• No results found

3. Hoofdstuk 3 Normatief Kader

3.2. Europeesrechtelijk kader

3.2.1. Art 2 EVRM

Art. 2 EVRM behelst het recht op leven. Het leven van iedereen wordt beschermd door deze bepaling. Niemand kan opzettelijk van het leven worden beroofd,

behoudens een enkele uitzondering. In de zaak Stankov is uitgemaakt dat het recht op vergadering uitsluitend gegarandeerd is als er een effectieve bescherming tegen mensenrechtenschendingen wordt geboden.100 Nu betreft dit hoofdstuk het recht op

98 HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321

99 R. de Winter, ‘Heeft de Hoge Raad emoties?’, NJB 2013/1253 (20);

leven, dit arrest geldt mijn inziens ook naar analoge toepassing op het recht op leven. De uitzonderingen zijn opgenomen in lid 2 van dit artikel. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd te zijn met het onderhavige artikel ingeval het overlijden het gevolg is van geweld dat absoluut noodzakelijk101 is ter verdediging van wie dan ook, teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen en om oproer of opstand te onderdrukken. Een ´carte blanche´ levert dit echter niet op, nu er waarborgen dienen te zijn.102

De uitzonderingsgrond ‘ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld’ is aan de orde in McCan103 en in de latere zaken Giuliani & Gaggio.104 Deze laatst genoemde zaak is de zaak waarin de eis van de absolute noodzakelijkheid in de verdediging tegen onrechtmatig geweld naar voren komt. De tweede uitzondering, ter einde een arrestatie te bewerkstelligen, kan volgens het EHRM slechts ingeroepen worden onder zeer strikte voorwaarden. Dit is door het EHRM bepaald in Nachova. In de zaak van Nachova zijn er agenten gewapend met kalasjnikovs iemand gaan

arresteren. Toen de mannen probeerden te vluchten bij de arrestatie zijn zij doodgeschoten. Het hof overweegt hier: ‘the legitimate aim of effecting a lawful

arrest cannot justify putting human life at risk where the fugutive has commited a non-violent offence and does not pose a threat to anyone’. Er kan dus geen sprake zijn

van een rechtmatige arrestatie indien er veel geweld wordt toegepast ter arrestatie van een geweldloos verdachte van een geweldloos delict.

De derde uitzonderingsgrond komt voort uit de zaak Güleç t. Turkije.105 In deze zaak zijn een aantal betogers om het leven gekomen door politiekogels. De schending van art. 2 EVRM werd aangenomen omdat er sprake was van automatische geweren, hetgeen niet toegelaten mag worden tijdens betogingen. Hoewel dit een betoging betreft illustreert dit wel dat er een balans dient te zijn tussen het te bereiken doel en de methode waarop dit doel bereikt wordt. Een andere zaak wat betreft deze derde 101 EHRM, 4 mei 2001, Hugh Jordan / UK

102 EHRM 27.09.1995 Mc Cann and Others v. the UK judgment

103 EHRM 27.09.1995 Mc Cann and Others v. the UK judgment

104 EHRM 25 augustus 2009, Giuliani and Gaggio v. Italy

uitzondering is de zaak Perisan e.a. t. Turkije.106 In deze zaak ging het om een opstand in een gevangenis. Deze opstand werd neergeslagen met politieknuppels. Het EHRM kwam tot een schending omdat, gekeken naar de verwondingen van de politie, het gebruik van knuppels niet proportioneel werd geacht. Dit illustreert dat de politie niet zomaar gebruik mag maken van zijn wapenstok, maar pas als er sprake is van een reële dreiging richting zijn eigen lichamelijke integriteit.

De eerste en de tweede uitzonderingen zijn in onderhavig stuk het meest belangrijk, nu het gaat om politiegeweld (bij aanhouding). Kernpunt hierbij is dus de

noodzakelijkheid van een rechtmatige arrestatie ex art. 2 lid 2 sub b EVRM. De meest extreme van vorm van politiegeweld is namelijk dodelijk politiegeweld. Recente voorbeelden van de noodzakelijkheidseis zijn bijvoorbeeld Andreou v. Turkey107 en

Putintseva v. Russia.108Absoluut noodzakelijk betekent in dit geval dat het geweld, in

relatie tot het nagestreefde doel, moet voldoen aan zeer strikt toegepaste

proportionaliteits- en subsidiariteitseisen.109 Hoewel proportionaliteit niet expliciet in art. 2 EVRM voorkomt is dit een duidelijk onderdeel van de jurisprudentie van het EHRM. Recente voorbeelden waarin de proportionaliteit aan de orde kwam zijn de zaak Wasilewska and Kalucka v. Poland110 en Finogenov and others v. Russia.111In de

zaak van Wasilewksa is er een verdachte om het leven gekomen tijdens een anti- terreur operatie. De Poolse overheid kan de proportionaliteit van het geweld niet aantonen, mede door het ontbreken van wettelijke en administratieve waarborgen. In de zaak van Finegov wordt er een schending aangenomen omdat er sprake is van een inadequate planning en de nalatigheid van Rusland om onderzoek te doen naar hoe de reddingsoperatie i.c. tot stand is gekomen.

Het ópzettelijk doden van een arrestant is dus ook op grond van art. 2 EVRM niet toegelaten, omdat er dan niet voldaan is aan de eis van absolute noodzakelijkheid voor wat betreft het toegepaste geweld. Een schending van art. 2 EVRM kan ook worden 106 EHRM 20 mei 2010, Perisan e.a. t. Turkije, Nr. 12336/03).

107 EHRM 27 oktober 2009, Andreou t. Turkije

108 EHRM 10 mei 2012, Putintseva t. Rusland.

109 C.J.C.F. Fijnaut e.a. (red), Politie: Studies over haar werking en organisatie, Deventer: Kluwer 2007p. 686

110 EHRM 23 februari 2010, Wasilewska and Kalucka t. Polen

aangenomen als er geen sprake is van een dodelijke afloop, maar het gevaar tot dodelijke afloop wel aanwezig is geweest.112

Elke handeling van een politieambtenaar waarbij dwangmatige kracht wordt uitgeoefend en daardoor pijn en letsel wordt toegebracht en zeker wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van geweldsmiddelen, leidt tot een inbreuk op grondrechten ex art. 2 EVRM.113 Bij pijn en letsel kan al gedacht worden aan stompen, slaan of trappen. Alleen als er achteraf een noodzaak is ter verdediging tegen onrechtmatig geweld of om iemand rechtmatig te arresteren kan deze schending van art. 2 gelegitimeerd worden.

In het geval van politiegeweld heeft de staat een verplichting tot het verrichten van onderzoek.114 Deze verplichting bestaat om daarmee de effectieve uitvoering van nationale wetgeving die art. 2 EVRM beoogt te beschermen. Een dergelijk onderzoek is effectief als het tot de beantwoording kan leiden van de vraag of het geweld

gerechtvaardigd is geweest en leidt tot berechting van de dader.115 Het EHRM verplicht namelijk niet alleen tot onderzoek maar eist ook de start van de vervolging tegen hen die verantwoordelijk zijn voor het geweld.116