• No results found

Van alle bemoeienissen van Hope & Co met leningen aan Amerikaanse staten en insti-tuten, was de lening aan de Citizens Bank in Louisiana het duidelijkst verbonden aan de slavernijsector. Louisiana had naast katoenplantages veel suikerplantages. Vanwege het expanderende slavernijsysteem hadden planters in de staat een ongekende be-hoefte aan krediet in de vroege jaren dertig van de negentiende eeuw. In 1833 richtten enkele personen de Citizens Bank of Louisiana op, waarvan Edmund Forstall een van de directeuren werd. De directie van de Citizens Bank stuurde vertegenwoordigers naar Europa om daar een obligatielening te plaatsen. Een eerste poging via de Amsterdamse bankier Willink mislukte, waarna Hope & Co in 1836 geïnteresseerd bleek. Hope wilde de aangeboden obligaties alleen kopen als de staat Louisiana een overheidsgarantie gaf op de afbetaling ervan. Uiteindelijk kocht Hope & Co tussen 1836 en 1842 voor

$ 7 miljoen (ƒ 17,5 miljoen) aan obligaties van de Citizens bank, die de Amsterdamse firma vervolgens doorverkocht aan geïnteresseerde beleggers. Die beleggers konden een obligatie kopen van ƒ 1200, waarmee ze – wellicht zonder erbij na te denken – een financiële injectie gaven aan de slavernij-economie van de Verenigde Staten. In ruil daarvoor werd hen een jaarlijks rendement van 5 procent beloofd, gegarandeerd door de staat Louisiana. Feitelijk verzorgde Hope & Co met het verstrekken van deze lening het hele werkkapitaal van de Citizens Bank.

Dat de firmanten van Hope & Co goed op de hoogte moeten zijn geweest van de activiteiten van de Citizens Bank, blijkt uit het vele papierwerk dat ze uit Louisiana ontvingen. Daaronder bevond zich ook de oprichtingswet, waarin het doel van de bank stond aangegeven. Ook stond er duidelijk in dat aandeelhouders een aandeel konden krijgen in ruil voor hypotheekrecht “upon lands in a state of cultivation, and the slaves attached to the same and employed thereon” (“op gecultiveerde gronden en de daaraan verbonden slaven die op die gronden werken”).16 Zo meldden de planter Robert Smith en zijn vrouw Celeste Neda zich in de zomer van 1837 bij een notaris in de parish St. Landry in Louisiana. In ruil voor 1200 aandelen Citizens Bank verhy-pothekeerden zij onder meer een groep slaafgemaakten, “Ester 23 jaar, Milly 30 jaar,

16 NL-AmsSAA, Hope 2614, Charter of the Citizens Bank of Louisiana, section 7, 7-8.

Obligatie van de Citizens’ Bank of Louisiana, 1848. Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Firma Hope & Co, 735, no. 2612

Maria 16 jaar, Charlotte 18 jaar, Matilda 20 jaar, Harriet 20 jaar, Susan 30 jaar, James 12 jaar, Henry 3 jaar, Nelson 3 jaar, Auguste 6 jaar, Mary 10 jaar, Henriette 8 jaar, Ca-therine 6 jaar, Louisa 3 jaar, een babymeisje, Julie 2 jaar, Clarissa 2 jaar”.17 In totaal bezat de Citizens Bank het hypotheekrecht op meer dan 9.000 slaafgemaakten in de periode tot het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog in 1860. Bovendien heeft de bank in sommige gevallen gebruikgemaakt van het hypotheekrecht en zo honderden slaafgemaakten rechtstreeks in bezit gekregen om te laten veilen.18

De Citizens Bank was de grootste property bank in Louisiana. Het uitlenen van gelden aan aandeelhouders was een belangrijke activiteit en in 1841 stond een bedrag van

$ 5,1 miljoen open.19 Tussen de aandeelhouders zaten de grootste planters in Lousiana.

Onder hen was Valcour Aime, een rijke suikerplanter. In een dagboek dat hij bijhield beschreef hij regelmatig zijn ervaringen met slaafgemaakten op de plantage Oak Alley.

Hij vermeldde regelmatig sterfgevallen van volwassenen en kinderen. De dood van baby’s weet hij doorgaans aan de “slechte zorgen van de moeder”.20 In 1842 bezocht een Labouchère, waarschijnlijk de zoon van Hope-firmant Henri Mattieu Labouchère, een plantage van Aime.21 Hij moet daar ongetwijfeld met eigen ogen de slaafgemaak-ten hebben gezien. Ook de Franse suikerplanter Bernard de Marigny, eigenaar van de plantage Fontainebleau, was aandeelhouder van de Citizens Bank. Toen hij in 1837 een hypotheekakte liet opstellen, werden de namen en leeftijden van 98 verhypo-thekeerde slaafgemaakten nauwkeurig genoteerd. Onder hen bevonden zich maar liefst 33 kinderen, die een leven in slavernij tegemoet konden zien.22 Soms kregen planters betalingsproblemen. Omdat de Citizens Bank het hypotheekrecht had op veel slaafgemaakten, heeft die bank honderden mensen rechtstreeks in bezit gehad en laten veilen.

17 Naar de hypotheekakte wordt verwezen in notariële akte voor Theodore Seghers, notaris in New Orleans, 2 augustus 1837, getranscribeerd door Mike Miller. Beschikbaar op http://files.usgwarchives.net/la/state/court/

afriamer/notarialc.txt [geraadpleegd december 2021].

18 Zie hiervoor het rapport van het onderzoek door HAI dat JP Morgan Chase in 2005 liet verrichten naar historische slavernijconnecties. Via overnames was de erfenis van Citizens Bank bij Morgan Chase

terechtgekomen. Het rapport is niet meer online beschikbaar. De belangrijkste bijlagen ervan konden echter worden getraceerd via de website van de Office of the City Clerk van de stad Chicago, waar Morgan Chase in 2010 als externe financier betrokken was bij de bouw van sociale huurwoningen. In die hoedanigheid diende de bank de bijlagen in als verplichte slavery disclosure.

19 Bodenhorn, State Banking in Early America, 259.

20 Damian Pargas, Weathering different storms : regional agriculture and slave families in the non-cotton South, 1800-1860 (Leiden: proefschrift, 2009), 107-108.

21 NL-AmsSAA, Hope 2615, Forstall aan Hope & Co, 25 december 1870.

22 Jackson Catrell, Leanne Cantrall, The Enslaved Families of Fontainebleau, 5-6. Raadpleegbaar via https://crt.state.

la.us/Assets/Parks/parks/fontainebleau/Enslaved_Peoples_of_Fontainebleau.pdf [bezocht in december 2021].