid onbenut lieten om Steinbach en de Duitse regering met harde woorden te bestoken wanneer het over Vertriebene ging,

163 “Zentrum gegen Vertreibungen: Polen macht Druck gegen Steinbach”, Der Spiegel. Online, 16 februari 2009. Toegang: 4 maart 2016.

164 “Vertriebenen-Gedenkstätte: Steinbach wirft Polen Erpressung vor”, Der Spiegel. Online, 19 februari 2009. Toegang: 4 maart 2016.

165 Veit Medick en Jan Puhl. “Streit um Vertriebenen-Stiftung: Tusk und Steinbach wahren ihr Gesicht”, Der Spiegel. Online, 4 maart 2009. Toegang: 4 maart 2016.

bleef het vanuit Warschau stil.166 De Polen waren zich ervan bewust dat het oppakken van de strijdbijl enkel negatieve gevolgen had. Warschau wilde de Duits-Poolse samenwerking intensiveren. Steinbachs invloed binnen de CDU nam in de daaropvolgende jaren af. In 2010 trad ze terug uit het partijbestuur na een nieuw schandaal. Tijdens een vergadering stelde ze: “Und ich kann es auch leider nicht ändern, dass Polen bereits im März 1939 mobil gemacht hat.”167 Steinbachs partijgenoten onderstelden dat de politica met deze uitspraak de schuld voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog deels in de schoenen van de Polen wilde schuiven.

De oplossing rond het Vertriebenen-Zentrum is er één van de voorbeelden van dat de Duitsers eindelijk een manier hadden gevonden om de herinneringen aan Duitse slachtoffers een plek te geven. Ook in Polen was er sprake van een meer inclusieve herinneringscultuur, waarbij Poolse misdaden en Pools leed beiden in acht werden genomen. De realisatie van POLIN, een museum over de geschiedenis van de Poolse joden in Warschau, is daar een voorbeeld van. Er werd – ook door Lech Kaczyński die in 2007 de aftrap van de bouw van POLIN verzorgde – afstand genomen van de Poolse traditie om weg te kijken van de eigen misdaden. De ontwikkelingen in een gezamenlijke Europese herinneringscultuur, zoals het aannemen van een resolutie over het ‘Europese geweten en het totalitarisme’ door het Europees Parlement in 2009 en het instellen van een Europese Herdenkingsdag voor de slachtoffers van het Stalinisme en Nazisme, hebben Duitsland en Polen dichter bij elkaar gebracht.168 Voor Polen was het belangrijk dat 23 augustus, de dag dat het Molotov- Ribbentroppact werd gesloten, als datum werd gekozen.

De stappen die de Duitse regering in de periode oktober 2007-2011 zette in een oplossing voor het Duitse-Poolse conflict over het Vertriebenen-Zentrum, werden door de regering Tusk beloond met een op samenwerking gerichte visie op en gebruik van het Duits- Poolse verleden. Hij werd hierbij geruggesteund door een meerderheid van het Poolse electoraat, die er in 2007 voor zorgden dat PiS in de oppositiebanken plaats moest nemen. De contacten tussen Duitsers en Polen, die enkel toenamen door het EU-lidmaatschap, deed de Poolse bevolking inzien dat samenwerking het credo was. Ervaringen maakten immers duidelijk dat dit een positieve invloed had op economisch, wetenschappelijk en cultureel

166 Konrad Schuller. “Causa Steinbach: Organisiertes Schweigen in Polen”, Frankfurter Allgemeine Zeitung. Online, 17 november 2009. Toegang: 4 maart 2016.

167 “Steinbach provoziert Eklat in der Union”, Der Spiegel. Online, 9 september 2010. Toegang: 4 maart 2016. 168 Zie Europees Parlement. “Resolutie van het Europees Parlement van 2 April 2009 Over het Europese Geweten en het Totalitarisme”, Brussel, 2 april 2009.

gebied. Het ontstaan van een Europese herinneringscultuur was voor de Polen een teken dat het verleden niet uit het oog verloren werd. Dit zorgde voor rust in de Duits-Poolse relatie.