• No results found

In deze scriptie is onderzocht hoe het discours dat de Nederlandse overheid en veiligheidsdiensten gebruiken in het radicaliseringsbeleid zich verhoudt tot het discours rondom radicalisering dat moslimjongeren in Nederland gebruiken. Om deze vraag te beantwoorden zijn drie publicaties van de AIVD en NCTV geanalyseerd door middel van critical discourse analysis en zijn diepte-interviews afgenomen met acht Nederlandse moslimjongeren van Marokkaanse afkomst. Allereerst kwam naar voren dat de publicaties van de AIVD en NCTV voortkwamen uit een veiligheidsdiscours en dat dit discours ook terug te zien is in de publicaties. Zo wordt continu de bedreiging die uitgaat van jihadisme benadrukt en wordt er een risicogroep afgebakend, namelijk moslimjongeren. Daarnaast blijkt ook uit de publicaties dat de Nederlandse overheid en veiligheidsdiensten ook niet- gewelddadige radicalisering binnen de islam als problematisch beschouwen. Eén van de voornaamste verschillen tussen de discoursen was dat moslimjongeren veel meer nadruk leggen op de invloed van de maatschappelijke context, wanneer zij het onderwerp radicalisering bespreken en dat radicalisering volgens hen buiten de religie plaatsvindt. Geradicaliseerde jongeren werden door hen beschreven als slachtoffers van maatschappelijke problemen, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt, en die vanwege hun gebrek aan kennis over de islam als het ware ten prooi zijn gevallen aan een ronselaars. Hier stond tegenover dat door de veiligheidsdiensten geradicaliseerde personen als rationele actoren omschreven werden, die als gevolg van hun verminderde weerbaarheid, of eventueel als gevolg van hun deelname in orthodox-islamitische gemeenschappen, zijn geradicaliseerd.

Verder viel op dat de oorzaken van radicalisering die door de veiligheidsdiensten benoemd werden, vrij goed overeenkwamen met de oorzaken die de moslimjongeren benoemden. In beide gevallen kwamen deze oorzaken ook veel overeen met de oorzaken die in de wetenschappelijke literatuur voorgedragen werden door onder andere Doosje et al (2013) en Slootman en Tillie (2006). Voornaamste oorzaken zouden zijn dat jongeren zelf ervaring hebben met negatieve vooroordelen en discriminatie en dat jongeren daarnaast ook het gevoel hebben dat moslims wereldwijd onderdrukt worden. Wat opvallend was, was dat in de publicaties deze factoren vaak vanuit een individualistisch oogpunt beschreven werden als een “verminderde weerbaarheid” en niet als maatschappelijke problemen. Uit de interviews bleek daarentegen dat deze sentimenten, in meer of mindere mate, bij alle respondenten naar voren kwamen. Wellicht zouden deze factoren in het radicaliseringsbeleid niet als individuele factoren beschouwd moeten worden, maar als sentimenten die door een groter deel van de

56

islamitische gemeenschap zo gevoeld worden. Het radicaliseringsbeleid zou dan wellicht ook niet gericht moeten zijn op het tegengaan van individuele weerbaarheid, maar het bespreekbaar maken van maatschappelijke problemen en het erkennen van de gevoelens en sentimenten van deze jongeren.

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het Nederlandse radicaliseringsbeleid voortkomt uit een veiligheidsdiscours en dat de problematiek rondom radicalisering benaderd wordt vanuit een individualistisch perspectief waarin men zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar weerbaarheid. Dit veiligheidsdiscours komt op bijna alle vlakken niet overeen met het discours dat de moslimjongeren gebruiken. Zij benaderen radicalisering vooral als een probleem wat voortkomt uit maatschappelijke en politieke problemen en beschouwen radicalisering als een proces wat plaatsvindt buiten de islam.

Een tekortkoming aan dit onderzoek is de hoeveelheid data die verzameld en geanalyseerd is. Uiteindelijk zijn 8 moslimjongeren geïnterviewd, waardoor de uitkomsten van dit onderzoek moeilijk gegeneraliseerd kunnen worden. Verder bleek gedurende het onderzoek dat de meeste jongeren van mening waren dat vooral de media invloed heeft op het maatschappelijke debat rondom radicalisering. In een vervolgonderzoek zou dus wellicht ook een critical discourse analysis van krantenartikelen, televisiefragmenten en opiniestukken gedaan kunnen worden om vervolgens het discours wat in de media gebruikt wordt ook mee te nemen in de vergelijking. Daarnaast bleek gedurende de interviews dat een tekortkoming aan het onderzoek mijn gebrek aan kennis over de islam was. Wellicht zou dit onderzoek beter uitgevoerd kunnen worden door iemand die de koran bestudeerd heeft en kritische vragen zou kunnen stellen wat betreft onderwerpen als ‘jihad’ en de verschillende interpretaties binnen de islam van sommige verzen. Voorafgaande aan de interviews heb ik mij wel ingelezen in wat de term ‘jihad’ betekent, maar dit was absoluut niet genoeg kennis om dit onderwerp met de respondenten te bespreken.

Gedurende het onderzoek liep ik ook tegen enkele praktische problemen aan, die ook invloed hebben gehad op de uitwerking van het onderzoek. Voorafgaand aan het onderzoek had ik contact met twee respondenten en had ik aan hen gevraagd of zij nog mensen kenden die ook geïnterviewd zouden willen worden. Zij gaven aan genoeg mensen te kennen, echter op het moment dat zij anderen gingen benaderen bleek dat veel mensen aangaven dat zij dit gevoelige onderwerp niet met mij wilde bespreken, omdat ik een witte niet-religieuze Nederlandse vrouw ben. Verder kreeg ik gedurende de interviews meerdere keren het gevoel dat respondenten sociaalwenselijke antwoorden gaven en dat zij pas aan het einde van het interview wat meer open waren over hun gevoelens en opvattingen over maatschappelijke

57

problemen en bijvoorbeeld hun ideeën over vrijheid van meningsuiting. Mochten respondenten gedurende interviews het gevoel gehad hebben dat zij niet volledig open en eerlijk konden zijn, dan heeft dat natuurlijk ook invloed gehad op het onderzoek. Wellicht zou het onderzoek beter verlopen zijn als de interviews werden afgenomen door iemand met een islamitische achtergrond.

58

Literatuur

Aiello, E., Puigvert, L. & Schubert, T. (2018). Preventing Violent Radicalization of Youth through Dialogic Evidence-based Policies. International Sociology, 33(4), 435-453.

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (2007). Geraadpleegd op 12-04-19:

https://www.aivd.nl/documenten/publicaties/2007/10/09/aivd-rapport-%E2%80%98radicale- dawa-in-verandering-de-opkomst-van-islamitisch-neoradicalisme-in-nederland%E2%80%99

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (2014). Geraadpleegd op 12-04-19:

https://www.aivd.nl/documenten/publicaties/2014/06/30/transformatie-van-het-jihadisme-in- nederland

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (2019). Geraadpleegd op 22-05-19:

https://www.aivd.nl/onderwerpen/publicaties

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (2019). Terrorisme. Geraadpleegd op 09-02- 2019:

https://www.aivd.nl/onderwerpen/terrorisme

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (2019). Uitreizigers en Terugkeerders. Geraadpleegd op 09-02-19:

https://www.aivd.nl/onderwerpen/terrorisme/dreiging/uitreizigers-en-terugkeerders

Awan, I. (2012). “I Am a Muslim Not an Extremist”: How the Prevent Strategy Has Constructed a “Suspect” Community. Politics & Policy, 40(6), 1158-1185.

Ayden, N., Fischer, P. & Frey, D. (2010). Turning to God in the Face of Ostracism: Effects of Social Exclusion on Religiousness. Personality and Social Psychology Bulletin, 36, 742-753.

Aziz, S. F. (2014). Policing terrorists in the community. Harvard National Security

Journal, 5(1), 147-224.

Beck, U. (2003). The Silence of Words: On Terror and War. Security Dialogue, 34(3), 255– 267.

Bloul, R. (1996). Endering Muslim Identities: Deterritorialization and the Ethnicization Process in France. In: Metcalf, B. D., (1996). Making Muslim Space in North America and

Europe. Los Angeles: University of California Press.

Borum, R. (2012). Radicalization into Violent Extremism I: A Review of Social Science Theories. Journal of Strategic Security, 4(4), 7-36.

Charmaz, K. (2006). Constructing Grounded Theory. London: Sage Publications.

Connor, P. (2010). Contexts of Immigrant Receptivity and Immigrant Religious Outcomes: The case of Muslims in Western Europe. Ethnic and Racial Studies, 33, 376-404.

59

Della Porta, D. & LaFree, G. (2012). Guest Editorial: Processes of Radicalization and De- Radicalization. International Journal of Conflict and Violence, 6(1), 4-10.

Doosje, B., Loseman, A. & Van den Bos, K. (2013). Determinants of Radicalization of Islamic Youth in the Netherlands: Personal Uncertainty, Perceived Injustice, and Perceived Group Threat. Journal of Social Issues, 69(3), 586-604.

Ellis, B. H. & Abdi, S. (2017). Building Community Resilience to Violent Extremism Through Genuine Partnerships. American Psychologist, 72(3), 289-300.

Erikson, E. (1963) Childhood and Society. New York: Norton.

Fairclough, N. (2010). Critical Discourse Analysis. The Critical Study of Language. London: Routledge.

Fairclough, N. (1992). Discourse and social change. Cambridge, UK: Polity Press.

Furedi, F. (2005). Terrorism and the Politics of Fear, in Hale C. et al, Criminology. Oxford: Oxford University Press, 307–322.

Ghorashi, H. (2010). From Absolute Invisibility to Extreme Visibility: Emancipation Trajectory of Migrant Women in the Netherlands. Feminist Review, 94, 75-92.

Githens-Mazer, J. (2012). The Rhetoric and Reality: Radicalization and Political Discourse.

International Political Science Review, 33(5), 556-567.

Graaff, de, B. (2008) Hoe breed? Contraterrorisme- en Radicaliseringsbeleid onder de Loep. In: Monitor Racisme en Extremisme. Achtste Rapportage van Donselaar, J. & Rodrigues, P.R.. Amsterdam: Amsterdam University Press/ Anne Frank Stichting.

Güngör, D., Fleischmann, F., Phalet, K & Maliepaard, M. (2013). Contextualizing Religious Acculturation: Cross-cultural Perspectives on Muslim Minorities in Western Europe.

European Psychologist. 18, 203-214.

Hammond, P.E. & Warner, K. (1998). Religion and the persistence of identity in late-

twentieth century America. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 527, 55-56.

Hogg, M. A. (2000). Subjective Uncertainty Reduction through Selfcategorization: a

Motivational Theory of Social Identity Processes. European Review of Social Psychology. 11, 223-255.

Hudson, B. (2003). Justice in the Risk Society. London: Sage.

Hurd, N. M., Zimmerman, M. A. & Reischl, T. M. (2011). Role Model Behavior and Youth Violence: a Study of Positive and Negative Effects. Journal of Early Adolescence, 31(2), 323- 354.

60

Kanmaz, M. (2003). ‘Onze nationaliteit is onze Godsdienst’: Islam als ‘identity marker’ bij jonge Marokkaanse moslims in Gent. In: Foblets, M. & Cornelis, E., (2003). Migratie, zijn wij

uw kinderen? Identiteitsbeleving bij Allochtone Jongeren. Leuven: Acco.

King, P. E. & Boyatzis, C. J. (2004). Exploring Adolescent Spiritual and Religious Development: Current and Future Theoretical and Empirical Perspectives. Applied

Developmental Science, 8(1), 2-6.

Komen, M.M. (2013). Homegrown Muslim Extremism in the Netherlands: An Exploratory Note. Journal of Strategic Security, 7(1), 47-53.

Koning, de, M. (2008). Zoeken naar een ‘zuivere’ Islam: Geloofsbeleving en

Identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse Moslims. Amsterdam: Uitgeverij Bert

Bakker.

Malthaner, S. (2017). Radicalization: The Evolution of an Analytical Paradigm. European

Journal of Sociology, 58(3), 369-401.

McAuley, C. & Moskalenko, S. (2014). Toward a Profile of Lone Wolf Terrorists: What Moves an Individual from Radical Opinion to Radical Action. Terrorism and Political

Violence, 26(1), 69-85.

McAuley, C. & Moskalenko, S. (2017). Understanding Political Radicalization: The Two- Pyramids Model. American Psychologist, 72(3), 205-216.

Moghaddam, F. M. (2005). The staircase to terrorism: A psychological exploration. American

Psychologist, 60, 161–169.

Murshed, S. M. & Pavan, S. (2011). Identity and Islamic Radicalization in Western Europe.

Civil Wars, 13(3), 259-279.

Mythen, G. & Walklate, S. (2008). Terrorism, Risk and International Security: The Perils of Asking ‘What If?’. Security Dialogue, 39(2), 221-242.

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2014). Handreiking aanpak van radicalisering en terrorismebestrijding op lokaal niveau. Geraadpleegd op 10-02-19:

https://www.nctv.nl/binaries/handreiking-

terrorismebestrijding%20voor%20gemeenten_tcm31-31657.pdf

Notten, T. & Witte, T. (2011). Radicalisering Moslimjongeren in Rotterdam? Journal of

Social Intervention: Theory and Practice, 20(2), 54–69.

Ong, B. K. (2012). Grounded Theory Method (GTM) and the Abductive Research Strategy (ARS): a Critical Analysis of Their Differences. International Journal of Social Research

Methodology, 15(5), 417-432.

Pantazis, C. & Pemberton, S. (2009). From the ‘Old’ to the ‘New’ Suspect Community: Examining the Impacts of Recent UK Counter-Terrorist Legislation. British Journal of

61

Peek, L. (2005). Becoming Muslim: The Development of a Religious Identity. Sociology of

Religion, 66(3), 215-242.

Phalet, K. (2003). De Constructie van Etnisch-Religieuze Identiteit en Alteriteit:

Beeldvorming en Beleving van de Islam in Nederland. In: Foblets, M. & Cornelis, E., (2003).

Identiteitsbeleving bij Allochtone Jongeren, 155-184. Leuven: Acco.

Phalet, K. & Ter Wal, J. (2004). Moslim in Nederland. Deel A, Religie en migratie:

sociaalwetenschappelijke databronnen en literatuur. Den Haag: Sociaal en Cultureel

Planbureau.

Ragazzi, F. (2016). Suspect Community or Suspect Category? The Impact of Counter-

Terrorism as ‘Policed Multiculturalism’. Journal of Ethnic and Migration Studies, 42(5), 724- 741.

Richardson, J. E. (2007). Analysing newspapers: An approach from critical discourse

analysis. Hampshire, UK: Palgrave Macmillan.

Rose, N. (1999). Powers of Freedom: Reframing Political Thought. Cambridge: Cambridge University Press.

Roy, O. (2004). Globalized Islam: The Search for a new Ummah. New York: Columbia University Press.

Sageman, M. (2004) Understanding Terror Networks. Philadelphia: University of Pennsylvania Press.

Schmitt, M. & Maes, J. (2002). Stereotypic Ingroup Bias as Selfdefense against Relative Deprivation: Evidence form a Longitudinal study of the German Unification Process.

European Journal of Social Psychology. 32, 309-326.

Sedgwick, M. (2010). The Concept of Radicalization as a Source of Confusion. Terrorism

and Political Violence, 22(4), 479-494.

Slootman, M. & Tillie, J. (2006). Processen van Radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse Moslims Radicaal worden. Instituut voor Migratie- en Etnische Studies

Smith, E. R. (1993). Social Identity and Social Emotions: Towards new Conceptualisations of Prejudice. In: Mackie, D. M. & Hamilton, D. L. (1993) Affect, Cognition and Stereotyping:

Interactive Processes in Group Perception. Oxford: Blackwell.

Stets, J. E. & Burke, P. J. (2000). Identity Theory and Social Identity Theory. Social

Psychology Quarterly, 63(3), 224-237.

Stryker, S. & Burke, P. J. (2000). The Past, Present, and Future of an Identity Theory. Social

Psychology Quarterly, 63(4), 284-297.

Timmermans, S. & Tavory, I. (2012). Theory Construction in Qualitative Research: From Grounded Theory to Abductive Analysis. Sociological Theory, 30(3), 167-186.

62

Veldhuis, T. & Staun, J. (2009). Islamtist Radicalisation: A Root Cause Model. Den Haag: Netherlands Institute of International Relations Clingendael.

Verkuyten, M. (2016). The Integration Paradox: Empirical Evidence from the Netherlands. American Behavioral Scientist, 60, 583-596.

Verkuyten, M. (2018). Religious Fundamentalism and Radicalization Among Muslim Minority Youth in Europe. European Psychologist, 23(1), 21-31.

Verkuyten, M., Thijs, J. & Stevens, G. (2012). Multiple Identities and Religious

Transmission: A Study Among Moroccan-Dutch Muslim Adolescents and Their Parents.

Child Development, 83(5), 1577-1590.

Vermeulen, F. (2014). Suspect communities. Targeting Violent Extremism at the local level: Policies of Engagement in Amsterdam, Berlin and London. Terrorism and Political Violence, 26, 286-306.

Visser-Vogel, E., Kock, J., Barnard, M. & Bakker, C. (2015). Sources for Religious Identity Development of Orthoprax Muslim Adolescents in the Netherlands. Journal of Muslims in

Europe, 4, 90-112.

Wiktorowicz, Q. (2005). Radical Islam rising: Muslim Extremism in the West. Lanham: Rowman and Littlefield.

63

Bijlage: Interviewguide

Intro:

Zelf voorstellen, uitleg geven wat bedoeld wordt met de term “radicalisering” in dit interview Respondent algemene vragen stellen

Interview:

Heb je zelf wel eens iets gehoord over het Nederlandse radicaliseringsbeleid? Wat denk je dat de oorzaken van radicalisering van radicalisering zijn? Wordt er genoeg aandacht aan deze factoren besteed?

Heb je je ooit geremd gevoeld in het praktiseren van je geloof, omdat je bang was dat je misschien als radicaal gezien zou kunnen worden?

Wat vind je er van dat moskeeën betrokken worden bij het tegengaan van radicalisering? Wat is volgens jou radicalisering?