• No results found

Commentaar op het (concept)wetsvoorstel innovatiebox

Tijdens de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel van de innovatiebox die openstond van 19 mei 2016 tot en met 16 juni 2016, zijn in totaal 17 openbare reacties op het conceptwetsvoorstel geplaatst. In de meeste reacties werd het belang van de innovatiebox onderstreept en werd begrip getoond voor het feit dat de innovatiebox als gevolg van het BEPS-rapport wordt aangepast. Er waren enkele in het oog springende onderwerpen die in veel reacties naar voren kwamen. Vooral de dubbele toegangseis, de lijst met juridische tickets, het weerlegbare vermoeden, het begrip verbondenheid en de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst kwamen in de reacties naar voren.

Wat betreft de dubbele toegangseis wordt verzocht de S&O-verklaring als toegangseis te laten vervallen en enkel het juridische ticket als toegangseis te hanteren. Door een dubbele toegangseis te hanteren, vindt er volgens verschillende reacties een verslechtering plaats ten opzichte van de vroegere innovatiebox, waar voor de toegang tot de innovatiebox mag worden gekozen voor dan wel een S&O-verklaring, dan wel een juridisch ticket in de vorm van een octrooi of kwekersrecht. Ook wordt opgemerkt dat in sommige gevallen geen octrooi wordt aangevraagd vanwege bedrijfsgeheimen. Binnen de vroegere innovatiebox hadden belastingplichtigen indien zij in het bezit waren van een S&O-verklaring alsnog toegang tot de innovatiebox. Als gevolg van de nieuwe wetgeving met betrekking tot de innovatiebox zullen de grotere belastingplichtigen door de dubbele toegangseis geen toegang meer hebben tot de innovatiebox, tenzij zij alsnog een octrooi aanvragen.

Wat betreft de juridische tickets wordt verzocht de lijst met juridische tickets uit te breiden, gelijk aan de lijst opgenomen in het OESO-rapport. Ook wordt verzocht de aanvraag van een octrooi als

toegangsticket te beschouwen, aangezien volgens het OESO-rapport juridische bescherming van een octrooi voldoende is om te kwalificeren als toegangsticket. Ook wordt verzocht om in lijn met het OESO-rapport een weerlegbaar vermoeden op te nemen en een verbondenheidscriterium te hanteren van 50%.

Als laatste worden er in de reacties zorgen geuit over de uitvoering door de Belastingdienst en wordt gevraagd hoe wordt omgegaan met reeds gesloten vaststellingsovereenkomsten (VSO’s) met

betrekking tot de innovatiebox. Volgens het overgangsrecht komen huidige VSO’s van rechtswege te vervallen vanwege de ontbindende voorwaarde in de VSO dat bij relevante wetswijzingen de VSO komt te vervallen. Aangezien de verwachting is dat voor kleinere belastingplichtigen de wetswijziging

59 Belastingplan 2017, Voorstel van Wet, p. 14 en Artikelsgewijze Memorie van Toelichting, p. 84-87, Kamerstukken II 2016/17, 34552, nr. 3.

35 van de innovatiebox relatief weinig gevolgen heeft, omdat veel kleinere belastingplichtigen al in het bezit zijn van een S&O-verklaring en deze ook in de nieuwe innovatiebox volstaat als toegangsticket, blijven deze VSO’s bij beleidsbesluit bestaan.60 Voor grotere belastingplichtigen is de verandering naar verwachting groter. Zij kunnen een nieuwe VSO sluiten. De Belastingdienst zet hiervoor meer capaciteit in. De verwachting is echter wel dat het onwaarschijnlijk is dat alle nieuw af te sluiten VSO’s begin 2017 gesloten zijn. VSO’s kunnen echter ook met terugwerkende kracht worden

verleend. Dit zorgt echter mogelijk wel tot meer onzekerheid voor de belastingplichtigen die pas later een VSO met de Belastingdienst kunnen sluiten.

Naar aanleiding van de internetconsultatie is er een aantal herzieningen doorgevoerd in het

wetsvoorstel. Zo is de lijst met juridische tickets uitgebreid en is deze in overeenstemming gebracht met de juridische tickets die in het OESO-rapport worden genoemd. Daarnaast wordt ook de aanvraag van een octrooi in wetsvoorstel als een juridisch ticket gezien, in tegenstelling tot het

conceptwetsvoorstel. Hiermee is de toegang tot de innovatiebox in het wetsvoorstel – welke op 17 november 2016 is aangenomen door de Tweede Kamer en op 20 december 2016 door de Eerste Kamer61 – verruimd ten opzichte van het conceptwetsvoorstel. Op sommige andere punten is het conceptwetsvoorstel niet aangepast en is het wetsvoorstel op deze punten onveranderd gebleven. Het gaat hier onder andere om de dubbele toegangseis, het weerlegbare vermoeden en het begrip

verbonden lichaam.62 Op deze punten laat het kabinet de geboden ruimte van het OESO-rapport onbenut. Deze onbenutte ruimte en de mogelijke gevolgen hiervan worden in het volgende hoofdstuk besproken.

4.11 Deelconclusie

In de nieuwe wetgeving van de innovatiebox, waarvan het wetsvoorstel tijdens Prinsjesdag op 20 september 2016 is gepubliceerd, worden de OESO-afspraken met betrekking tot IP-regimes zoals besproken in Hoofdstuk 2 geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is het artikel waarin de oude innovatiebox staat geregeld, art. 12b Wet Vpb 1969, aangepast en worden daaraan de artikelen 12ba tot en met 12bg Wet Vpb 1969 toegevoegd. Het overgangsrecht is in art. 34d Wet Vpb 1969

vastgelegd.

Art. 12b Wet Vpb 1969 vormt het algemene artikel waarin staat geregeld dat kwalificerende voordelen in aanmerking komen voor de innovatiebox, als het immateriële activum door de belastingplichtige is voortgebracht, de drempel is ingelopen en de belastingplichtige opteert voor de innovatiebox.

Vervolgens worden in de navolgende artikelen deze termen verder uitgewerkt en worden nadere voorwaarden gesteld.

In art. 12ba Wet Vpb 1969 wordt het begrip kwalificerend immaterieel activum omschreven. In dit begrip zit een onderscheid tussen kleinere en grotere belastingplichtigen. Kleinere belastingplichtigen, belastingplichtigen met een voordeel voortvloeiend uit het immateriële activum van gemiddeld 7,5 miljoen euro of minder en een groepsomzet van gemiddeld 50 miljoen euro of minder uit het immateriële activum, hebben toegang tot de innovatiebox als zij in het bezit zijn van een S&O-verklaring. Grotere belastingplichtigen, belastingplichtigen die boven de (groeps-)omzetgrens uitkomen, moeten naast de S&O-verklaring in het bezit zijn van een juridisch ticket. Als juridische ticket wordt aangemerkt een (aanvraag van een) octrooi, kwekersrecht, programmatuur, vergunning tot

60 Besluit van de staatssecretaris van Financien, 15 december 2016, nr. BLKB 2016/225266 M (Stcrt. 2016, nr. 70816)

61https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34552_belastingplan_2017, geraadpleegd op 9 januari 2017.

62https://www.internetconsultatie.nl/innovatiebox, geraadpleegd op 15-12-2016 en Belastingplan 2017, Algemene Memorie van Toelichting, p. 24-28, Kamerstukken II 2016/17, 34552, nr. 3.

36 het in handel brengen van een geneesmiddel, een aanvullend beschermingscertificaat, geregistreerd gebruiksmodel, een immaterieel activum dat samenhangt met een kwalificerend immaterieel activum en een exclusieve licentie.

De voordelen die in aanmerking komen voor de innovatiebox worden bepaald aan de hand van de eerder besproken nexusbreuk. Voordat de voordelen in aanmerking komen voor de innovatiebox, dient te drempel te worden ingelopen. Deze drempel is in grote lijnen gelijk aan de drempel van de vroegere innovatiebox. Een groot verschil is dat de drempel volgens de vernieuwde innovatiebox per activum moet worden bepaald, terwijl in de vroegere innovatiebox de drempel over alle immateriële activa wordt bepaald. Ook de forfaitaire regeling uit de innovatiebox oude stijl is in stand gebleven.

Aangezien het nu mogelijk is toegang te krijgen tot de innovatiebox, mits aan de andere voorwaarden is voldaan, met de aanvraag van een octrooi, is art. 12be Wet Vpb 1969 in de wet gekomen om ten onrechte verkregen voordeel van de innovatiebox terug te nemen. Het kan namelijk voorkomen dat de aanvraag uiteindelijk niet leidt tot de toekenning van een octrooi terwijl ondertussen wel voordeel is genoten van de innovatiebox. Dit voordeel wordt op basis van dit artikel teruggenomen.

Vanwege de nexusbenadering wordt er een aanvullende administratieverplichting opgelegd in art. 12bg Wet Vpb 1969. Deze aanvullende administratieplicht betekent dat de belastingplichtige een administratie moet voeren waaruit blijkt dat hij een of meer kwalificerende immateriële activa bezit die door hem zelf zijn voortgebracht, moet blijken tot welk bedrag hij kwalificerende voordelen geniet uit hoofde van kwalificerende immateriële activa en op welke wijze de voordelen worden bepaald op de meest passende wijze.

Het overgangsrecht staat geregeld in art. 34d Wet Vpb 1969. Er is overgangsrecht voor immateriële activa die op of vóór 30 juni 2016 door belastingplichtige zijn voortgebracht en immateriële activa die na 30 juni 2016, maar vóór 1 januari 2017 zijn voortgebracht en waarvoor een octrooi of kwekersrecht is verleend. De eerste groep mag de regels van de innovatiebox die per 31 december 2016 gelden blijven toepassen. Voor de tweede groep houdt het overgangsrecht in dat de activa waarvoor een octrooi of kwekersrecht is verleend worden aangemerkt als kwalificerende activa, ook al hebben zij geen S&O-verklaring. Daarnaast zijn de administratieverplichtingen voor deze groepen minder streng. Het overgangsrecht eindigt voor boekjaren die uiterlijk eindigen op 30 juni 2021.

In de internetconsultatie is vooral kritiek geuit over de dubbele toegangseis, het weerlegbare

vermoeden, het verbondenheidscriterium en de kwalificerende juridische tickets. De juridische tickets zijn in het wetsvoorstel verruimd overeenkomstig met het OESO-rapport. De ander punten zijn niet aangepast en worden in het volgende hoofdstuk besproken.

37