Dit concluderende hoofdstuk gaat onder andere in op de lacunes die zijn geconstateerd in dit onder-zoek naar het adaptief vermogen van gemeenten. Voordat de lacunes worden besproken, worden eerst de deelvragen nogmaals kort beantwoord.
De eerste deelvraag, betrof het belang van de inzet en samenwerking van ieder in de samenleving voor de energietransitie, is duidelijk gemaakt in paragraaf 2.1. De inzet van ieder in de energietransi-tie is belangrijk vanwege de onderlinge verbanden en machten van actoren, die zich begeven in ver-schillende netwerken op verver-schillende niveaus en in verver-schillende sectoren en domeinen van de sa-menleving. Zoals uitgelegd is de samenleving onder andere vanwege deze verbanden complex; di-recte en verwijderde oorzakelijkheden tussen elementen en agenten, leiden tot onvoorspelbaarheid en onzekerheid in onder andere de ontwikkeling van de energietransitie. Om onvoorspelbaarheid en onzekerheid in de energietransitie te verminderen is het belangrijk dat iedereen, waaronder in het specifiek de gemeente als niche- en als regime-speler, zich in zekere mate inzet en samenwerkt voor de energietransitie om co-evolutionaire processen op gang te brengen.
De tweede deelvraag, beantwoord in paragraaf 2.2 betrof de invloed van instituties op de inzet en de samenwerking van de samenleving in de energietransitie. Instituties als zijnde wettelijke en niet-wet-telijke, expliciete en latente sociale regels die het sociale leven structureren, zijn inert, en hebben mogelijk een beperkende invloed op co-evolutionaire processen in de energietransitie. Onder andere de gemeente als systeem van regels is inert, waardoor bijvoorbeeld de ruimtelijke planning van ge-meenten, een weerhoudende werking kan hebben op de verantwoordelijkheid die energieke actoren uit de lokale energieke samenleving kunnen nemen in de energietransitie. Om te zorgen dat er co-evolutie ontstaat tussen de gemeente en lokale actoren, zullen gemeenten in staat moeten zijn om ruimte te geven aan energieke actoren, zodat ze eigenaarschap kunnen nemen door duurzame ener-gie bijvoorbeeld collectief op te wekken. Deelvraag drie, in paragraaf 2.3 heeft aan de hand van de dimensies van het adaptatiewiel antwoord gegeven op de vraag hoe gemeenten ervoor kunnen zor-gen dat lokale energieke actoren, inclusief energieke ambtenaren, de mogelijkheden en aanmoedi-ging krijgen om verantwoordelijkheid te nemen in de energietransitie.
Voor de beantwoording van deelvraag 4 is het adaptief vermogen de gemeente Groningen, Almere en Tilburg aan de hand van de dimensies geanalyseerd in hoofdstuk 4. De volgende pagina toont een overzicht van de drie onderzochte gemeenten en hun scores. Aan de hand van het adaptieve ver-mogen van de casussen, wordt er concludeert dat over het algemeen de institutionele elementen en structuren van de gemeente als organisatie verbeterd kunnen worden zodat actoren meer verant-woordelijkheid kunnen nemen in de energietransitie. Energieke actoren lijken in zekere mate in staat
- 91 -
Figuur 22: Overzicht scores gemeenten op adaptatiewiel
Criteria Groningen Almere Tilburg
Probleemdefinities & oplossingen: Een variëteit aan
denkra-men, probleemdefinities en oplossingsrichtlijnen 2
5
2
3
1
4
Multiactor, level & sector: De betrokkenheid van een diversi-teit aan actoren (publiek/privaat, beleid/beheer, diverse sec-toren)
1 1 1
Diversiteit: Availability of a wide range of different policy
op-tions to tackle a problem 1 2 0
Redundantie: Presence of overlapping measures and back-up
systems; not cost effective 1 -2 2
Vertrouwen: Willingness to learn from eachother across
boundaries 0 2 0 -3 2 4
Eerste orde leren: Ability of institutional patterns to learn
from past experiences and improve their routines 1 0 0
Tweede orde leren: Changes in assumptions underlying
insti-tutional patterns 1 0 1
Twijfels bespreken: Institutional openness towards
uncer-tainty 1 -2 2
Institutioneel geheugen: Institutional provision of monitoring
and evaluation processes -1 -1 -1
Continue toegang tot informatie: De continue toegang van
actoren tot informatie over ontwikkelingen -1
-2
-1
-3
-1
-1
Realisatievermogen: De mogelijkheid om te acteren volgens
plan -2 -2 -2
Improvisatievermogen: Increasing the capacity of individuals
to self-organize and innovate 1 0 2
Visionair leiderschap: Het verbinden van de lange en korte
termijn 0 2 -2 1 0 2
Ondernemend leiderschap: Zorgen dat acties ook
daadwerke-lijk gebeuren 1 1 0
Verbindend leiderschap: Encourage collaboration between
different actors 1 2 2
Gezag: Autoritaire macht -2
-4
-2
-5 0
-2
Menskracht: Availability of expertise, knowledge and human
labour -1 -1 -1
Financiële middelen: Zijn nodig voor het maken en het
imple-menteren van beleid, en om te experiimple-menteren -1 -2 -1
Legitimiteit: De mate waarin het beleid gedragen wordt door
de samenleving 2 7 -1 -3 2 7
Rechtvaardigheid: Rechtvaardige behandeling van
verschil-lende actoren in de samenleving 2 -2 2
Responsiviteit: Whether or not institutional patterns show
re-sponse to society 1 1 2
Controleerbaarheid: Institutionele structuren leiden tot
con-troleerbare procedures 2 -1 1
- 92 -
om gemeentelijke instituties te veranderen. De sectorale manier van werken in de onderzochte ge-meenten, kwantitatieve beleidsambities, bestuurlijke procedures, vergunningverleningsprocedures, en onderliggende normen en waarden van ambtenaren in de omgang met de samenleving en poli-tieke assumpties -bijvoorbeeld in Almere over het beperkte belang van energiecoöperaties in de energietransitie- zijn voorbeelden van instituties. De introductie van het beleidsveld energietransitie begint invloed uit te oefenen gemeentebreed.
Er kunnen een aantal overeenkomstige lacunes worden onderscheiden door de scores van de ge-meenten per criterium bij elkaar op te tellen. Op basis van de scores ligt er bij de gege-meenten vooral een blokkade op het gebied van hulpbronnen, zowel autoritaire als allocatieve, die hard nodig zijn om te zorgen dat kerndimensies opgepakt kunnen worden kunnen worden. De lacunes die in het ge-meentelijk beleid geconstateerd kunnen worden zijn: realisatievermogen (-6), gezag (-4), financiële hulpbronnen (-4), menskracht (-3), de continue toegang tot informatie (-3) en institutioneel geheu-gen (-3).
5.1 Lacunes in het gemeentelijk beleid voor de energietransitie
Bij geen enkele gemeente bestaat de overtuiging dat de energieambities voor een klimaatneutrale stad worden gehaald. Het beperkte realisatievermogen in de gemeente Groningen wordt gewijd aan de bestuurlijke prioriteiten, waarvan duurzame energie er nog niet een is. In Almere wordt op be-stuursniveau ook beperkt gepraat over de energieambities en wordt het onderwerp op het gebied van windenergie zelfs vermeden. Het Almeerse bestuur is inconsistent bezig met betrekking tot de facilitering van lokale energieinitiatieven. De politiek in Tilburg lijkt het meest vooruitstrevend waar-door er ruimte is ontstaan om de energieke samenleving te faciliteren, te stimuleren en op te scha-len.
Het gemeentelijk facetbeleid voor de energietransitie wordt nog vooral ontwikkeld vanuit de ruimte-lijke planning en in zekere mate gekarakteriseerd door een sectorale beleidsvoering. Er is geconsta-teerd dat het management of het directieniveau in de onderzochte gemeenten moeite hebben om zich aan te passen. Op directieniveau wordt in Groningen en Almere nog beperkt gediscussieerd over de moeizame voortgang van de energietransitie. Assumpties en veronderstellingen, wettelijke en niet-wettelijke instituties kunnen over het algemeen sterker expliciet verankerd worden op bestuur- en directieniveau. Collega’s in andere sectoren worden steeds meer, maar over het algemeen geno-men nog in beperkte mate aangezet tot het maken van duurzame besluiten, wetten en procedures om hun beleidsveld te verduurzamen. De financiële hulpbronnen die worden gegenereerd voor de energietransitie zijn vooral bestemd voor de ontwikkeling en de implementatie van het beleid voor de energietransitie. Het is in mindere mate bestemd voor andere sectoren om duurzaamheid in hun beleid mee te nemen. In het energiebeleid andere beleidssectoren als wonen en verkeer integraal
- 93 -
meegenomen, maar de sectoren zelf kunnen nog beperkte financiële armslag genereren voor duur-zame ambities, zoals in het voorbeeld van Groningen in het Reitdiep. Het energiebeleid als facet zal in staat moeten zijn om zich te kunnen opwerpen tegenover bestaande sectoren en hun systemen van regels, om hen te verduurzamen. Tot op heden oefent het beleid voor de energietransitie wel invloed uit op de bredere institutionele structuur van gemeenten, maar is nog beperkt facetwaardig volgens dit onderzoek.
Enerzijds is het goed, dat er een soort van beleidsniche wordt gecreëerd waarbinnen vernieuwende beleidsprogramma’s, agenda’s en aanpakken kunnen worden ontwikkeld voor de energietransitie. Binnen deze ruimte wordt geëxperimenteerd en ontstaan er ideeën als de zonatlas, collectieve WKO’s, duurzame businesscases en green deals. Ook worden er nieuwe sociale praktijken en institu-ties gevormd tussen gemeenten en de energieke samenleving, bijvoorbeeld in de samenwerking tus-sen de gemeente Groningen en Grunneger Power, in het proces van Growing Green richting de Flo-riade in Almere en door bijvoorbeeld door de ontwikkeling van het Klimaatschap in Tilburg. De ruimte die wordt gecreëerd, beperkt ook het risico dat beleidsvernieuwing wordt geborgd in be-staande institutionele structuren. Anderzijds kan het beleid door de aparte status ook beperkt in-vloed uitoefenen op de bredere organisatie. De energieambities zijn nog in zekere mate latent en be-perkt codificeerbaar. In Groningen worden de collega’s bij sector wonen bijvoorbeeld bebe-perkt aange-zet, om nieuw te bouwen woningen aan het Reitdiep, duurzaam te bouwen. De sector wonen wordt nog vooral afgerekend op korte termijn kosten. Duurzame ambities voor de woningbouw staan haaks op doelen als kostenefficiëntie.
Opvallend is dat alle gemeenten nog in beperkte mate communiceren over de noodzaak van de ener-gietransitie, terwijl taal en interactie juist cruciaal is in de vorming van duurzame assumpties, per-spectieven en nieuwe gewoonten zoals in paragraaf 2.2 aan bod is gekomen. Dit is zowel intern als extern het geval. Taal en communicatie over de energietransitie door de gemeente als uitvoerend orgaan, kan ingezet worden in beleidsdocumenten, in bijeenkomsten en events, door gemeentecom-municatie op straat en door het ontwikkelen van ruimtelijke visies voor een verbeelding van een duurzame toekomst. Het is belangrijk om te communiceren over de noodzaak tot verandering, om de samenleving aan te moedigen voor verduurzaming. Door meer te communiceren over de energie-transitie als gemeente, en zo een taal te ontwikkelingen die aanzet denken en handelen, vormt ook mogelijk indirect een stimulans voor de volksvertegenwoordiging om duurzaamheid hoger op de agenda te zetten. Om meer hulpbronnen te genereren zal onder andere de politiek geprikkeld moe-ten worden om leiderschap te tonen in de energietransitie. Niet alleen op lokaal, maar ook op natio-naal niveau.
- 94 -
De lacunes in het beleid worden niet alleen gevormd door het systeem van regels binnen de ge-meente zelf, maar ook vanwege haar institutionele inbedding in grotere systemen. Het Noord-Neder-landse antwoord op de energietransitie, onder de naam Switch, omarmt bijvoorbeeld gas als transi-tiebrandstof. De provincie Groningen heeft de energietransitie in het ruimtelijk domein zitten waar-door productie van windenergie om de stad Groningen wordt belemmerd. Daarnaast is er in de ka-ders duidelijk geworden, dat het Rijk ook invloed heeft op de autoriteit van de gemeente in de ener-gietransitie. Zes van de zeven respondenten in dit onderzoek zijn overtuigd van de veranderingen die moeten plaatsvinden bij het Rijk en de energiebelasting wetgeving om hun energieambities te kun-nen realiseren. Het Rijk heeft nog geen serieus gesprek gevoerd met de vereniging van Nederlandse gemeenten hoe de partners met elkaar kunnen samenwerken (VNG, 2016). Om als gemeente de lo-kale adaptieve capaciteit te kunnen benutten voor de maatschappijbrede energietransitie, moeten gemeenten als niche spelers ten opzichte van het Rijk ook in staat worden gesteld hun adaptieve ca-paciteit te ontwikkelen. Afspraken tussen gemeenten en woningcoöperaties voor energiebesparing worden belemmerd omdat woningcoöperaties de aanschaf van zonnepanelen volgens rijksregels niet mogen verdisconteren met de huur, grotere bedrijven die lokaal gevestigd worden door de lage energiebelasting gestimuleerd tot het gebruik van fossiele energie en het Rijk komt haar green deals niet altijd na, bijvoorbeeld in het geval van Groningen. De nationale overheid kan daagt de samenle-ving wel uit om verantwoordelijkheid te nemen, maar vormt tevens een belemmerende factor voor de samenleving om verantwoordelijkheid te nemen.
- 95 -