• No results found

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar het antwoord op de vraag in hoeverre rechtseenheid is ontstaan in de toepassing van de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit door de civiele rechter en de bestuursrechter vanaf de Meerssen-uitspraak. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn een viertal deelvragen opgesteld. Voordat deze hoofd- en deelvragen konden worden beantwoord, is eerst in hoofdstuk 2 ingegaan op een aantal algemene leerstukken die een rol spelen omtrent de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit.

In hoofdstuk 3 werd vervolgens aandacht besteed aan de eerste deelvraag die luidde: hoe pasten de Hoge Raad en de Afdeling de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit toe tot aan het moment van publicatie van het Hengelo/Wevers-arrest? Deze deelvraag is beantwoord aan de hand van een overzicht van zowel de civiel- als bestuursrechtelijke jurisprudentie waarin de leer werd toegepast vanaf de Meerssen-uitspraak uit 2004 tot aan het Hengelo/Wevers-arrest uit 2016. Uit dit overzicht is gebleken dat de civiele rechter het zou hebben genomen-criterium toepaste terwijl de Afdeling het zou hebben kunnen nemen-criterium aanhield.

In hoofdstuk 4 werd nader ingegaan op deze criteria waarbij de tweede deelvraag - of deze verschillende criteria ook daadwerkelijk een verschil in de toepassing van de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit met zich brachten – centraal stond. Deze vraag moest (gedeeltelijk) positief worden beantwoord nu tussen beide rechtscolleges verschillen bestonden op het gebied van het causaliteitscriterium en de bewijsregels. Over verschillen in de invloed van de verlengde besluitvorming kon geen conclusie getrokken worden. In hoofdstuk 5 kwamen deze verschillen, gelet op rechtseenheid, nader aan bod. Ook werden de mogelijke beweegredenen van de Afdeling om een afwijkend criterium te hanteren besproken alsmede de kritiek op dit afwijkende criterium vanuit de literatuur.

Hoofdstuk 6 bestaat uit een overzicht van de recent verschenen jurisprudentie van zowel de civiele rechter als de bestuursrechter vanaf het moment waarop het Hengelo/Wevers-arrest is gewezen. Met dit overzicht kon de derde deelvraag - welke veranderingen Hengelo/Wevers in de jurisprudentie teweeg heeft gebracht in de wijze waarop de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit wordt toegepast door de Hoge Raad en de Afdeling - worden beantwoord.

- 51 -

Uit de onderzochte jurisprudentie is gebleken dat afstemming heeft plaatsgevonden waardoor zowel de Hoge Raad als de Afdeling inmiddels het zou hebben genomen-criterium toepassen. In hoofdstuk 7 stond beantwoording van de vierde deelvraag - of naar de huidige stand van zaken in de jurisprudentie verschillen bestaan tussen de Hoge Raad en de Afdeling in de wijze waarop de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit wordt toegepast - centraal. Deze deelvraag werd negatief beantwoord nu geconcludeerd moest worden dat ten aanzien van het te hanteren causaliteitscriterium, de bewijsregels en de invloed van de verlengde besluitvorming de Hoge Raad en de Afdeling inmiddels op één lijn zitten. Bij deze conclusie is wel de kanttekening geplaats dat enkele onduidelijkheden bestaan over de bewijslastverdeling. Met behulp van de antwoorden op de vier deelvragen, kon in hoofdstuk 8 de hoofdvraag - in hoeverre rechtseenheid is ontstaan in de toepassing van de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit door zowel de civiele rechter als de bestuursrechter vanaf de Meerssen-uitspraak – worden beantwoord. Daar waar de Hoge Raad en de Afdeling de leer van het hypothetisch rechtmatig besluit in de ‘oude’ jurisprudentie nog op verschillende wijze toepasten, zijn deze verschillen met de recent verschenen jurisprudentie weggenomen waardoor tussen beide rechtscolleges rechtseenheid in rechtsspraak is ontstaan. Daarbij werd opgemerkt dat uit de recente jurisprudentie blijkt dat enkel (zichtbaar) gebruik is gemaakt van het afstemmingsinstrument van de verwijzing.

- 52 -

Literatuurlijst

Lijst van aangehaalde literatuur Asser Procesrecht/Asser3 2013.

W.D.H. Asser, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands

Burgerlijk Recht. Procesrecht. 3. Bewijs, Deventer: Kluwer 2013. Asser/Hartkamp & Sieburgh 6–II 2013.

A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis in het algemeen, tweede gedeelte, Deventer: Wolters Kluwer 2012.

Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015.

A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel IV. De verbintenis uit de wet,

Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Barkhuysen, Den Ouden & Tjepkema 2012.

T. Barkhuysen, W. den Houden & M.K.G. Tjepkema, ‘Inleiding: coulant compenseren?’ in: T. Barkhuysen e.a. (red.), Coulant compenseren? Over

overheidsaansprakelijkheid en rechtspolitiek, Deventer:Kluwer 2012, p. XIII- XXXIII. Berkel-Kikkert & Broekhuizen, JBplus 2009/1.

G.M.T Berkel-Kikkert & E.G.J. Broekhuizen, ‘Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten; de jurisprudentie op een rij (deel 1)’, JBplus 2009 afl. 1, p. 34-53.

Boesveld, Gst. 2014/115.

R.D. Boesveld, annotatie bij: ABRvS 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:229, Gst. 2014/51.

Boesveld & De Jongh, Gst. 2016/112.

R.D. Boesveld & D.J. de Jongh, annotatie bij: HR 3 juni 2016, ECLI:HR:NL:2016:1112 (Hengelo/Wevers), Gst. 2016/112.

- 53 - Boesveld, Gst. 2017/51.

R.D. Boesveld, annotatie bij: ABRvS 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3462 (Biolicious), Gst. 2017/51.

Boonekamp, GS Schadevergoeding.

R.J.B. Boonenkamp, ’art. 6:98 BW, aant. 3.6.2’ in: A.T. Bolt (red.), Groene Serie

Schadevergoeding, Deventer: Wolters Kluwer (online via Legal Intelligence). Tekst & Commentaar Algemene wet bestuursrecht 2015.

T.C. Borman e.a. (red.), Tekst en commentaar Algemene wet bestuursrecht, Deventer:Kluwer 2015 (online via Legal Intelligence).

Damen, Ars Aequi, 2005/4.

L.J.A. Damen, ‘De Amelandse benzinepomp die tijdelijk illegaal was’, Ars Aequi, 2005, afl. 4, p.276-281.

Den Hollander, Maandblad voor Vermogensrecht 2013, nummer 7/8.

P.W. den Hollander, ‘Stroomlijning van overheidsaansprakelijkheid voor de overschrijding van een wettelijke beslistermijn’, Maanblad voor Vermogensrecht 2013, afl. 7/8, p.200-206.

Di Bella 2014.

L. Di Bella, De toepassing van de vereisten van causaliteit, relativiteit en toerekening

bij de onrechtmatige overheidsdaad (diss. Leiden), Kluwer 2014. Di Bella & Van der Grinten, O&A 2017/16.

L. Di Bella & J.H.A. van der Grinten, annotatie bij: ABRvS 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3462 (Biolicious), O&A 2017/16.

Di Bella, AB 2017/232.

L. Di Bella, annotatie bij: HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:1112 (Hengelo/Wevers), AB 2017/232.

- 54 - Ettekoven, van, 2015.

B.J. van Ettekoven, ‘Rechtseenheid en afstemming tussen bestuursrechters en de Hoge Raad’ in: R.J.N. Schlössels e.a. (red.), De burgerlijke rechter in het publiekrecht (feestbundel honderd jaar Noordwijkerhout/Guldemond), Deventer:Wolters Kluwer 2015, p. 649-666.

Kortmann 2002, NTB 2002/4-5.

C.J.N. Kortmann, ‘Schade na vernietiging en verlengde besluitvorming: een doos van Pandora’, NTB 2002, afl. 4/5, p.98-106.

Kortmann, Gst. 2005, 73.

C.J.N. Kortmann, ‘Pandora revisited. Twee principiële Afdelingsuitspraken over causaal verband bij vernietigde besluiten’, Gst. 2005, 73.

Kortmann & Van der Grinten 2012.

C.N.J. Kortmann & J.H.A. van der Grinten, ‘Artikel 6:98 BW opgepoetst. Een beschouwing over causaliteit als rechtspolitiek alternatief voor de relativiteitsleers.’ in: T. Barkhuysen e.a. (red.), Coulant compenseren? Over overheidsaansprakelijkheid en

rechtspolitiek, Deventer:Kluwer 2012, p. 273-295. Kortmann 2012, O&A 2012/86.

C.N.J. Kortmann, ‘Causaliteit bij vernietigde of herroepen besluiten. Een systematische beschrijving van 15 jaar bestuursrechtspraak over oorzakelijk verband’, O&A 2012/86.

Kortmann, AB 2017/88.

C.N.J. Kortmann, annotatie bij: ABRvS 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3462 (Biolicious), AB 2017/88.

Laat, de, TRA 2017/53.

J.J.M. de Laat, annotatie bij: HR 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:18, TRA 2017/53.

Lubach & Stortelder 2015, O&A 2015/31.

R.D. Lubach & A. Stortelder, ‘Causaliteit bij besluitenaansprakelijkheid: verfijning en inspiratie uit het civiele schadevergoedingsrecht’, O&A 2015/31.

- 55 - Moor-van Vugt, de, O&A 2017/4.

A.J.C. de Moor-van Vugt, ‘Rechtseenheid in het bestuursrecht: een gestrande missie?’,

O&A 2017/4. Polak 2015.

J.E.M. Polak, ‘Samenwerking van hoogste rechters aan rechtseenheid’ in: J.E.M. Polak & S.J.G.N.M. Willard, Samenwerking van hoogste rechters aan rechtseenheid (Maaskantlezing 2015), Oisterwijk:Wolf Legal Publisher 2015, p. 15-49.

Ravels, van, O&A 2009, 3.

B.P.M. van Ravels, ‘De Amelandse benzinestations – de koers van de Afdeling in het besluitenaansprakelijkheidsrecht’, O&A 2009, 3.

Ravels, van, JOR 2010/235.

B.P.M. van Ravels, annotatie bij: Gerechtshof Amsterdam 15 juni 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2244, JOR 2010/235.

Ravels, van, 2015.

B.P.M. van Ravels, ‘Causaliteit: afstemming van causaliteitsleren in het besluitenaansprakelijkheidsrecht’ in: R.J.N. Schlössels e.a. (red.), De burgerlijke

rechter in het publiekrecht (feestbundel honderd jaar Noordwijkerhout/Guldemond),

Deventer:Wolters Kluwer 2015, p. 667-699.

Schlössels & Zijlstra 2014.

R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Onderwijseditie Bestuursrecht in de sociale

rechtsstaat 2. Rechtsbescherming Overheidsaansprakelijkheid, Deventer:Kluwer 2014. Schlössels 2015.

R.J.N. Schlössels, ‘Vooraf’ in: R.J.N. Schlössels e.a. (red.), De burgerlijke rechter in

het publiekrecht (feestbundel honderd jaar Noordwijkerhout/Guldemond), Deventer:Wolters Kluwer 2015, p. V-VI.

- 56 - Schutgens 2009.

R.J.B. Schutgens, Onrechtmatige wetgeving, Kluwer:Deventer 2009.

Schuurmans 2005.

Y.E. Schuurmans, Bewijslastverdeling in het bestuursrecht. Zorgvuldigheid en

bewijsvoering bij beschikkingen (diss. Leiden), Kluwer 2005. Schuurmans 2007.

Y.E. Schuurmans, ‘Een vergelijking tussen de uitgangspunten van het civiele en het bestuursrechtelijke bewijsrecht’, in: R.J.N. Schlössels e.a. (red.), In eenheid – Over

rechtseenheid en uniforme rechtstoepassing in het bestuursrecht, Den Haag: Sdu

uitgevers 2007.

Stip & Zijlstra, RegelMaat 2015 (30) 6

M.J.C. Stip en S.E. Zijlstra, ‘Rechtseenheid: concepten, motieven, actoren en instrumenten’, Regelmaat 2015, afl. 6, p. 406-421.

Tak, NJB 2002/30.

A.Q.C. Tak, ‘Rechters met slappe knieën’, NJB 2002, afl. 30, p. 1459-1462.

Timmermans, JB 2016/129.

L.J.M. Timmermans, annotatie bij: HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1112 (Hengelo/Wevers), JB 2016/123.

Timmermans, JB 2017/17.

L.J.M. Timmermans, annotatie bij: HR 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:18 (UWV), JB 2017/17.

- 57 - Parlementaire stukken

Rapport van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht 2016

Rechtseenheid tussen de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, Rapport van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht, Augustus 2016, Bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 34389, 9.

PG Awb II, UCV, p.480.

Verslag uitgebreide commissievergadering vaste Commissies voor justitie en binnenlandse zaken 14 juni 1992, Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, UCV 32 (online via: http://pgawb.nl/pg-awb-digitaal/hoofdstuk-8/8-2-behandeling-van-het- beroep/8-2-6-uitspraak/artikel-873/)

Kamerstukken II 2015/16 , 34 389.

Wetsvoorstel ‘Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak’, Kamerstukken II 2015/16, 34 389.

Overig

Jaarverslag Raad van State 2016

Raad van State, ‘Jaarverslag Raad van State 2016’, (online via: https://jaarverslag.raadvanstate.nl/)

- 58 - Jurisprudentieregister

Hoge Raad der Nederlanden

HR 31 december 1915, NJ 1916, p. 404 (Guldemond/Noordwijkerhout).

HR 28 juni 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8976 (Claas/Van Tongeren), NJ 1986, 356 m.nt. M. Scheltema.

HR 16 mei 1986, AB 1986, 573 (Heesch/van den Akker) m.nt F.H. van der Burg.

HR 7 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2795, NJ 2002, 576 m.nt J.B.M. van Vrancken. HR 1 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6659 (Janse/Steenbergen), JB 2005/136.

HR 31 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0002, JOR 2008/353. HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:BX7579.

HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1112 (Hengelo/Wevers), JOM 2016/1022. HR 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:18 (UWV), JAR 2017/55.

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

ABRvS 19 februari 1998, ECLI:NL:RVS:1998:AN5625, AB 998, 202 m.nt. P.J.J. van Buuren. ABRvS, 15 december 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR7587 (Amelandse bezinepomphouder I),

O&A 2005, 7.

ABRvS 15 december 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR7586 (Meerssen), JB 2005/58 m.nt. R.J.N. Schlössels.

ABRvS 18 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT5690, JB 2005/191. ABRvS 20 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA7600, JB 2007/150.

ABRvS 24 december 2008 ECLI:NL:RVS:2008:BG8294, AB 2009/213 m.nt. A.M.L. Jansen. ABRvS 26 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4316, JOM 2014/1218.

ABRvS 25 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:957.

- 59 -

ABRvS 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:162, JOM 2017/115. ABRvS 8 februari 2017, ECLI:NL:HR:RVS:2017:324.

ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1429. ABRvS 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1749

Rechtbanken