• No results found

Van Cassius Cherea kwamen zij op Caligula. Pilatus vroeg zijn vriend wat hij van de keizer dacht

‘Hetzelfde wat hij van mij denkt,’ zei Seneca glimlachend,

‘niet veel goeds. Sinds ik hem beleefd de waarheid heb gezegd, ben ik een

middelmatig schrijver; zelfs doet hij zijn best de verspreiding van mijn boeken tegen

te gaan. Maar hij heeft één verontschuldiging: dat hij ziek is, meer ziek dan wreed,

hoewel er op Capri alles gedaan is om deze laatste eigenschap tot een ongekende

hoogte bij hem te ontwikkelen. En door zijn opvoeding in het leger is hij ijdel

geworden en van een brutale zelfoverschatting. Dit is ook de oorzaak geweest van

de breuk tussen ons. Mijn stelling, dat een deugdzame ziel in een afstotend omhulsel

kan wonen, waarvoor hij zich interesseerde, omdat hij zichzelf voor lelijk houdt,

-veranderde hij van een mogelijkheid in een onomstotelijke waarheid! Voor hém

persoonlijk althans gold, dat het afstotend omhulsel al meer dan voldoende was, de

deugdzame ziel kwam dan wel vanzelf! Toen ik er hem voorzichtig opmerkzaam op

maakte, dat dit een stelling was als een ander, maar in geen geval mijn overtuiging

weergaf, werd hij woedend en schold mij uit. Ook ik liet mij niet onbetuigd, - het

was even voor zijn troonsbestijging, ik had dus eigenlijk weinig van hem te duchten,

- en een en ander culmineerde in mijn opmerking, nu nauwelijks beleefd of voorzichtig

meer, dat ik zijn omhulsel verder zou laten rusten, maar dat zijn ziel op die van

Phaëton leek, die de wagen van zijn vader Helios wilde mennen. Hij was zo door

het dolle heen, dat ik niet geloof, dat hij de strekking hiervan begrepen heeft,

-gelukkig maar, achteraf.’

‘Je durft meer tegen hem te zeggen dan ik,’ merkte Pilatus op, terwijl hij zijn hoofd

neerslachtig op zijn handpalm steunde. Enige ogenblikken keek de ander hem

verwonderd aan, om schouderophalend te vervolgen:

‘Waarschijnlijk heb ik, meer dan jij, het gevoel met een zieke te doen te hebben.

Hij weet trouwens zelf, dat hij ziek is, en heeft overal genezing gezocht; de priesters

van Aesculapus weten daarvan mee te praten; nachtenlang zijn ze door hem uit de

slaap gehouden daar op het Tibereiland. En onze deus clinicus is niet de enige;

ongeduldig loopt hij van de een naar de ander, maar hij weet niet van volhouden en

verwacht, dat alles voor hem zal worden gedaan, zonder enige opoffering zijnerzijds.

Enige maanden geleden moet hij op de gedachte gekomen zijn, dat zijn toevallen

hem door Juno waren gezonden, als straf voor Drusilla's overspel, - zo mag men het

toch wel noemen. Dus

gaat hij naar de driecellige tempel op het Capitool en heeft een onderhoud met Juno.

Een vrij eenzijdig onderhoud uiteraard. Maar, hoe weinig Juno ook terugzei, in haar

ogen meende hij te lezen, dat hij maar ziek moest blijven. Juist was het beeld mooi

aangekleed door vrome vrouwen of die daarvoor doorgaan; hij neemt een spiegel,

houdt haar die voor, en draait de spiegel dan weg om haar te tergen, telkens weer.

“Eerst goed worden tang!” moet hij geroepen hebben, de priesters stonden te luisteren.

Tenslotte heeft hij het beeld een kinnebakslag gegeven ook nog... Maar zoiets is toch

om medelijden mee te hebben!’

‘Ik heb geen medelijden met zo'n gek...,’ zei Pilatus, en trok zijn bovenlip op, ‘een

gevaarlijke gek...’

‘Ja...,’ beaamde Seneca aarzelend, alsof dit een probleem was, waarover men

wekenlang praten kon, zij het ook met een andere gast dan deze. - ‘Over zijn

gevaarlijkheid is me een en ander ter ore gekomen... Maar vind je dit niet een erg

naargeestig gesprek? We zitten toch in Antium, beste vriend, met de zee en de rozen!

Niet? Goed dan. Om te beginnen: de wreedheid van Gajus Caesar is een prachtige

gelegenheid om studie te maken van de domheid van de menigte. Je weet hoe men

hem heeft toegejuicht in het begin: hij was een engel, hij was alles wat Tiberius niet

was, men ging een gouden tijdperk tegemoet. Op een goede dag nu, ik meen van

even voor zijn huwelijk met Drusilla, neemt hij een diamantspeld, en prikt die diep

in de rug van een slavin, zonder enige aanleiding, aan een onweerstaanbare opwelling

gehoorzamend. Dit laatste vormt tot zekere hoogte een verontschuldiging; bovendien

mocht de slavin de kostbare speld behouden. Dergelijke luimen treft men bij iedere

heerser aan; ik wil ze niet verontschuldigen, maar een denkend mens zal moeten

toegeven, dat dit voorval van wreedheid nog maar de laagste trap vertegenwoordigt;

blijft iemand daarbij, gaat hij niet verder in het kwaad, dan kan hij in rechtschapenheid

nog een tweede Augustus worden. Doorzochten we het leven van keizer Augustus

zelf, dan kwamen er, al zijn humaniteit ten spijt, misschien ook wel zulke slavinnen

en diamantspelden tevoorschijn. Maar wat zien we nu? Het voorval wordt

langzamerhand bekend, het hof weet het, de stad spreekt erover. En nauwelijks is er

een week voorbijgegaan of Gajus Caesar is een monster, die slavinnen martelt, die

de hele dag niets anders doet dan

nen martelen. Niets goeds wil men meer over hem horen. Hij vormt niet meer de

tegenstelling tot Tiberius, hij is veel erger dan Tiberius. Bijna lijkt het alsof men

hierop gewacht heeft. En men vermoedt niet, dat men door dergelijke geruchten te

geloven en te helpen verspreiden een sfeer in het rijk schept, waarin een keizer en

zeker iemand als Gajus, die nu eenmaal alles nabootst wat hij ziet, hoort of voelt,

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN