• No results found

Hoofdstuk zes vormt met de conclusie het sluitstuk van onderhavig onderzoek en zal antwoord geven op de hoofdvraag : Biedt het huidige art. 359a Sv, zoals uitgelegd in

de jurisprudentie van de Hoge Raad, een voldoende adequate reactie in het licht van art. 2, art. 3, art. 6 en art. 13 EVRM en is er, indien er geen adequate reactie wordt geboden, een alternatief sanctiesysteem aan te wijzen?

Allereerst kan er opgemerkt te worden dat er door de Hoge Raad inderdaad een zeer restrictieve uitleg wordt gegeven aan art. 359a Sv en dat de Hoge Raad daarmee een zeer repressieve lijn voert voor wat betreft het sanctioneren van vormverzuimen. Het relativiteitsvereiste en het vereiste van nadeel zijn de belangrijkste factoren bij de restrictieve toepassing van art. 359a Sv. Dit noopt – in ieder geval – tot het bekijken van de alternatieven die er zijn. Van belang is wel om op te merken dat, gekeken naar de strikte toepassing van de Hoge Raad, een systeem al snel verhoudingsgewijs een meer adequate reactie lijkt te kunnen bieden.

Men zou nog kunnen beargumenteren om een ruimhartiger toepassing te geven aan art. 359a Sv dan de Hoge Raad momenteel doet, maar ook een meer ruimhartiger toepassing van art. 359a Sv zal niet leiden tot een meer normconform

opsporingsapparaat.

Om een alternatief systeem te bieden dient er rekening gehouden te worden met verschillende argumenten pro en contra sanctionering.

De argumenten pro sanctionering zijn het afdwingen van normconformiteit, de rechtsbescherming van de verdachte, het demonstrerende effect en het

preventieargument. De argumenten contra zij de belangen van het slachtoffer en de maatschappij bij berechting van de verdachte. Van belang zijn verder de artikelen 2,3, 6 en 13 EVRM die nopen tot een onafhankelijke instantie die daadwerkelijk tot

berechting komt van degene die tot het disproportioneel geweld kwam, het recht op een eerlijk proces en het recht op een effectief rechtsmiddel als er een inbreuk is gemaakt op bijvoorbeeld de – in dit onderzoek belangrijke – lichamelijke integriteit. Er zijn verschillende systemen erkend in de strafrechtelijke literatuur. Het meest complete systeem is hierbij het systeem van integrale kwaliteitscontrole van Borgers. Zelf zou ik een systeem opperen die wel overeenkomsten heeft met het voornoemde systeem van Borgers, nu ik voorafgaand van het schrijven van dit onderzoek de intentie had om ook met een eigen sanctioneringssysteem te komen. Na het literatuuronderzoek zoals gebruikt in de voorgaande hoofdstukken bleek dit een ambitieuze doelstelling.

Het systeem zal, zoals gesteld, recht moeten doen aan art. 2, art. 3, art. 6 en art. 13 EVRM. Voorts zijn er een drietal perspectieven van waaruit gekeken kan worden naar het systeem en zijn er verschillende argumenten pro sanctionering. Zelf zou ik

aansluiting zoeken bij de bescherming van de subjectieve rechten van de verdachte en bij het constitutionele perspectief. Misbruik van dwangmiddelen of disproportioneel geweld (bij aanhouding) van de politie hoort in een rechtsstaat niet thuis en dit nadeel hoort dan ook zoveel mogelijk gecompenseerd te worden in de zin van de subjectieve rechten.

Ik zou zelf een systeem voorstellen waarbij in ieder geval de databank van Kuipers wordt geïncorporeerd. Het in kaart brengen van de structurele aard van bepaalde vormverzuimen biedt de rechter meer houvast in zijn beslissing omtrent de rechtsgevolgen. Ik zou deze databank laten opzetten door de rechtspraak in

samenspraak met advocaten, nu de rechtspraak reeds over een jurisprudentie databank beschikt en de advocaten kunnen aangeven waar de pijnpunten van cliënten zitten. Na het opzetten zou ik het beheer van de databank onderbrengen bij de website van rechtspraak.nl.

Ik acht het van groot belang om de sanctionering wel binnen het strafproces van de verdachte te laten plaatsvinden. De sanctionering is een belangrijke waarborg om dezelfde fouten in de toekomst te voorkomen en dient in die zin als

demonstratiefunctie. Interne sanctionering bij de politie kan soms als ondoorzichtig

worden ervaren of de schijn van belangenverstrengeling wekken.

Wellicht bestaat er een mogelijkheid om een tuchtrechter en een controlerende instantie te creëren voor politiegeweld. Hierbij spelen meerdere belangen een rol, waarbij gedacht kan worden aan een effectief rechtsmiddel ex art. 13 EVRM. Deze tuchtrechter kan niet ook de controlerende taak op zich nemen, nu er sprake moet zijn van een onafhankelijke instantie ex art. 2 EVRM. De huidige klachtenregeling zou men als te intern kunnen opvatten.

De tuchtrechter wordt in het leven geroepen om ook recht te doen aan de belangen van de politie, nu deze vaak aangeven dat het strafrecht niet de voorkeur geniet voor wat betreft disproportioneel geweld. Als de betreffende agent tuchtrechtelijk wordt vervolgd geeft dit wel een signaal af aan de verdachte die slachtoffer was van het disproportioneel geweld, in die zin dat de opsporingsambtenaar er niet mee weg komt. Daarnaast zou ik een integriteitscommissie in het leven roepen. Deze

integriteitscommissie krijgt een tweeledige taak. Zo zal hij de toezichthoudende en controlerende taak van de rechter overnemen, maar ook advies uitbrengen voor strafrechters.186 De rechter zal zijn mogelijkheden tot het gebruik van art. 359a Sv behouden, maar een striktere lijn zal geen probleem opleveren nu de integriteit gewaarborgd wordt door deze integriteitscommissie. Indien het de strafrechter, met het oog op de belangen van het slachtoffer en de maatschappij, niet gepast lijkt een rechtsgevolg te verbinden kan de verdachte zijn beklag doen bij de

integriteitscommissie. Deze commissie toetst de toepassing van art. 359a Sv en zal zijn eigen mogelijkheden krijgen zoals bijvoorbeeld schadevergoeding om zo de verdachte te compenseren. Deze integriteitscommissie kan ook door het constante toezicht al eerder in het proces reageren.187

Door de verdachte kan bij de integriteitscommissie een soort art. 12 procedure gestart worden, indien het in zijn strafzaak niet opportuun leek te zijn om de vormverzuimen 186 Om de integriteit van de integriteitscommissie te waarborgen zullen de adviserende leden geen plaats mogen nemen in de ‘rechtsprekende’ functie van dit toezichthoudende orgaan.

te sanctioneren en de politie ook niet tuchtrechtelijk wordt vervolgd.

Concluderend kan er gesteld worden dat er, met het oog op art. 2, art. 3, art. 6 en art. 13 EVRM en het overige nationale kader niet zozeer een alternatief kan worden geboden voor art. 359a Sv, als meer een uitbreiding. Dit is het voornoemde systeem van integrale kwaliteitscontrole. In dit systeem blijft de strafrechter art. 359a Sv hanteren, hetgeen zelfs op een strikte wijze kan geschieden nu de integriteit wordt gewaarborgd door een controlerende instantie. In het idee van Borgers zou deze instantie worden gevormd door de Nationale Ombudsman.