• No results found

CIX M: Als je die twee apart pakt, oog in oog, tussen hun zoals ik nu met a nu alleen, (telefoon), dan zal die persoon, die

persoon, allez ja, nu kan ik met u rustig spreken. Da’s ook altijd het beste he.

G: En eum was er op uw school veel pesten eigenlijk? Van waar komt die vraag!? Ik had hier even een aanloop moeten

nemen of beter nog ervoor als het over pesten ging doorgevraagd.

Omdat ge zo zegt van het in elkaar slagen van die arme Belg, die zo’n schrik had. Gebeurde dat veel op jullie school? M: Vroeger wel, maar (telefoon) nu niet meer. Allez, vroeger toen ik in school B zat, toen nog wel.

G: Toen gebeurde dat veel, dat mensen in elkaar werden geslagen. En werd daar iets aan gedaan? M: Ja, school B was eigenlijk nog een strenge school ze.

G: Wat werd daaraan gedaan?

M: Ja, dat was de ouders roepen, politie erbij, politie is altijd erbij op school B, da’s rustiger geworden. G: Dat is goed aangepakt?

M: Tuurlijk, als de politie komt. Waar de politie er zijn is het altijd rustiger he. Als de politie erbij komt, die persoon gaat nooit problemen willen. Da’s daarom. Bij het kleinste probleem dan moet ge gewoon de politie roepen. Ge zult zien, ze zullen allemaal veranderen. En in plaats van tot hun 18de moeten studeren ze moeten allemaal tot hun laatste jaar studeren.

G: In school B?

M: Nee, niet op school B, gewoon in algemeen. Alle mensen. Dat die in plaats van op hun 18 jaar niet… mogen stoppen! Ze moeten blijven studeren tot hun 6de en dan mogen ze zelf kiezen of die nog verder studeren of niet.

G: Ah ja ja. Ge zegt ge zou niet mogen stoppen op uw 18de of weet ik veel wat gij hebt gedaan, dat dinge.

M: Ja ja ja.

G: Dat zou een oplossing zijn.

M: Ja tuurlijk. Hoe veel mensen hebben der nu spijt van dat die gaan stoppen met school. Geloof mij, ik ken al die mensen ze. Maar ja! Die mensen, wat verwacht je, die mensen die geven niet allemaal zo, dat kan hun allemaal niet schelen dat wij stoppen…

G: Wie is ‘die mensen’? M: De…

G: Politiek.

M: Politiek, economie, dat interesseert hun niet ze. G: Is dat het gevoel dat jullie hebben?

M: Da’s toch ook… Da’s een beetje logisch! Gij werkt een maand voor 1400 euro, er komt een factuur voor uw huur van 700, 800 euro, water elektriciteit, dan blijft er 200, 300 euro over. Gij hebt 7 kinderen ofzo. Dat in 1, 2, 3 weg. Gij werkt een hele maand… gij werkt misschien 140, 150 uur per maand…

CX

M: Ja maar, ja maar, hier bij ons, wij krijgen soms sommige facturen, die wij ervoor hebben betaald. Als mijn moeder, mijn moeder, mijn vader, die gaan soms naar daar, die zeggen ‘ah ja, per ongeluk verkeerd gestuurd, jullie hebben dat al betaald’. Wij betalen sommige facturen zo veel maanden, erna die sturen een hele factuur op van zo veel maanden dat wij hebben betaald, wij zeggen ‘wij hebben betaald’, die zeggen ‘jullie hebben dat niet betaald, breng het bewijs’, ook wij hebben het bewijs niet bij, die zeggen ‘betalen’. Die rippen. Snap je? Die proberen zo veel te pakken

G: Maar je hebt dat toch betaald? Dus dan heb je daar toch een bewijs van?

M: Ja, maar die bewijzen gaan soms kwijt. Die vragen soms bewijs van 10 jaar geleden! Ga jij bewijs van 10 jaar geleden bijhouden! Snap je? Dus die steken mensen gewoon in ’t zak! Alleja, daarom he, dus… vooral in Antwerpen. Hoeveel, hoeveel beenhouwers zijn er! Zie je dat soms? Mensen zijn er hier werkloos, hoe veel mensen zijn er hier met slechte dinges bezig. Da’s allemaal om geld! Die hebben geen geld. Als ze die mensen serieuze werk geven

G: Ja en ik zie die problemen ook en het verschil is dan, ik wil, ik vraag me af wat kun je daaraan doen. Allez, da’s… dat vraag ik mij af. En ik weet economie daar kan ik niks aan doen, maar ik studeer pedagogie en dan vraag ik mij af ‘is er iets op school, dat school kan doen?’ Is er een manier dat een school u kan beter kan voorbereiden op wat dat gij later gaat meemaken?

M: Jawel. Allez, persoonlijk komen vragen wat jij exact wil worden. G: Hebben ze u dat nooit gevraagd?

M: (Schamperend lachje) Nee.

G: Awel, maar tis ermee dat ik u vroeg wou ’t ge hout doen? M: Nee. Ja! In het begin wel! Maar derna niet meer.

G: En wat had ge dan geantwoord? Als ze het u waren komen vragen. M: Elektriciteit! Of automechanica.

G: Of automechanica. En ze zijn het niet komen vragen.

M: Ik wou elektriciteit worden, die vrouw zegt ‘nee’. Alleen hout is leeg. Als gij wil ga naar hout. (schamperend lachje) als gij wilt… ge moet! Maar ja, ge moet. Ge moet goede punten halen…

G: Hier had ik verder kunnen doorvragen over wat dat ‘moeten’ voor hem betekent. Ja, allez, als ik dat zo allemaal hoor dan word ik daar wel vrij triest van. (Lach) Allez,

M: Ja tuurlijk! Da’s niet alleen bij mij het geval he. Da’s bij G: Ja ja ja, dat weet ik wel, ’t is ermee dat ik het vertel e.

M: Allez, oké, ik vind dat mooi van u dat gij dingens uitprobeert, dat gij misschien dingens wilt veranderen, ik ga voor u zeggen he, ik vind dat allemaal, ik vind dat allemaal… In mijn mening, da’s allemaal verloren tijd, voor mij.

G: Ja? M: Echt waar.

CXI

M: (Doet teken van niet)

G: Denkt ge dat het eerst… sociaal en economische moet veranderen? M: Ja, dat moet eerst veranderen.

G: Dat denk ik ook. Dat denk ik ook, maar daar kan ik niks aan veranderen. En allez, ik ben een pedagoog en ik kan iets… proberen… duidelijk te maken via het onderwijs. Maar ja, wie, wie, enkel politiekers kunnen iets aan heel dat sociaal en economische veranderen he.

M: (Zucht) Na ja, da’s waar. Maar die willen dat niet he. Die zitten op hun eigen gemak. Die hebben, die hebben hun geld… G: Ge kunt daar wel iets aan veranderen he, allez, ge moogt stemmen denk ik, dus ge kunt wel duidelijk

M: Maar allez, mensen zíjn, menzen zíjn egoïsten he. Mensen zijn egoïsten he. G: Da’s niet waar.

M: Nee, geloof mij, geloof mij. Al die mensen zijn egoïsten. Ikke ikke en de rest mag stikken, da’s zo’n beetje logisch. Waarom? Omdat die

G: Daar ben ik niet mee akkoord. Bedoelt ge politiekers of bedoelt ge gewoon mensen? M: Politiekers en de mensen van nu tegenwoordig ook.

G: Ik vind dat niet waar. Allez, ik moet eerlijk zeggen, ’t is vandaag de eerste keer dat ik in Antwerpen Noord ben he, want ik ben van Edegem, dus ik ben hier nog nooit geweest. Maar ik rij hier voorbij en ik voel mij gewoon niet op mijn gemak, want als ik hier in dinge ben, en ik denk van ‘hier moet toch iets aan gedaan worden!’ Want ik ben al zo

M: Niemand, niemand is hier op zijn gemak! Niemand.

G: Awel ja, da’s niet enkel ik omdat ik hier niet ben geweest, da’s wel bij meer mensen, en dan denk ik ‘hier moet iets aan gedaan worden!’ En ik ben zeker dat ik niet de enigste ben die daar zo over denkt.

M: Wat wil je dan hier in Antwerpen Noord veranderen? G: Ik weet niet.

M: In Antwerpen Noord daar kun je hier níks eraan veranderen. Niks. Die doen geen moeite, die wíllen dat niet. G: Maar volgens u is het probleem gewoon dat, dat mensen geen werk hebben.

M: Ja… da’s ’t probleem. Aan Antwerpen Noord die willen niks veranderen. Da’s, da’s G: Maar willen de politiekers niet of willen de mensen zelf niet?

M: De politiekers zelf! De politiekers zelf. De mensen proberen, maar al dat… kijk he, sommige mensen hebben alleen moed en hoop. Als dat wordt afgebroken, dan hebben die niks meer, dan gaan die op het slechte pad. Da’s een beetje logisch! Als gij, als gij wilt eten en ge hebt geen eten, ge krijgt geen eten van nergens, en alle mensen zijn maar tegen u, zij zeggen u ‘zo zo’ en ‘gij moet ervaring hebben drie jaar’, ‘gij moet diploma kunnen hebben’, ‘ah nee, gij komt met een litteken van hier tot daar, nee gij moogt niet werken’, ‘gij hebt tatoos ergens, dat laat zien wat gij in uw verleden hebt meegemaakt, nee gij mag niet werken’… wat verwacht ge? Hier der lopen bekans geen meisjes rond he, hier in Antwerpen Noord.

CXII

M: Der lopen geen, waarom niet? Niemand voelt zich op zijn gemak. Elke stap dat gij zet, gij moet ergens, gij móét kunnen verwachten dat gij ergens een boks of een stamp gaat krijgen ofzo, of mensen tegenkomen met ruzie… dat gebeurt hier dagelijks he. Wat kun je eraan veranderen?

G: Ik kan daar niets aan veranderen. M: Nee, ’t is dat.

G: Allez, allez, uiteindelijk is mijn doel om van leerkracht dan te worden en dan denk ik van ‘ja, als leerkracht moet gij daar toch íéts aan kunnen veranderen. En ik ben, ge gaat niks aan dat sociaal-economische kunnen doen he, maar ik denk wel dat een leerkracht of een school kan mensen wel voorbereiden op een bepaalde manier op de samenleving. Die kan u wel, in plaats van enkel plezier en weet ik veel wat op school

M: Ja, ik heb ook een voorbeeld. Sommige leerkrachten die zeggen van ‘ja, als gij hogeschool doet, die moet 1000, 1200 euro betalen voor zijn boeken. Sommige mensen kúnnen dat niet

G: Da’s overdreven he.

M: Nee, maar ik geef gewoon een voorbeeld!

G: En ge hebt studiebeurzen… ik vind dat eigenlijk een belachelijke uitspraak. Want de mensen die het niet kunnen betalen die krijgen heel vaak een studiebeurs.

M: Nee maar ik geef een voorbeeld he. Ik ben, ik ben serieus bezig. Voor u klinkt dat niet logisch. Kijk dat is wat ik bedoel! Uw dénkmanier… Zie, deze pink, die wordt nooit langer dan deze he [duidt zijn ringvinger aan] , nooit. Snap je wat ik bedoel? Uw denkmanier, uw karakter, uw mentaliteit is niet zoals die van mij. Gij ziet ‘da’s niet waar, da’s niet logisch, iedereen kan dat betalen’. Ik zeg ‘nee! Er zijn…’

G: Nee, da’s niet waar, ik zeg ‘maar er zijn oplossingen voor!’ M: Wat is een oplossing?

G: Studiebeurs!

M: Studiebeurs, ja. Maar sommige mensen zijn onwetend! G: Ja, awel, dat is het probleem!

M: Sommige mensen zijn onwetend. Waarom

G: Dat is juist zo frustrerend, want er ís echt wel, er bestaat heel veel, en ook voor u, gij zegt ‘wat moet ik nu doen?’ Ik zeg ‘da’s niet waar, gij kunt nog tweedekansonderwijs doen, gij kunt bij de VDAB gaan, ge kunt… weet ik veel, er zijn

verschillende opties nog voor u! ‘ Maar gij hebt het gevoel, ik kan niks meer doen. M: Awel, awel, der is niemand, er is hier niemand zo’n persoon zoals jij of… G: … ja en dat bedoel ik! Dat moet op school u aan u duidelijk maken…

M: en en en president of koning die naar Antwerpen Stad komt en zegt ‘jullie hebben dees recht, jullie hebben deze plichten’. Politie! Vorige keer weet ge wat politie mij doet? Een politie he, die begint mij te duwen, die geeft mij een lap.

G: Ja maar ja, da’s belachelijk. M: Zo maar. Da’s belachelijk he!

CXIII

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN