• No results found

Conclusies en discussie

Dat er geen significant verschil in leesmotivatie bij de experimentgroep wordt gemeten kan aan verschillende dingen liggen. Ten eerste kan het zijn dat de interventie niet heeft bijgedragen aan de leesmotivatie van de leerlingen. Deze veronderstelling wordt echter tegengesproken in de vraag of ze lezen leuker zijn gaan vinden, zie 9.1, en het interview dat ik bij de leerlingen heb afgenomen, zie 9.2. Volgens de leerlingen in het interview had de lessenserie wel degelijk effect op hun intrinsieke leesmotivatie. Echter, het is ook mogelijk dat de resultaten van het interview niet betrouwbaar zijn, omdat leerlingen de interviewer wenselijke antwoorden geven, of omdat deze leerlingen al intrinsiek gemotiveerd waren om te lezen. Uiteindelijk is het moeilijk te zeggen of de interventie daadwerkelijk heeft geleid tot een toename van de intrinsieke leesmotivatie.

Ten tweede kan het zijn dat de interventie wel effectief was, maar te kort was om op lange termijn een verschil in leesmotivatie teweeg te brengen. Men zou kunnen beargumenteren dat vier lessen niet genoeg zijn om een gehele leesinstelling te veranderen. Wellicht zou een groter of langer durend onderzoek wel een significant verschil tussen de voor- en nameting opleveren.

Het is opmerkelijk dat bij beide groepen de intrinsieke leesmotivatie eerder is afgenomen dan toegenomen na de lessenserie, ook al is er geen significante beweging waar te nemen. Hoewel de controlegroep geen interventie heeft gehad, zijn deze leerlingen ook vijf weken bezig geweest met het lezen van een boek. Het zou kunnen dat de algehele leesmotivatie van de leerlingen is afgenomen omdat ze geen zin meer hadden om te lezen en dat dit de negatieve uitkomst van de vragenlijst verklaart.

Een andere bemoeilijkende factor is dat er tijdens beide voor- en nametingen verschillende leerlingen aanwezig waren, wat de uitkomst ten zeerste heeft kunnen beïnvloeden. Als er bijvoorbeeld een leerling tijdens de voormeting aanwezig was die lezen al erg leuk vond en dit waarschijnlijk na de lessenserie nog steeds leuk vond, maar vervolgens afwezig was tijdens de

nameting, heeft dit gelijk een groot effect op de resultaten omdat er maar weinig leerlingen in de klassen zitten.

Ook de timing in de periode kan effect hebben gehad op het invulgedrag van de leerlingen. Toen ze de voormetingsenquête invulden was de proefwerkweek net voorbij en hadden zij een meivakantie in het vooruitzicht, terwijl de nametingsenquête op een redelijk druk moment in de periode is afgenomen, met een boektoets over het gelezen boek op de planning voor de volgende les en een proefwerkweek op komst. Ook waren de leerlingen tijdens het afnemen van de nameting verontwaardigd dat de les doorging, terwijl een deel van hun klassen op excursie naar Amsterdam was. Het kan zijn dat de leerlingen door deze omstandigheden geen zin hadden om tijd te besteden aan een vragenlijst of deze serieus en eerlijk in te vullen.

Op basis van de effectmetingen valt te concluderen dat de ontwerphypothese van dit onderzoek niet of slechts deels standhoudt. Uit de resultaten voortkomend uit de voor- en nametingsenquêtes bleek dat de intrinsieke leesmotivatie bij de experimentgroep niet significant is veranderd.

Uit het interview bleek wel dat de leerlingen de interventie als nuttig hebben ervaren. De leerlingen gaven aan met name ontwerpregel X3 als effectief te hebben ervaren: het uitwisselen van leeservaringen en het reflecteren op hun leeservaringen heeft bijgedragen aan het gevoel van eigenaarschap. De conclusie na afloop van dit onderzoek is dat de ontwerphypothese en ontwerpregels wel stand zouden kunnen houden, maar dat de effecten hiervan niet goed genoeg merkbaar zijn op de korte termijn, zoals in het huidige onderzoek, welke bestond uit vier lessen. Op het moment dat de taakgerichte aanpak op basis van Bildung volledig wordt geïntegreerd in het literatuuronderwijs en dat literatuur standaard op deze manier wordt besproken op scholen, zal de leesmotivatie en het gevoel van eigenaarschap mogelijk wel kunnen toenemen. De losse lessen hebben hier wellicht wel toe geleid, maar er waren te weinig lessen om een blijvend effect op te leveren.

Deze bevinding sluit aan bij de bestaande literatuur. Een onderzoek naar de ontwikkeling van leesmotivatie in de Tweede Fase (Witte, Rijlaarsdam & Schram, 2008) toont aan dat leesmotivatie tijd nodig heeft om te ontwikkelen: de data in dit artikel zijn verzameld gedurende drie jaar, in plaats van gedurende de vijf weken van het huidige onderzoek. Vijf weken is dus duidelijk te kort om een significant effect op te leveren. Over de tijdspanne van drie jaar is er wel een significant effect gemeten, met soortgelijke interventies die het burgerschapsgevoel van leerlingen aanspraken.

Een sterk punt in dit onderzoek is de sterk in literatuur gefundeerde interventie. Ik heb me verdiept in de mogelijkheden van Bildung en heb daarop aansluitend activerende lessen ontworpen die goed werden ontvangen door de leerlingen. Ik acht de kans groot dat als de literatuurlessen er altijd zo uit zien voor leerlingen, de intrinsieke leesmotivatie en het gevoel van eigenaarschap op de lange termijn zeker zouden toenemen.

Er zijn ook duidelijke zwaktes in de evaluatie. Het is bijvoorbeeld vertekenend voor de resultaten van de voor- en nametingen dat er verschillende leerlingen aanwezig waren tijdens de voor- en nametingen. Ook spreken de resultaten van de enquêtes en de interviews elkaar tegen, wat kan betekenen dat leerlingen tijdens het interview niet de waarheid hebben verteld, of de vragenlijst niet serieus hebben ingevuld.

Bij vervolgonderzoek zou erop gelet kunnen worden dat dezelfde participanten aanwezig zijn tijdens de voor- en nametingen, of zou het onderzoek kunnen worden afgenomen bij een grotere groep participanten. In verband met tijdsdruk en de invulling van de lessen was dit in dit onderzoek niet haalbaar. Ook zou er bij eenzelfde soort onderzoek het relatieve verschil tussen de voor- en nametingen van de controlegroep en experimentgroep getest kunnen worden om te zien of de veranderingen tussen de voor- en nametingen significant van elkaar verschillen. Hiervoor is echter wel vereist dat de participanten te herleiden zijn, en de voor- en nameting

per participant kan worden geanalyseerd. Hiermee kan het effect van de interventie nog beter in kaart worden gebracht.

Als suggestie voor het herontwerpen van de lessen op basis van mijn bevindingen zou ik meer tijd nemen voor alle activiteiten, en ook meer tijd vrij maken tijdens de lessen om het boek te lezen. Tijdens de lessen merkte ik namelijk dat veel leerlingen het moeilijk vonden om bij te blijven in het verhaal wanneer er helemaal geen tijd was tijdens de les om te lezen. Een andere oplossing zou zijn om meer ruimte tussen de verschillende lessen in te plannen. Verder zou ik de lessenserie waar mogelijk uitbreiden om op deze manier alle thema’s en alle aspecten van burgerschap en reflectie aan de orde te kunnen stellen. Als docenten deze lessen willen gebruiken, zou ik aanraden om na te gaan of de groepsdynamiek in de klas veilig is. De lessen vragen namelijk een bepaalde kwetsbaarheid van de leerlingen en ik denk dat dit lastig gerealiseerd kan worden als leerlingen zich niet op hun gemak voelen bij elkaar.

De sectie op mijn school was zeer tevreden met de uitvoering van het onderzoek: de rector heeft zelfs op aanraden van andere docenten een van de lessen bijgewoond. Naar aanleiding hiervan is besloten om schoolbreed meer aandacht te besteden aan Bildung en ben ik gevraagd om te spreken tijdens een regelluwe dag over hoe Bildung geïntegreerd zou kunnen worden in verschillende vakken. Met name de activerende didactiek werd positief ontvangen en overgenomen door verschillende collega’s. Mijn werkplekbegeleider was ook enthousiast, maar was wel van mening dat dit soort lessen de docent ontzettend veel energie kosten. Zij vroeg zich af of het zweet niet op de verkeerde rug staat met dit soort lessen en waarschuwde me dat als je een fulltime baan hebt dit soort lessen lastiger te verwezenlijken zijn dan nu. Ik denk dat hier zeker een kern van waarheid in zit en ik zal in de toekomst ongetwijfeld niet in elke les zoveel energie kunnen steken, maar aan de andere kant is het altijd goed om ambitieus te zijn in het stellen van doelen.