• No results found

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de volgende onderzoeksvraag:

“Is een virtuele vaste inrichting de juiste manier om de digitaliserende economie in het internatio- nale belastingsysteem te integreren en zijn de criteria gevormd door de Europese Commissie voor het vaststellen van een dergelijke virtuele vaste inrichting het meest geschikt?”

Aan de hand van vier deelvragen heb ik getracht tot een antwoord te komen op deze onderzoeks- vraag. In hoofdstuk twee heb ik beschreven hoe in het huidige internationale belastingsysteem winst wordt toegerekend aan een staat. Staten verkrijgen heffingsrecht op basis van hun nationale rechts- systeem aan de hand van drie verschillende heffingsbeginselen. Deze heffingsbeginselen leiden echter ook tot dubbele belastingheffing op internationaal niveau. Om dit tegen te gaan hebben staten belastingverdragen met elkaar gesloten. Bovendien is het mogelijk dat een staat in zijn nationale wetgeving eenzijdige voorkomingsmaatregelen heeft opgenomen. Besproken is verder dat onderne- mingswinsten in eerste instantie worden toegerekend aan de vestigingsstaat. Pas als sprake is van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in de bronstaat, wordt heffingsbevoegdheid ver- leend aan de bronstaat voor dat deel van de winst dat is toe te rekenen aan deze vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger.

In hoofdstuk drie heb ik besproken wat de digitaliserende economie inhoudt en welke problemen de digitaliserende economie met zich meebrengt voor het huidige internationale belastingsysteem met betrekking tot de winsttoerekening. Kenmerken van (zeer) gedigitaliseerde bedrijven zijn dat zij een wereldwijde afzetmarkt hebben zonder lokale substance, sterk afhankelijk zijn van immateriële ac- tiva en gebruikmaken van gebruikersdata en/of netwerkeffecten. Om de problematiek rondom de digitaliserende economie te begrijpen is van belang te weten dat de ideologie van het huidige inter- nationale belastingsysteem is dat ondernemingswinsten worden belast in de staten waar de waarde gecreëerd wordt. Door de digitaliserende economie wordt nu ook waarde gecreëerd door de vraag- zijde. Dit is problematisch, omdat het huidige internationale belastingsysteem geen heffingsrecht toekent aan marktjurisdicties zonder substance. En als er al voldoende substance is, wordt zeer wei- nig winst aan de marktjurisdictie toegerekend bij toepassing van de huidige transfer pricing regels. Een ander probleem dat door de digitaliserende economie wordt versterkt, is de toenemende mobili- teit van de aanbodzijde. Op internationaal niveau concurreren staten fiscaal gezien zowel op het ge- bied van belastingtarief als op het gebied van belastinggrondslag om ondernemingen aan te trekken. Productiefactoren worden door de digitalisering echter steeds mobieler en het is voor internationale

90

ondernemingen dan ook steeds makkelijker om zich bij hun investeringslocatiebeslissingen te laten leiden door fiscale motieven. Waarom immers investeren in jurisdictie A, als jurisdictie B een veel lager belastingtarief heeft en het verder bedrijfseconomisch gezien niet of weinig uitmaakt? De toe- nemende mobiliteit van de aanbodzijde heeft mijns inziens dan ook bedrijfseconomische inefficiën- tie, ongewenste winstverschuiving en een verdere “race to the bottom” van de vennootschapsbelas- tingtarieven tot gevolg.

In hoofdstuk vier heb ik gekeken naar fundamentele oplossingen om de digitaliserende economie binnen de huidige fundamenten van het internationale belastingsysteem te integreren. Hierbij ben ik ingegaan op de virtuele vaste inrichting zoals deze is voorgesteld door de EC en heb ik daarnaast de “twee pilaren benadering” van de OESO – gebaseerd op actiepunt 1 van het BEPS-rapport – geana- lyseerd. Een voordeel van de virtuele vaste inrichting zoals voorgesteld door de EC is dat de markt- jurisdicties heffingsrecht zullen verkrijgen, ook al is de aanbieder niet in de marktjurisdictie geves- tigd en wordt ook niet voldaan aan de voorwaarden voor een vaste inrichting of vaste vertegen- woordiger zoals we die nu kennen. Daarnaast zullen er speciale transfer pricing regels komen voor deze virtuele vaste inrichting, opdat voldoende winst aan deze virtuele vaste inrichting kan worden toegerekend. De door de EC voorgestelde virtuele vaste inrichting lijkt er dus voor te zorgen dat de locatie van waardecreatie en waar gedigitaliseerde ondernemingen belasting betalen, beter bij elkaar aansluiten. Dit is een positieve ontwikkeling. Een nadeel is echter dat de transfer pricing regels nog complexer zullen worden. Voor de virtuele vaste inrichting wordt immers niet aangesloten bij "sig- nificant people functions", zoals bij de huidige vaste inrichting het geval is, maar bij "economically significant functions". Bovendien blijft onduidelijk hoeveel winst er bij toepassing van deze nieuwe transfer pricing regels nu daadwerkelijk aan de virtuele vaste inrichting dient te worden toegere- kend. De EC is nog niet voldoende concreet en lijkt er dan ook nog niet helemaal uit te zijn. Dat is naar mijn mening ook niet vreemd, omdat het ontzettend lastig is om te berekenen hoeveel winst door de vraagzijde wordt gecreëerd. Als het al niet onmogelijk is. Uitkomsten zijn dan ook al snel arbitrair. Een ander nadeel is naar mijn mening de beperkte reikwijdte van de voorgestelde virtuele vaste inrichting. Door de criteria die de EC aan een virtuele vaste inrichting stelt, wordt voor markt- jurisdicties alleen een heffingsrecht gecreëerd met betrekking tot een bepaald soort internetbedrij- ven. E-commerce bedrijven worden bijvoorbeeld uitgesloten. Dit vind ik vreemd, omdat de verdigi- talisering zichtbaar is in alle sectoren. Een ruimere reikwijdte lijkt mij dan ook wenselijk. Ook lijkt het voorstel van de EC tot neutraliteitsproblemen te leiden, aangezien de winstallocatieregels zoals opgesteld door de EC slechts leiden tot een verandering van de manier van winsttoerekening aan virtuele vaste inrichtingen. Hierdoor zal sprake zijn van een andere winsttoerekening naar gelang sprake is van een dochtervennootschap of een virtuele vaste inrichting. Verder is van belang te be- seffen dat de toenemende mobiliteit van de aanbodzijde niet zal worden opgelost door het

91

implementeren van een virtuele vaste inrichting. De virtuele vaste inrichting ziet immers alleen op winsttoerekening aan de marktjurisdicties. De "race to the bottom" lijkt dan ook nog steeds geen halt te worden toegeroepen.

Besproken is de inhoud van de “twee pilaren benadering” van de OESO. Geconcludeerd is dat de OESO zowel een oplossing aandraagt voor de mismatch tussen waardecreatie en belastingheffing (pilaar 1), als een oplossing voor de toenemende mobiliteit van de aanbodzijde (pilaar 2). Met be- trekking tot pilaar 1 is van belang dat de OESO nog geen definitieve nexus en winstallocatieregels gekozen heeft. Mijn aanbeveling met betrekking tot pilaar 1 is dat gekozen wordt voor een nexus met een ruime reikwijdte, opdat de nexus toekomstbestendig is voor de verdere verdigitalisering van onze economie. Mijn grootste zorg met betrekking tot pilaar 1 is echter de toenemende com- plexiteit die nieuwe winstallocatieregels met zich zullen meebrengen. De voorgestelde winstalloca- tieregels lijken het huidige systeem een stuk ingewikkelder te maken. Het huidige systeem is al niet eenvoudig en de vraag is dan ook of een nog complexer systeem in de praktijk werkbaar en wense- lijk is. Verder is geconcludeerd dat het global anti-base erosion proposal van Pilaar 2 een goede op- lossing is om de nadelige gevolgen van de toenemende mobiliteit van de aanbodzijde tegen te gaan. Door een effectief minimumbelastingtarief voor multinationals in te voeren en een belasting - of onthouding van aftrek- op betalingen waarmee de grondslag wordt verlaagd, wordt bedrijfsecono- mische efficiëntie bevordert, ongewenste winstverschuiving tegengegaan en de “race to the bottom” een halt toegeroepen. Besproken is dat hiervoor wel van belang is dat het gekozen minimumtarief niet te laag is.

Geconcludeerd is dat de “twee pilaren benadering” van de OESO een betere fundamentele oplos- sing is om de digitaliserende economie binnen de huidige fundamenten van het internationale belas- tingsysteem te integreren dan de virtuele vaste inrichting van de EC. De “twee pilaren benadering” is echter ook niet zaligmakend door de toenemende complexiteit van ons systeem.

In hoofdstuk vijf heb ik dan ook aandacht besteed aan fundamentele oplossingen buiten de huidige fundamenten van het internationale belastingsysteem. Hierbij heb ik zowel de DBCFT, als de me- thode van sales-only formulary apportionment besproken. Beide methoden laten de ideologie los

dat belasting dient te worden geheven in de staten waar de waarde gecreëerd wordt. De DBCFT is

naar mijn mening vooral in theorie een systeem dat de overweging waard is. In theorie, omdat ik van mening ben dat wel erg makkelijk wordt gedacht over het feit dat een flexibele wisselkoers de gevolgen van een "importheffing" volledig wegneemt (ceteris paribus). In het verleden is vaker ge- bleken dat de praktijk anders uitwerkt dan de theorie. Zie nu bovendien ook de flinke koerswisselin- gen van de Britse pond ten opzichte van de euro door de Brexit. Op het moment dat de effecten van een importheffing en exportsubsidie uiteindelijk in de praktijk niet volledig zal worden weggeno- men door een flexibele wisselkoers, heeft de DBCFT een protectionistische uitwerking. Dat risico

92 moeten wij niet willen nemen.

Maar wat is dan wel de juiste manier om de problematiek rondom de digitaliserende economie op te lossen? Naar mijn bescheiden mening is een universele toepassing van de sales-only formulary ap- portionment methode de meest fundamentele oplossing voor de problematiek rondom de digitalise- rende economie. Doordat de gedachte van "één entiteit" gecombineerd wordt met het bestemmings- landbeginsel, waarbij de woonplaats/vestigingsplaats van de afnemer wordt gebruikt als locatie, is in mijn ogen sprake van een zeer immobiel systeem. Winsten worden immers volledig aan de marktjurisdicties toegerekend. Waar de productiefactoren zijn gevestigd, speelt geen rol meer (in- dien sprake is van een goede antimisbruikbepaling voor B2B transacties uiteraard). De problema- tiek rondom de toenemende mobilisatie van de aanbodzijde wordt hierdoor opgelost. Bij deze me- thode wordt naar mijn mening economische efficiëntie dan ook bevordert, belastingontwijking dras- tisch verminderd en fiscale competitie tussen staten tegengegaan. De "race to the bottom" wordt waarschijnlijk een halt toegeroepen. Het andere probleem, de mismatch tussen daar waar waarde wordt gecreëerd en waar belastingheffing wordt geheven, bestaat door het loslaten van de huidige ideologie logischerwijs niet meer. Dit scheelt een hoop onenigheid tussen staten en ingewikkelde regelgeving. Uiteraard ben ik mij ervan bewust dat het ontzettend ingewikkeld is om ervoor te zor- gen dat alle staten deze methode universeel implementeren. Het idee is misschien zelfs wel een uto- pisch concept te noemen. Naast het feit dat het systeem mijns inziens echt zou kunnen werken, is deze scriptie daarnaast dan ook bedoeld om ervoor te zorgen dat men weer even wordt "wakkerge- schud". Men kritisch naar ons huidige systeem te laten kijken en te laten inzien dat het feit dat hon- derd jaar geleden ooit eens is bedacht dat we winsten toerekenen op basis van "residence" en "source", dit niet per se hoeft te betekenen dat wij dit de komende honderd jaar ook dan maar ge- woon moeten doen. Dat dat de enige manier zou zijn. En bovendien, wie had ooit verwacht dat Trump de president van de Verenigde Staten zou worden? En zou Otis Johnson, de man die zijn ogen uitkeek op Times Square na 44 jaar gevangenschap, verwacht hebben dat de wereld in die 44 jaar zo zou zijn veranderd? Misschien leidt de digitaliserende economie ook wel naar een nieuw be- lastingsysteem. Naar een nieuw begin.

93

Literatuurlijst

Jurisprudentie HR 13 oktober 1954, BNB 1954/336, nr. 11 908 (circustentarrest) HR 15 juni 1955, BNB 1955/277, nr. 12 369 (kunstogenarrest) Literatuur Agostino 1989

M. Agostino, ‘U.S. perspectives of worldwide unitary taxation’, Penn State International Law Re- view, Volume 7, number 2, 1989.

Auerbach e.a., 2017

A. Auerbach e.a., ‘Destination-Based Cash Flow Taxation’, Oxford University Centre for Business Taxation, Working Paper 17/01, 2017.

Avi-Yonah en Clausing 2007

Avi-Yonah, K.A. Clausing, ‘Reforming Corporate Taxation in a Global Economy: A proposal to adopt formulary apportionment’, The Brookings Institution, 2007.

Belastingdienst 2019

Belastingdienst, ‘Antwoorden op veelgestelde vragen van Nederlandse ondernemers die gebruik willen maken van de mini One Stop Shop (MOSS) voor digitale diensten aan particulieren in andere EU-landen’, 2019 (online publiek).

Bunn, Pomerleau, Hodge 2018

D. Bunn, K. Pomerleau, S.A. Hodge, ‘International tax competitiveness index 2018’, Washington D.C: Tax Foundation, 2018.

Clifford Chance 2017

Clifford Chance, ‘The DBCFT: The radical new US tax proposal and its impact on the rest of the world’, 2017, geraadpleegd via https://www.cliffordchance.com/brief-

ings/2017/02/the_dbcft_the_radicalnewustaxproposalan.html.

Devereux 2017

M.P. Devereux, ‘Destination-based cash flow taxation’, Oxford University Centre for Business Taxation, European Tax Policy Forum, 2017.

94

Devereux en De la Feria 2014

M. P. Devereux, R. De la Feria, ‘Designing and implementing a destination-based corporate tax’, Oxford University Centre for Business Taxation, Working Paper 14/07, 2014.

Devereux en Vella 2017

M. P. Devereux, J. Vella, ‘Implications of digitalization for international corporate tax reform’, Oxford University Centre for Business Taxation, Working Paper 17/07, 2017.

Doorn, van, Metronieuws 25 november 2015

E. van Doorn, ‘Hoe ziet de wereld eruit na 44 jaar gevangenschap’, Metronieuws 25 november 2015. Geraadpleegd via https://www.metronieuws.nl/koffiepauze/2015/11/hoe-ziet-de-wereld-eruit- na-44-jaar-gevangenschap.

European Commission 2018

European Commission, ‘Questions and answers on a fair and efficient tax system in the EU for the digital single market’, Fact sheet, 2018, geraadpleegd via http://europa.eu/rapid/press-re-

lease_MEMO-18-2141_en.htm.

European Commission 2018a

European Commisssion, ‘Proposal for a council directive laying down rulds relating to the corpo- rate taxation of a significant presence and proposal for a council directive on the common system of a digital services tax on revenues resulting from the provision of certain digital services’, Impact assessment, 2018, geraadpleegd via https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxa-

tion/files/fair_taxation_digital_economy_ia_21032018.pdf.

European Commission 2018b

European Commission, ‘proposal for a council directive laying down rules relating to the corpo- rate taxation of a significant digital presence’, 2018/0072 (CNS), geraadpleegd via https://ec.eu- ropa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/proposal_significant_digital_pres-

ence_21032018_en.pdf.

Egdom, van, 2017

J.T. van Egdom, ‘Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational’, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Graaf, de, Kavelaars en Stevens 2014

A.C.G.A.C. de Graaf, P. Kavelaars, A.J.A. Stevens, ‘Internationaal belastingrecht’, Deventer: Wol- ters Kluwer 2014.

Hagiu, Wright 2015

Dddd A. Hagiu, J. Wright, ‘Multi-sided platforms’, International Journal of Industrial Organization, 2015, vol. 43, p. 162-174.

95

Hennevelt 2018

M.T.M. Hennevelt, ‘Een aanmerkelijke digitale aanwezigheid: de juiste stap vooruit?’, WFR 2018/141.

Kamerstukken

Kamerstukken II 2016/2017, 22112 nr. 2279.

Meade 1978

J.E. Meade, ‘The structure and reform of direct taxation. Report of a committee chaired by profes- sor J.E. Meade’, Londen: George Allen & Unwin, 1978.

Ministerie van Financiën 2018

Ministerie van Financiën, ‘Verdragen op het gebied van directe belastingen per 1 januari 2018’, 2018, geraadpleegd via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2018/01/03/verdragen- overzicht-per-1januari-2018.

Notitie Fiscaal verdragsbeleid 2011

Kamerstukken II 2010/11, nr. 25 087.

OECD 2008

OECD, ‘Report on the attribution of profits to permanent establishments’, 2008, geraadpleegd via https://www.oecd.org/tax/transfer-pricing/41031455.pdf.

OECD 2015

OECD (2015), Addressing the Tax Challenges of the Digital Economy, Action 1 – 2015 Final Re- port, OECD/G20 Base Erosion and Profit Shifting Project, OECD Publishing, Paris.

http://dx.doi.org/10.1787/9789264241046-en.

OECD 2018

OECD (2018), ‘Tax challenges arising from digitalization-Interim Report 2018: Inclusive Frame- work on BEPS, OECD/G20 Base Eroision and Profit Shifting Project, OECD Publishing, Paris. http://dx.doi.org/10.1787/9789264293083-en.

OECD 2019a

OECD (2019), Adressing the Tax Challenges of the Digitalisation of the Economy - Policy Note, as approved by the Inclusive Framework on BEPS on 23 January 2019, OECD, 2019, geraadpleegd via https://www.oecd.org/tax/beps/policy-note-beps-inclusive-framework-addressing-tax-chal- lenges-digitalisation.pdf.

OECD 2019b

OECD , ‘Addressing the tax challenges of the digital economy’, Action 1: 2019 Public consultation document, Parijs: OECD Publishing, 2019, geraadpleegd via https://www.oecd.org/tax/beps/public- consultation-document-addressing-the-tax-challenges-of-the-digitalisation-of-the-economy.pdf.

OECD 2019c

OECD (2019), Programme of Work to Develop a Consensus Solution to the Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris,

96

www.oecd.org/tax/beps/programme-of-work-to-develop-aconsensus-solution-to-the-tax-challenges- arising-from-the-digitalisation-of-the-economy.htm

OESO-Modelcommentaar 2017

OECD, ‘Commentaries on the articles of the model tax convention’, Parijs: OECD Publishing, 2017.

Somers e.a. 2018

M. Somers e.a, ‘Vorm geven aan digitale tijden’, Sint-Gillis: Denktank Minerva, 2018

Staatssecretaris van Financiën 2011

Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 15 januari 2011, IFZ2010/457M, Stcrt. 2011, 1375.

Stabell en Fjeldstad 1998

C.B. Stabell, O.D. Fjeldstad, ‘Configuring value for competitive advantage: on chains, shops, and networks’, Strategic management journal, 1998, vol. 19, p. 413-437.

Waard, de, De Volkskrant 25 juli 2015

P. de Waard, ‘Digitale revolutie is de industriele revolutie niet’, De Volkskrant 25 juli 2015. Ge- raadpleegd via https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/digitale-revolutie-is-de-industriele- revolutie-niet~b6665714/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F.

Wilde, de, 2015

M.F. de Wilde, ‘Heffingsjurisdictie in een digitaliserende economie; waarom ‘online-profits’ zo on- grijpbaar zijn’, Maandblad Belastingbeschouwingen, 2015, afl. 10, p. 325-333.

Wolf 2017a

R.A. Wolf, ‘De border tax van Trump: zo gek nog niet?’, NTFR 2017/1115.

Wolf 2017b

R.A. Wolf, ‘BTW in de USA? Over cash flow taxation, border adjustments en VAT’, Den Haag: Sdu 2017.

97