• No results found

Conclusie beoordeling groep drie/vier

In document Scriptie (pagina 47-53)

22 Ook bij deze foto’s kun je wat betreft het commentaar twee kanten op.

2.5 Conclusie beoordeling groep drie/vier

De kinderen laten zich bij het beoordelen van de foto’s sterk visueel leiden. Ze kijken aandachtig naar wat er op de foto te zien is, en letten daarbij op àlles. Deze ‘losse elementen’ brengen ze vervolgens met elkaar in verband om op die manier tot een conclusie over de foto te komen. Een goed voorbeeld hiervan is foto nummer 13. De kinderen zien de volgende dingen op de foto: de grote hoeveelheid aan auto’s op de achtergrond, de campingspullen en het lachen van de man. Kinderen koppelen deze gegevens aan elkaar en maken aan de hand hiervan een verhaal. Dat leidde bij deze foto tot twee conclusies. De eerste was dat de man op vakantie was en daarom zo veel plezier had. De tweede conclusie was dat de man heel vrolijk was omdat hij veel auto’s verkocht had wat hem veel geld opleverde. Beide logische conclusies, gezien de, in het beeld aanwezige aspecten. Maar niet juist. Wanneer de kinderen een beoordeling geven van de (situatie op de) foto, maken ze dus een optelsom van alle aanwezige elementen om tot een conclusie te komen. In alinea drie ga ik verder op dit punt in, eerst wil ik het nog hebben over het geven van een mening door de kinderen.

Allereerst werden de kinderen in groepjes verdeeld en gaven ze één voor één hun mening over een foto. Ik liep rond door het klaslokaal en merkte al snel op dat de meningen van de kinderen heel oppervlakkig waren. Ik heb ze toen nogmaals gewezen op een aantal vragen (dezelfde vragen als op de vragenlijst, behandeld in hoofdstuk 2.1), die ze aan elkaar konden stellen en waar ze het met elkaar over konden hebben. Op die manier heb ik ze heb even moeten sturen. Maar het hielp de kinderen wel op weg. Het was heel leuk om te zien dat de vragen er toe leidde dat er in de groepen onderlinge discussies ontstonden. De kinderen waren hier over het algemeen heel serieus in. Ze gaven meestal weloverwogen hun mening waarbij ze van tevoren nadachten over wat ze wilden zeggen. Af en toe kwam hun jonge leeftijd om de hoek kijken, waardoor ze heel impulsief een mening gaven. Zoals een jongen die een foto van een aantal autowegen ‘gaaf’ vond omdat het net een racebaan was.

De kinderen waren overigens ook erg geïnteresseerd in de mening van een ander.

Vervolgens zijn alle kinderen bij elkaar in een kring gaan zitten en hebben we gezamelijk de foto’s nogmaals doorgenomen en besproken. Ook hier luisterden de kinderen naar elkaars me- ning en vulden elkaar aan, daar waar ze het nodig achtte. Er was sprake van een heel open sfeer waarbij de kinderen iets durfden te zeggen als ze wilden. Ze waren niet bang om hun mening te geven. Iets wat toch ook regelmatig voor komt: dat een aantal kinderen niets durven te zeggen omdat ze bang zijn voor de reactie van de andere kinderen in de klas. Ik vond dat daar op dit moment helemaal geen sprake van was. De kinderen respecteerden elkaars (‘afwijkende’) mening en durfden ook met elkaar in discussie te gaan om een en ander aan elkaar duidelijk te maken.

De kinderen zijn, gezien hun jonge leeftijd, nog niet in staat om een situatie te koppelen aan een specifieke situatie uit de maatschappij. Ze zijn wel in staat oppervlakkig een en ander uit de maatschappij aan te halen, bijvoorbeeld dat de foto in een oorlogssituatie gemaakt zal zijn omdat de mensen verdrietig zijn en er armoedig uit zien. Maar een specifieke situatie kunnen ze niet geven. Toch waren er een aantal kinderen die heel wijselijke opmerkingen maakten. Een kind uit groep drie bijvoorbeeld haalde een verhaal over slavernij aan. Hij vertelde dat in Afrika veel mensen als slaaf werken, en dat ze tijdens hun werkzaamheden regelmatig heel slecht behandeld worden. Bij het zien van deze twee foto’s (nummer 11) moest hij direct aan die situatie denken omdat de mensen heel triest keken. Daarnaast leek het voor hem ook net of de mensen gevan- gen zaten. Tot slot concludeerde hij dat de hand van de man op de onderste foto eraf gehakt was door zijn baas.

Deze foto’s hadden uiteindelijk niets met slavernij te maken, maar met een oorlog. Toch vond ik het bijzonder knap dat de jongen zoveel kennis over slavernij had, helemaal gezien zijn leeftijd (zes jaar). Ik vond zijn conclusie ergens ook heel logisch. Er waren op het eerste gezicht geen concrete aanwijzingen voor een oorlog in beeld te vinden. Wij volwassenen zijn beter op de hoogte van maatschappelijke problemen en situaties en kunnen dit beeld met kennis van enige achtergrondinformatie een plaats geven. Een kind kan dat niet. Ik kan me daarom voorstellen dat, door de aanwezigheid van hekwerken, een kind vermoed dat een persoon opgesloten zit. In com- binatie met de verdrietige gezichten van de mensen en de verminkte arm van de man, vind ik de opmerking over slavernij niet vreemd. De gedachtengang van de jongen is me helemaal duidelijk en ik vind dat hij een heel logische conclusie heeft getrokken.

Hieruit blijkt dus nogmaals dat de beoordeling van een foto en het vaststellen van dat wat er mogelijk aan de hand is op de foto, voor een kind van deze leeftijd een optelsom is van losse elementen (in dit geval: het hekwerk, de verdrietige gezichten en de verminking aan de arm) die ze in het beeld terug vinden. Een kind kan daarbij alleen maar af gaan op dat wat er te zien is (de lachende man in alinea 1), of de visuele aspecten samenvoegen met de kennis waarover ze al beschikken (het verhaal over de slavernij in deze alinea).

Voor volwassenen geldt hetzelfde. Ook zij bestuderen de foto goed en tellen alle aanwe- zige beeldaspecten bij elkaar op, om zo tot een oordeel over de foto te komen. Het verschil met kinderen is echter, dat volwassenen de beelden direct aan een nieuwsfeit, maatschappelijke, sociale of politieke situatie proberen te koppelen, terwijl kinderen met behulp van de beeldas- pecten veelal zelf een verhaal bij de foto bedenken.

En dat is ook wel logisch: ze beschikken niet over dezelfde kennis van nieuwsfeiten als volwasse- nen. Daar zijn ze nog te jong voor.

48

Een ander punt waar de kinderen ook erg op letten bij het beoordelen van een foto waren de ge- zichtsuitdrukkingen van de mensen op de foto. Deze laten ze een grote rol spelen wanneer ze een foto beschouwen. Door naar de gezichtsuitdrukkingen te kijken, zijn ze goed in staat de ernst van een situatie in te schatten. Volwassenen doen precies hetzelfde.

Kinderen kiezen uiteindelijk voor een positieve foto. Volwassenen daarentegen kiezen de foto waarvan ze vinden dat deze het nieuwsfeit achter de foto het beste weergeeft. Dat hoeft niet per definitie een positieve foto te zijn.

Er is ook een verschil tussen de jongens en de meisjes te geven. Meisjes kijken verder dan de foto alleen. Ze zijn erg bezig met de (mogelijke) gevolgen van een situatie. Een uitstekend voorbeeld bij dit punt is toch wel de foto van de brand. De jongens vonden dit een ‘vet-coole’ foto. Het grote vuur fascineerde ze enorm. De meisjes daarentegen vonden deze foto bovenal zielig omdat er dieren en mensen dood (kunnen) gaan bij de brand.

Daarnaast laten de meisjes zich emotioneel ook meer meeslepen door een beeld. Als ze een foto zien waar mensen heel hard op huilen dan voelen ze zich ook verdrietig en als ze zien dat een persoon op de foto pijn heeft, voelen ze deze pijn zelf ook. Dat gaat af en toe zelf zo ver, dat een aantal meisjes aangeven de foto niet eens meer te willen zien.

Jongens zijn daar toch wat anders in. Zij houden zich niet zo bezig met de mogelijke gevolgen van een situatie. Ze kijken in de eerste plaats alleen naar het beeld. Wat het gevolg van de situ- atie kan zijn, daar denken ze minder over na. Ook nemen ze meer afstand van de emoties die op de foto te zien zijn. Ze laten zich minder meeslepen. Maar dat houdt niet in dat ze zich helemaal afsluiten voor de in beeld gebrachte emoties. Ze nemen de emoties wel degelijk waar en betrek- ken deze ook in hun beoordeling van een foto. Ook gebruiken ze de emoties om vast te stellen wat er mogelijk aan de hand is op de foto. Of de situatie vrolijk, droevig of angstig is. De meisjes doen dit overigens ook.

Dus, de kinderen in de leeftijdscategorie van zes tot en met acht jaar zijn sterk visueel ingesteld. Wanneer ze een oordeel over een foto geven doen ze dat volledig op basis van wat ze in het beeld zien. Af en toe verbinden ze deze visuele aspecten ook aan concrete situaties uit de maatschap- pij (ik bedoel hiermee dat de kinderen een foto kunnen koppelen aan een nieuwsfeit). Veel meer koppelen ze de beelden aan situaties uit hun eigen belevingswereld. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de foto van de autowegen. De kinderen brachten het beeld in verband met een racebaan: een stuk speelgoed waar veel van hen regelmatig mee speelt. Hierdoor wordt het heel herkenbaar. Daarnaast wordt de racebaan ook als iets positiefs ervaren. Immers: het is leuk om met een race- baan te spelen. Een soorgelijke situatie doet zich voor bij de foto van de voetballer. Veel kinderen voetballen.

Thuis, op school of bij een club, waardoor de voetballer op de foto direct associaties met hun dagelijkse leven oproept. En ook hier geldt dat het om iets positiefs gaat: voetballen wordt als een leuke activiteit ervaren. Bij het beoordelen van een foto richten kinderen zich dus ook erg op hun eigen belevingswereld. Datgene wat er op de foto te zien is, koppelen ze aan hun dagelijkse leven. Daarbij laten ze sterk meetellen of ze die situaties in het dagelijkse leven leuk vinden. Kin- deren die niets om voetballen of racebanen geven, vinden de foto’s ook niets.

Maar om terug te komen op de nieuwsfeiten: die zijn voor kinderen van deze leeftijd nog iets te moeilijk. Ze zijn nog niet echt bezig met het nieuws, dat komt pas op een latere leeftijd. Daarom vond ik het ook knap als ze wèl zagen dat een foto met bijvoorbeeld een oorlog te maken had.

Meestal was hun oordeel over een foto gestoeld op datgene wat ze zagen op een foto. Al deze ‘losse elementen’ telden ze bij elkaar op om op die manier tot een conclusie te komen over wat er mogelijk aan de hand is op de foto. Deze conclusie was niet altijd juist, maar wel hun ge- dachtengang was wel te herleiden en daarom ergens ook heel logisch.

Tot slot letten de kinderen erg op gezichtsuitdrukkingen waardoor ze goed in staat waren de ernst van de situatie weer te geven.

De kinderen bleven in eerste instantie nog vrij oppervlakkig in hun oordeel. ‘De mensen zijn verdrietig, volgens mij is er een oorlog’. Of: ‘het is knap wat deze man doet’. Door een aan- tal concrete vragen te stellen (bijvoorbeeld: ‘Wat voor gevoel krijg je als je deze foto ziet? Of: ‘Wat zal er hier aan de hand zijn?’), werden de kinderen geprikkeld om meer over de foto te gaan vertellen en hun eigen mening te geven. En daar waren ze goed in, rekening houdend met hun leeftijd. Ik vond namelijk dat er soms heel wijselijke opmerkingen gemaakt werden door deze kinderen. Het verhaal over de slavernij is hier een voorbeeld van.

Af en toe kon je aan de meningen toch wel merken dat de kinderen nog jong waren. Denk hierbij aan de foto van de autowegen. De jongens vonden dit ‘een gave foto’ want: ‘het is net een race- baan’.

Als laatste wil ik nog vermelden dat ik het opmerkelijk vond dat er een verschil in beoor- delen tussen de jongens en de meisjes was. De meisjes keken verder dan het beeld, en dachten na over de (mogelijke) gevolgen van een situatie. Ook lieten ze zich veel meer meeslepen door de emoties. Dit in tegenstelling tot de jongens, zij waren daar veel minder mee bezig.

2.6 De theorieles

inleiding

In de eerste les had ik de kinderen dus gevraagd foto’s te beschouwen. In de volgende lessen ben ik verder ingegaan op de theorie uit het lesboek. Samen met de kinderen heb ik de theorie mon- deling doorgenomen. Dit omdat de leesvaardigheid van deze jonge kinderen nog niet dusdanig ontwikkeld is dat ze de hele tekst zelfstandig kunnen doornemen.

Ik wil ervoor waken dat de theorielessen eenrichtingverkeer worden. De kinderen verlie- zen hun aandacht en interesse als ik de enige ben die aan het woord is. Daarom laat ik de kinde- ren op een actieve manier deelnemen door vragen te stellen en problemen voor te leggen waar ze een oplossing voor aan moeten dragen. Ook laat ik ze vertellen over eigen belevenissen. Zo hoop ik in de eerste plaats de aandacht van de kinderen vast te kunnen houden. Daarnaast wil ik de kinderen op deze wijze laten ervaren dat ze mee mogen denken, oplossingen aan kunnen dragen, en dat deze ideeën en belevenissen ook serieus genomen worden.

52

In document Scriptie (pagina 47-53)