• No results found

De volgende vraag is in deze scriptie onderzocht: “In hoeverre hebben de Verenigde Naties en Nederland de juridische mogelijkheden voor de internationale strafrechtelijke vervolging van ISIS voor de genocide op de Jezidi’s in de praktijk gebracht?” Er is gebleken dat er verschillende mogelijkheden zijn om internationale misdrijven, waaronder genocide, te vervolgen. Ten eerste kan het Internationaal Strafhof individuen berechten die zich schuldig hebben gemaakt aan genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en agressie, wanneer deze situatie zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een staat die partij is bij het Statuut, door een persoon uit een lidstaat die partij is bij een Statuut, of wanneer de staat de rechtsmacht van het ICC accepteert of de VN Veiligheidsraad de situatie aandraagt. Ten tweede kan een internationaal ad-hoc tribunaal worden opgericht ten behoeve van de strafrechtelijke afwikkeling van een bepaald conflict. Een dergelijk tribunaal heeft een internationaal karakter en wordt opgericht door een verdrag, of op grond van een resolutie van de VN Veiligheidsraad. Een derde mogelijkheid is de oprichting van een hybride tribunaal, dat internationale met nationale strafrechtelijke jurisdictie combineert. Deze drie mogelijkheden zijn allen afhankelijk van bereidheid van de internationale gemeenschap, de VN, en de staat zelf om zich in te zetten voor de vervolging.

Als de situatie van ISIS nader bekeken wordt, volgt dat het ten eerste belangrijk is dat de misdrijven gepleegd door ISIS gekwalificeerd worden als genocide op de Jezidi’s.

Vervolgens is er gekeken naar toepasbare mogelijkheden om dit misdrijf internationaal strafrechtelijk te vervolgen, waaruit opnieuw bleek dat deze sterk afhankelijk zijn van de internationale gemeenschap. Omdat Irak en Syrië geen partij zijn bij het ICC zal de VN Veiligheidsraad de zaak moeten aandragen. De VNVR zal ook achter de oprichting van een internationaal ad-hoc tribunaal moeten staan, omdat zonder toestemming van Syrië en Irak een dergelijk tribunaal op basis van een verdrag weinig invloed kan uitoefenen en de universele rechtsmacht van andere staten in de praktijk maar beperkt kan worden uitgevoerd.

De laatste optie is een hybride tribunaal waarin wordt samengewerkt tussen internationale en partijen uit Irak en Syrië. Maar hierbij wordt wel aangekaart dat het Syrische en Iraakse rechtssysteem (nog) niet voldoet aan de internationale standaarden van een eerlijk proces.

Nadat duidelijk is geworden dat er verschillende juridische mogelijkheden zijn om ISIS te vervolgen, is bekeken hoe de Verenigde Naties en Nederland in de praktijk zijn omgegaan met deze mogelijkheden. De Verenigde Naties heeft moeilijkheden ondervonden met het in de praktijk brengen van de juridische mogelijkheden door de verdeeldheid binnen de VN Veiligheidsraad over de situatie in Syrië. Hierdoor is de situatie niet aangedragen bij het ICC en is er ook geen internationaal tribunaal opgericht. De VN zet zich daarom in voor het verzamelen, bewaren en opslaan van bewijs zodat dit later gebruikt kan worden om aansprakelijkheid te bewerkstelligen. De VNVR heeft voor UNITAD in Irak opgericht en de Algemene Vergadering heeft het IIIM gecreëerd. Er is dus nog geen gebruik gemaakt van de juridische mogelijkheden voor de vervolging. Tenslotte werd onderzocht hoe Nederland in praktijk is omgegaan met de juridische mogelijkheden. Hieruit bleek dat Nederland de voorkeur heeft voor berechting in de regio, door een hybride tribunaal. Het kabinet zoekt toenadering bij de internationale gemeenschap, waaronder de VN en Irak, om dit te realiseren. Aangezien dit nog niet van de grond komt, richt ook Nederland zich op het verzamelen en veiligstellen van bewijsmateriaal, verdachten en getuigen.

Op basis van bovenstaande kan antwoord worden gegeven op de hoofdvraag: “In hoeverre hebben de VN en Nederland de juridische mogelijkheden voor de vervolging van de

49 genocide op de Jezidi’s door ISIS in de praktijk gebracht?” Zowel de Verenigde Naties als Nederland hebben nog geen gebruik gemaakt van de juridische mogelijkheden om ISIS te vervolgen en richten zich vooral op het onderzoeken van de misdrijven, het verzamelen en veiligstellen van bewijs, verdachten en getuigen. Dat geen gebruik is gemaakt van de bestaande juridische mogelijkheden heeft de volgende oorzaken. Ten eerste staat de VN Veiligheidsraad buiten spel omdat Rusland en China zich verzetten tegen resoluties die de aansprakelijkheid van ISIS behandelen, omdat hierbij ook andere partijen uit het Syrische conflict worden betrokken, waaronder het regime. Hierdoor worden er geen resoluties aangaande dit onderwerp aangenomen, wat erin resulteert dat de situatie niet voor het ICC wordt gebracht en er ook geen internationaal ad-hoc tribunaal wordt opgericht. Ten tweede willen Irak en Syrië geen medewerking verlenen aan vervolging en berechting op een manier die voldoet aan de internationale standaarden. De Veiligheidsraad heeft de mogelijkheid om hen hiertoe te dwingen en zou dit probleem dus kunnen oplossen, mits de VNVR niet verdeeld was. Ten derde wordt de oprichting van een hybride tribunaal ook bemoeilijkt omdat de VN Nederland niet wil samenwerken met het Syrische regime, maar ook niet met niet-statelijke actoren. Daarnaast stelt Nederland eisen aan de berechting waar Irak niet aan voldoet. Zo wil Nederland dat de doodsstraf niet wordt opgelegd, wat wel mogelijk is in het Iraakse rechtssysteem. Verder is Nederland van mening dat Irak ook FTFs moet berechten, waartegen Irak zich verzet. Dit zijn praktische bezwaren waar tot nu toe nog geen oplossing voor is gevonden en waardoor het vanaf beide kanten spaak loopt.

Kortom, het belangrijkste obstakel is de weigering van staten om medewerking te verlenen aan internationaal strafvervolging. Dat is een kwalijke zaak, omdat juist het recht objectief moet zijn en niet afhankelijk van verschillende interpretaties door de internationale gemeenschap. Deze bevindingen sluiten deels aan bij de bredere academische context zoals deze in de inleiding is toegelicht. Ten eerste blijkt dat de vervolging en berechting van ISIS lastig is omdat het een niet-statelijke actor is. De staten waarbinnen ISIS heeft geopereerd moeten zich namelijk willen inzetten voor de vervolging. ISIS is immers geen staat waaraan verplichtingen kunnen worden opgelegd. Daarom is de medewerking van deze staten of de VNVR zo van belang. Echter, de internationale gemeenschap stelt zich terughoudend op als het gaat om het oprichten van tribunalen en het aandragen van de zaak bij het ICC. Dit sluit aan bij de in de inleiding aangekaarte “tribunal fatigue”. Aan de andere kant is ISIS wel een uitzondering omdat de groep niet, zoals andere niet-statelijke actors (bijvoorbeeld de SDF), wordt gesteund door internationale partijen. Er bestaat namelijk wel consensus binnen de internationale gemeenschap dat ISIS vervolgd en terechtgesteld moet worden maar de manier waarop is waar de verschillende betrokkenen niet tot overeenstemming komen. Dit roept de vraag op of de mogelijkheden wel toereikend genoeg zijn om de gewenste vervolging uit te voeren, aangezien de wil er is, maar het niet lukt deze tot uitvoering te brengen. Veel verantwoordelijkheid ligt bij de VN Veiligheidsraad en de permanente vijf leden die hun vetorecht kunnen uitoefenen. Op het vetorecht van deze vijf leden is al langere tijd kritiek door de gevolgen die dit recht met zich meebrengt voor het voorkomen van ernstige misdrijven, bijvoorbeeld door het weigeren van humanitaire hulp aan de Syrische bevolking en het blokkeren van een resolutie die de misdrijven tegen de Rohingya in Myanmar veroordeelde.224 Zoals Trahan, schrijfster van het boek “Existing Legal Limits to Security Council Veto Power in the Face of Atrocity Crimes” concludeerde: “It is high time to question this state of affairs that, by unrestrained use of the veto despite ongoing atrocity crimes, is

224Bijvoorbeeld door Jennifer Trahan, Existing legal limitis to security council veto power in the face of atrocity crimes.

50 given the exact wrong message to perpetrators on the ground, providing a virtual “green light”

to the continued commission of the crimes. This cannot be how the UN Charter was designed to function.”225 Wellicht zou het vetorecht moeten worden gewijzigd, waardoor de Verenigde Naties kunnen handelen naar wat de meerderheid van de internationale gemeenschap wenst.

Gezien de obstakels voor internationale vervolging van ISIS die in dit onderzoek naar voren kwamen, kan de vraag opspelen of internationale vervolging wel realistisch is.

Bouwknegt heeft in zijn antwoord op deze vraag een aantal belangrijke zaken genoemd.226 Zo benoemt hij dat internationale vervolging tijd nodig heeft, wat bijvoorbeeld blijkt uit de behandeling van zaken door het ICC, waar sinds deze maand pas de eerste processen tegen misdrijven in Soedan in 2003 zijn begonnen. ISIS is op dit moment nog steeds actief waardoor de focus nog deels ligt op het verslaan van ISIS en minder op het vervolgen van ISIS’ers.

Daarnaast oppert Bouwknegt dat sommige mogelijkheden voor nu zijn uitgesloten, maar dat dit niet hoeft te betekenen dat deze in de toekomst gesloten zullen blijven. De weg naar het ICC zou zomaar weer open kunnen gaan nu Karim Khan, de hoofdverantwoordelijk van UNITAD, vanaf juli de nieuwe Aanklager van het ICC wordt. De gesprekken met de Koerden over een hybride tribunaal in de regio zijn ook nog steeds bezig en is het niet onmogelijk dat Irak in de toekomst de doodstraf zal uitsluiten. Ook wordt er gekeken naar een klein internationaal tribunaal opgericht door Nederland, Scandinavië, Duitsland en België. Dat zou bijvoorbeeld een optie kunnen zijn als er meer foreign terrorist fighters terugkeren. Er zijn dus genoeg mogelijkheden die tot nu al onderzocht zijn, maar nog niet zijn afgeschreven. De ontwikkelingen op het gebied van de aansprakelijkheid van ISIS zijn nog steeds in volle gang.

Het UNITAD en IIIM blijven onderzoek doen naar de misdrijven die gepleegd zijn en verzamelen bewijsmateriaal, verdachten en getuigen. Daarnaast zetten de internationale gemeenschap, de VN, ngo’s en activisten zoals Nadia Murad, zich nog steeds in om ISIS aansprakelijk te stellen. Vervolgonderzoek zal uitwijzen of deze kwestie uiteindelijk op een voor de slachtoffers bevredigende wijze opgelost kan worden. Vervolgonderzoek kan zich ook richten op de andere partijen die een rol hebben gespeeld in het conflict in Irak en Syrië en hoe de internationale vervolging van deze groepen wordt vormgegeven. Tenslotte heeft dit onderzoek vooral inzicht gegeven in de standpunten van de VN en Nederland en de uitvoering daarvan, maar kan nog diepgaander onderzoek worden gedaan naar beweegredenen achter deze beslissingen en waarom bepaalde opties niet zijn toegepast.

225 Jennifer Trahan, “Legal Limits to the Veto Power in the Face of Atrocity Crimes,” The International Center for Transitional Justice, 4 november 2019, geraadpleegd op 3 juni 2021, https://www.ictj.org/news/legal-limits-veto-power-face-atrocity-crimes?platform=hootsuite

226 Dr. Th. B. Bouwknegt, geïnterviewd door de auteur, Groningen, 18 mei 2021.

51