4. Het adaptief vermogen van gemeenten
4.3 Casus gemeente Tilburg
Tilburgs beleid voor de energietransitie
Bij de besluitvorming over het klimaatprogramma 2009-2012 werd de doelstelling voor een klimaat-neutraal en klimaatbestendig Tilburg in 2045 vastgesteld (Raadsvoorstel Klimaataanpak 2013-2020, 2013). Het klimaatprogramma heeft onder andere het Klimaatschap ontwikkeld. Het Klimaatschap bestaat uit een aantal organisaties waaronder de Klimaat Advies Raad (KAR), de Midden-Brabantse ontwikkelingsmaatschappij (MOED) en het Klimaatbureau. Deze organisaties vormen een soort van netwerk voor overheden, bedrijven, energiecoöperaties en energieke burgers in de energietransitie. De KAR is bedoeld om op een strategisch niveau te adviseren, mee te denken, vragen te formuleren en nieuwe ideeën te introduceren met betrekking tot de lokale klimaataanpak. Via de KAR hebben lokale en regionale partijen op strategisch niveau toegang tot het gemeentelijk beleid voor de ener-gietransitie. ‘Heel veel partijen die in de stad zitten, die zijn vertegenwoordigt daarin’, bijvoorbeeld de directeur van Fuji en de directeur van de Rabobank, ‘maar ook de voorzitter van de energiecoöpe-ratie zit daar in’ (van Dijk, 2014). MOED is geïnitieerd door de gemeente Tilburg, en betreft een regio-nale organisatie waarin onder andere gemeenten in Noord-Brabant met elkaar samenwerken. De or-ganisatie richt zich met name op het realiseren van energiebesparing bij bedrijven en op de bedrijfs-matige productie van duurzame energie. Het Klimaatbureau richt zich met name op burgers en bur-gercollectieven (Raadsvoorstel Klimaataanpak 2013-2020, 2013).
- 77 -
Op basis van de ervaringen in de vorige programmaperiode is de Klimaataanpak 2013-2020 ontwikkeld. Naast het Kli-maatschap is een belangrijke basis de totstandkoming van green deals. Via green deals worden er concrete afspraken tussen en/of met lokale partijen gemaakt die leiden tot energieprojecten. ‘Dus je maakt een soort intentieovereen-komst met partijen, en die partij doet dit en die andere par-tij doet dat, en’…’soms leggen wij geld en soms wet- en re-gelgeving, experimenteerruimte voor wat dan ook (van Dijk, 2014). Via de green deals ‘sluiten wij heel veel intentieover-eenkomsten af met partijen, waardoor wij heel veel aan het bereiken zijn’ (van Dijk, 2014). Via de energieprojecten voortkomend uit de green deals worden de duurzaamheid- en klimaatdoelstellingen gerealiseerd. Bijlage 2 geeft de in-houd van de aanpak beknopt weer. De Klimaataanpak heeft als belangrijkste ambities:
- Tilburg is in 2020 30% klimaatneutraal;
- Inzet primair gericht op vermindering van CO2-uit-stoot binnen de sectoren bedrijven; gebouwde om-geving, verkeer & Vervoer en de gemeentelijke or-ganisatie;
- Concrete afspraken tussen en/of met lokale partijen in green deals;
- De Klimaat Advies Raad (KAR) treedt op als lokaal adviesplatform voor de klimaataanpak;
- Klimaatadaptatie (Raadsvoorstel Klimaataanpak, 2013-2020).
Als netwerkorganisatie wil Tilburg samen met bewoners, on-dernemers en andere partners uit de stad de duurzaam-heidsambities verwezenlijken (Raadsvoorstel Klimaataan-pak, 2014). Tilburg heeft ‘een heel progressief college’ (van
Dijk, 2014). De nieuwe coalitie biedt ‘geen bestuur vanuit blauwdruk denken en gevestigde belan-gen’, maar gaat ‘op zoek naar nieuwe manieren van controle en toezicht, die ruimte laten aan bur-gers en professionals’…‘Actieve Tilburbur-gers verdienen een overheid die ruimte schept voor het
Kader 9: Rol van de gemeente naar een ener-gieneutraal Tilburg
- 78 -
waarmaken van hun plannen’ (Coalitieakkoord, 2014). ‘Om gebruik te kunnen maken van de kennis, kunde en inventiviteit van de Tilburgers beschouwen we de stad als broedplaats voor duurzaamheid, waarin ruimte is voor eigen initiatief’ (Coalitieakkoord, 2014).
Dimensies
Variëteit
In de Klimaataanpak ‘hebben we gekozen om geen traditioneel programma te maken met projecten’ (Biemans, 2014). ‘Deze projecten gaan wij doen, dat hebben wij niet’ (Biemans, 2014). ‘We hebben een aanpak geformuleerd met die deals’ als oplossingsstrategie. ’We sluiten aan bij de energieinitia-tieven in de stad’ en ‘het ligt niet vast hoe we de weg gaan bewandelen’ (Biemans, 2014). Voorname-lijk streefinzetten geven sturing aan de klimaataanpak (zie bijlage 2). Er bestaan streefinzetten voor de sectoren bedrijven, gebouwde omgeving, verkeer & vervoer en de gemeentelijke organisatie. De green deals die worden gesloten tussen de gemeente en actoren in de samenleving vormen de
- 79 -
projecten om de streefinzetten of de energieambities te realiseren. De ene keer is de gemeente ‘een deelnemer aan een green deal, terwijl je op een ander moment, bij een andere green deal diegene bent, die veel meer het initiatief heeft genomen’ (Biemans, 2014). Tevens kunnen green deals geslo-ten worden met verschillende actoren uit de samenleving, zowel privaat als publiek. Op internatio-naal niveau probeert Biemans ook aansluiting te vinden tot netwerken. Ook via het Klimaatschap als netwerk, zoals is uitgelegd in het begin van de casus, worden verschillende actoren bij het beleid voor de energietransitie in Tilburg betrokken. Op het gebied van sectoren en facetten heeft de ge-meente ‘ruimte, je hebt sociaal’…’je hebt economie en arbeidsmarkt en je hebt nog de afdeling vei-ligheid’…‘Daaromheen hangen nog het sportbedrijf en facilitaire zaken’ (van Dijk, 2014). ‘De beste integratie op dit moment zit in het thema wonen’ (Biemans, 2014). ‘Het begint te komen bij mobili-teit en in de ‘stedenbouw, met name in de structuurvisie, zit het best goed in’ (Biemans, 2014). ‘Het wordt ‘steeds beter geïntegreerd’…’in een paar beleidsterreinen’ (Biemans 2014). ‘Het is nog onvol-doende’…’verankerd in alle afdelingen’ (van Dijk, 2014). Qua beheer ziet van Dijk (2014) ‘het bij afval komen’ (van Dijk, 2014). Openbare verlichting, ‘daar zit het heel goed in’ (Biemans, 2014). Daarnaast het vastgoedbedrijf die ‘echt stappen wil maken met het verduurzamen van onze woningvoorraad’ en bij het ‘sportbedrijf’ door te onderzoeken ‘of wij onze daken moeten gaan volleggen met zonne-panelen’ (van Dijk, 2014). Het criterium multilevel, sector en actor heeft enigszins een positief effect op het adaptief vermogen.
Met betrekking tot de gedefinieerde problemen is de klimaataanpak gericht op vermindering van CO2-uitstoot. De aanpak is ‘geënt op CO2 reductie’, maar ‘de beweging die gaande is’…’die zit hele-maal niet alleen op het energietransitie perspectief, maar die zit veel meer op het maatschappelijk perspectief’ (van Dijk, 2014) en richten zich ook op aspecten als zorg, kinderopvang en voedsel. ‘Ik geloof heilig’…’en de raad ook’, ‘daar gebeurt iets en dat moeten we faciliteren’ (van Dijk, 2014).‘Het bijeffect’ van energie initiatieven ‘is dat die bewoners’…’elkaar weer veel meer gaan opzoeken en dingen gaan doen’ en het ontstaan van ‘sociale verbanden die je ook kunt inzetten voor veel meer dan alleen het energiethema’ (Biemans, 2014). Tilburg kenmerkt zich verder met betrekking tot pro-bleemdefinities door klimaatadaptatie expliciet mee te nemen in hun beleid. Er wordt gedacht aan een warmer wordende stad, meer extremiteiten in het weer als hevige neerslag met daarnaast droogteperioden (Raadsvoorstel klimaataanpak, 2013-2020). Het criterium probleemdefinities en op-lossingen heeft een enigszins positief effect op het adaptief vermogen.
Betreft lokale energie initiatieven lijkt er veel redundantie te zijn. ‘Laat duizend bloemen bloeien’ is de houding van ‘het huis’ aangaande energie energieinitiatieven’…‘Het mag heel klein zijn, het mag heel groot, het mag heel veel zijn, het mag heel weinig zijn’ (van Dijk, 2014). De gemeente initieert, stimuleert en faciliteert door ‘partijen bij elkaar te brengen en ze te informeren, om ze een paar
- 80 -
duizend euro te geven om een projectje van de grond te krijgen’ en ook ‘om dingen mogelijk te ma-ken en dat niet meteen in een afrema-kencultuur te zetten’ (van Dijk, 2014). ‘En dan zie je sommige dood bloeden’…’soms zie je dat het goed wordt opgestart en dan bloed het dood en dan proberen wij er een impuls aan te geven’…’en heel veel initiatieven lopen gewoon door’ (van Dijk, 2014). De beleids-opties om het energieprobleem op te lossen richt zich voornamelijk op de facilitering, stimulering en opschaling van de lokale energie initiatieven. Het zou de diversiteit in het beleid ten goede komen, door net als bij Almere en Groningen, wat meer technisch sturend te zijn in het realiseren van duur-zame projecten ten behoeve van de energietransitie.
Criterium Score Betekenis score
Probleemdefinities & oplossingen: Een variëteit aan denkramen,
pro-bleemdefinities en oplossingsrichtlijnen 1
Er gebeurt wel iets maar het kan beter
Multiactor, level & sector: De betrokkenheid van een diversiteit aan
actoren (publiek/privaat, beleid/beheer, diverse sectoren) 1
Er gebeurt wel iets maar het kan beter
Diversiteit: Availability of a wide range of different policy options to
tackle a problem 0 Neutraal
Redundantie: Presence of overlapping measures and back-up
sys-tems; not cost effective 2
Er gebeurt wel iets maar het kan beter
Leervermogen
Vanuit de politiek is er een hoge mate van vertrouwen in de samenleving. De politiek acht de inzet en samenwerking van uiteenlopende maatschappelijke krachten gewenst en noodzakelijk om de decen-tralisatie van taken als jeugdzorg, zorg en werk als gemeente goed op te kunnen pakken, en ook om de CO2 uitstoot in de gemeente te mitigeren (Coalitieakkoord, 2014). Verder is er vertrouwen in de wissel tussen de energiecoöperaties en de gemeente’ (Biemans, 2014). Dat komt onder andere door het Klimaatbureau en ‘heeft alles te maken denk ik ook met het optreden van Paul’ (Biemans, 2014). Volgens van Dijk is er ook veel vertrouwen tussen ‘burger en bedrijf’ in Tilburg. In de KAR zitten wel mensen die meer denken vanuit ‘traditionele overheidstaken’, en twijfels hebben over de Klimaat-aanpak. De Klimaataanpak omarmt onzekerheid, door zich volledig te focussen op de buitenwacht. ‘We hebben gekozen om de buitenwacht leading te laten zijn’ (van Dijk, 2014). Er bestaan in de KAR twijfels over de klimaataanpak en de green deals. ‘Intern zijn’ er ook mensen ‘die twijfelen of dit nu wel de manier is’. Er is dus ruimte om twijfels te bespreken. Desalniettemin straalt de coalitie na-drukkelijk uit dat ‘de lead’ nemen, ‘dat we dat niet altijd willen doen’ (Biemans, 2014). Ook worden er direct twijfels besproken tussen wethouders en de respondenten en lijkt er tussen de responden-ten, bijvoorbeeld over het anders inzetten van de subsidieregeling ‘samen geeft energie’. Het subsi-diegeld wordt op aanraden van Dijk mogelijk anders ingezet om de doelen van de klimaataanpak be-ter te kunnen realiseren. Ook lijkt er voldoende ruimte te bestaan om twijfels te bespreken tussen de respondenten en lokale actoren aangaande duurzame activiteiten, ondernemingen en praktijken.
- 81 -
In de politiek en vanuit de Klimaataanpak is er een hoge mate van tweede orde leren vanwege de ver-andering in assumpties betreft het gezamenlijk oppakken van maatschappelijke vraagstukken. De or-ganisatie en het management, lijken minder ver op het gebied van tweede orde leren te zijn onder andere op het gebied van netwerken. Biemans constateert dat ‘er best wel wat inspanningen worden geleverd om ons’, de beleidsmedewerkers op ‘niveau te brengen’…‘en toch heel vaak de laag die be-sluiten moet gaan nemen, niet op dat niveau actief werd’ (Biemans, 2014). Het management van de afdeling ruimte zit inmiddels wel ‘in een soort coaching traject van hoe kunnen we nu beter kunnen acteren in dat netwerkdenken’, maar tot nu toe, ‘als je zegt van bestuurlijke procedures en bestuur-lijk trajecten, dan denk ik niet dat de leerervaringen’…’leiden tot aanpassingen’. Biemans noemt twee voorbeelden. Een voorbeeld van een bestuurlijke routine is wanneer ‘je werkelijk een bestuur-lijk besluit wil hebben’…‘dan zit je’…’ in die procedurelijn’ en ‘dan heb je toch wel te houden aan de afspraken die er zijn’. Dan ‘hangt het een beetje van de competentie af, om iets goed op te kunnen schrijven of je ook daar wat makkelijker doorheen komt’. Een ander voorbeeld van een bestuurlijke routine is het standaard format dat wordt gebruikt om het coalitieakkoord concreet te maken. ‘Van zeg maar, wat je nu gaat doen, het komende jaar en de komende twee jaar’…’ en hang daar maar eens wat indicatoren aan’ (Biemans, 2014). ‘We hebben niet precies geformuleerd hoe we het gaan doen’ en ‘de organisatie zou natuurlijk dolgraag willen dat we op één of andere manier vastleggen hoe we dat zouden doen’ (Biemans, 2014). De klimaataanpak botst met de ‘traditionele organisatie’ (Biemans, 2014). Er is druk vanuit onder andere het management om routines te volgen en daarom beperkte ruimte om deze te veranderen, en is er daarom ook een beperkt eerste orde leren. Het Kli-maatschap en de green deal aanpak stimuleren desalniettemin wel de vorming van nieuwe routines.
‘Vanwege het opstellen van ‘doelstellingen en dan ook kwantitatieve’, staat het ‘nu wel in diverse voortgangslijstjes dat we die doelstelling moeten halen’ (Biemans, 2014). Bestuurlijke besluiten over streefinzetten leiden daarom tot de opbouw van institutioneel geheugen. Er wordt wel geconsta-teerd dat er nog te weinig sturing van bovenaf op zit’ om ‘het thema duurzaamheid breder in de or-ganisatie te borgen’ (van Dijk, 2014). Verder betreft het institutionele geheugen heeft de gemeente niet de ‘gewoonte’…’om wanneer iets is afgesloten de tijd te nemen om een keer terug te kijken en te zien hoe iets nu is gegaan’ (Biemans, 2014). Het is de ‘actieve rol van een opdrachtgever’, ‘vaak de afdelingshoofd’, ‘om aan de projectleden een evaluatie te vragen (Biemans, 2014). ‘Ik denk niet dat enig opdrachtgever hier in huis dat doet. Die is blij dat het project is afgerond’ (Biemans, 2014). Ook van Dijk is niet enthousiast over het evalueren. Er zijn wel veel evaluaties vooral door externe bu-reaus uitgevoerd waaronder over het klimaatprogramma, MOED, het Klimaatbureau, maar ‘of wij dat nou echt gaan brengen naar verschillende afdelingen’…’dat vraag ik me af’ (van Dijk, 2014).
- 82 -
Criterium Score Betekenis score
Vertrouwen: Willingness to learn from eachother across boundaries 2
Goed ontwikkeld, meer kun je redelijkerwijs niet doen
Eerste orde leren: Ability of institutional patterns to learn from past
expe-riences and improve their routines 0 Neutraal
Tweede orde leren: Changes in assumptions underlying institutional
pat-terns 1
Er gebeurt wel iets maar het kan beter
Twijfels bespreken: Institutional openness towards uncertainty 2
Goed ontwikkeld, meer kun je redelijkerwijs niet doen
Institutioneel geheugen: Institutional provision of monitoring and
evalua-tion processes -1
Matig tot zwak ontwikkeld, aandacht nodig
Autonome verandering
De toegang tot informatie intern kan verbeterd worden volgens Biemans. De gemeente heeft ‘een paar jaar op een rij, het energieontbijt’…’georganiseerd. Dat was een uurtje anderhalf uur, en wisten we van elkaar in een hele leuke setting wat er allemaal speelde’ (Biemans, 2014). Ook noemt Bie-mans ‘de zogenaamde gangmomenten’… ‘op de afdeling ruimte waar wordt besproken wat er van ons wordt verwacht, en dat is een heel informeel gebeuren’ (Biemans, 2014). Het ‘op orde hebben’ van de eigen organisatie ‘is nog wel is moeilijk want’, het ‘vereist dat je als organisatie heel erg trans-parant bent’ (Biemans, 2014). ‘Je moet het wel zelf halen en brengen allemaal’ (van Dijk, 2014). En ‘dat je bij de veelheid aan onderwerpen in zo’n organisatie, dat je ook tweerichtingsverkeer moet hebben’ (Biemans, 2014). ‘In het voorcollege wilde’…’de organisatie eigenlijk bereiken dat er veel meer via het management gecommuniceerd werd naar de bestuurders’, maar ‘bestuurders hebben vaak behoefte aan hele directe contacten met mensen die met de beide benen in de modder staan’ (Biemans, 2014). ‘Ik zie hem vrij veel’ (van Dijk, 2014). ‘Ik ben raadsleden op avonden tegengekomen’ en gezegd ‘ik loop vast want ik heb geen budget’…’en dezelfde dag komt er een motie binnen voor vijftigduizend euro’ (van Dijk, 2014). Ook heeft van Dijk op eenzelfde manier met bestuurders genet-werkt en is er een ‘motie aangenomen voor het bedrijventerrein de Spinder’ om de windmolens op het bedrijventerrein door de coöperatie T-wind te laten exploiteren (van Dijk, 2014). Door de netwer-ken en contacten tussen bestuurders en medewerkers, worden starre routines in het management zoals uitgelegd bij het criterium tweede orde leren ten dele overgeslagen. Betreft de externe toegang tot informatie over het beleid voor de energietransitie in Tilburg zegt van Dijk ‘communicatie doen wij slecht’. Uit de evaluatie van het Klimaatprogramma 2009-2012 komt ook naar voren dat Tilburg beter moet communiceren (Raadsvoorstel klimaataanpak, 2009-2012).
Het improvisatievermogen van de energieke samenleving in het realiseren van de transitie is behoor-lijk groot. Dit bbehoor-lijkt ook uit de dimensie leiderschap en de samenwerking tussen de gemeente en de samenleving. De klimaataanpak bestaat uit ‘theoretisch robuuste doelstellingen, maar een heel flexi-bel instrument om het te bereiken’ (Biemans, 2014). De flexibiliteit van green deals als instrument komt bijvoorbeeld naar voren in de green deal met woningbouwcorporaties. De intentie is om 4.000
- 83 -
woningen 3 energielabel sprongen te verbeteren (zie bijlage 2). ‘En dat gaan we ook halen’ (Biemans, 2014). Een ‘heel groot aandeel gaat nu naar energienul’ (van Dijk, 2014). De corporaties hebben zich door Jan Rotmans en ‘het initiatief nul op de meter’ laten inspireren en praten nu met de gemeente om afspraken te maken ook ‘nul op de meter woningen’ te realiseren (Biemans, 2014). Ook het im-provisatievermogen van de respondenten lijkt groot. ‘Doordat ik een ander naampje heb, kan ik iets vrijer opereren’ (van Dijk, 2014). Op andere afdelingen hebben collega’s minder ruimte voor improvi-satievermogen. ‘Deze organisatie is strak gestuurd’…’op het moment dat jij je kop boven het maai-veld uitsteekt, dan kan die er ook zo worden afgehakt (van Dijk, 2014). De afdeling ruimte probeert het eigen initiatief meer te stimuleren onder andere door een campagne ‘van wij zoeken men-sen’…’die mee kunnen doen’. ‘Het is een open uitnodiging om met leuke ideeën te komen’ (Biemans, 2014).
In het vorige klimaatprogramma ‘hebben we gewoon heel veel dingen bedacht, maar niet zo veel uit-gevoerd’ (van Dijk, 2014). De gemeente focust zich daarom op green deals om de energieambities te halen. Naast de green deal met woningbouwcorporaties in de stad sluit het Klimaatbureau lokale green deals af via de subsidieregeling ‘samen geeft energie’ om particuliere woningen in de stad te verduurzamen. ‘De ambitie is om volgend jaar tweeduizend woningen gerealiseerd te krijgen’ in het nemen van energiemaatregelen. Particuliere woningeigenaren, die samen met mensen uit de buurt hun woningen energiezuiniger willen maken, sluiten green deals met elkaar en de gemeente af. Van-uit de gemeente krijgen de werkgroepen financiële ondersteuning en professionele begeleiding in de voorbereiding tot het nemen van energiemaatregelen (Raadsvoorstel Klimaataanpak 2013-2020, 2013). Ook andere gesloten green deals laten een zeker realisatievermogen zien. ‘Een van de meest duidelijke’ green deal, ’die nu in voorbereiding is, dat is een deal voor verzorgingstehuizen. Er zijn er nog al wat en we zijn nu aan het kijken, of we daar tot een afspraak kunnen komen met die partijen’ (Biemans. 2014). Verder, ‘op het terrein van Fuji’… ‘staan ineens vijf windmolens’en ’komen ineens zesduizend panelen te liggen’…’op het bedrijventerrein hebben we nog een paar initiatieven’ (van Dijk, 2014). Ook heeft de gemeente ‘een suggestie gedaan’ aan de coöperatie Reeshof om te komen tot een green deal met Essent. Het idee is om ‘een deel van de stadsverwarming dat hier ligt af te koppelen en in beheer mogelijk te geven van bewoners’ (van Dijk, 2014). De stadsverwarming wordt nu voorzien van warmte uit Rotterdam. Bedrijven in Tilburg als Fuji, Coca Cola en de glasfabriek nen warmte leveren voor de stadsverwarming, zodat bewoners bij ‘meerdere partijen warmte kun-nen kopen’ (van Dijk, 2014). ‘En die doen dat heel goed’ de green deal voor de stadsverwarming, ‘die doen dat ook met een stukje ondersteuning vanuit MOED’ (Biemans, 2014). MOED is ook ‘bezig met de MKB op bedrijventerreinen om te kijken of we daar afspraken mee kunnen maken’ (Biemans, 2014). Vanuit de uiteindelijke ambitie om in 2045 energieneutraal te zijn heeft Biemans een strategie
- 84 -
beredeneerd voor de klimaataanpak. ‘Als je dan extrapoleert vanuit 2045 naar hier toe, dan bete-kend dat het eigenlijk een onmogelijke opgave is’ (Biemans, 2014). ‘We weten wel dat we in 2020 geen vijfentwintigduizend woningen van energiemaatregelen hebben voorzien’ (Biemans, 2014). ‘We weten nu eigenlijk al dat het niet realiseerbaar is’ (van Dijk, 2014). Betreft het project samen geeft