• No results found

Community Art Lab-XL, kortweg CAL-XL, is een netwerkorganisatie van

cultuurprofessionals die streven naar een grotere rol van kunst in maatschappelijke ontwikkeling.87 CAL-XL verzamelt en genereert kennis, geeft advies en is partner bij vooruitstrevende projecten op het gebied van kunst en het publieke domein. Als

kenniscentrum heeft CAL-XL bijgedragen aan het boek 'Cultuur nieuwe stijl', geschreven door Sikko Cleveringa, voorzitter van CAL-XL. Cleveringa ziet dat er een verandering is opgetreden in het cultuurbeleid en zegt dat er sinds 2011 gesproken kan worden van 'Cultuur

86

Idem: 41-43.

33

nieuwe stijl'.88 Het onderscheid tussen het klassieke cultuurbereik en cultuur nieuwe stijl wordt volgens CAL-XL gemaakt op basis van de volgende kenmerken:

Afbeelding 5. Cleveringa.Cultuur nieuwe stijl. 2012: 13.

Volgens CAL-XL is community art bij uitstek een vertegenwoordiger van deze cultuur nieuwe stijl. Een professionele monitoring en evaluatie is hierbij van belang. CAL-XL heeft hiertoe een projectscan ontwikkeld:

“De projectscan is een conceptueel model dat in vier stappen zichtbaar maakt hoe culturele interventies werken in maatschappelijke ontwikkelingen”'89

Deze vier stappen zijn gebaseerd op de vier krachten in het model van creatieregie van Robbert Coppenhagen.90

88 Cleveringa, Sikko. Cultuur nieuwe stijl. Praktijkboek community arts en nieuwe cultuurfuncties.

Amsterdam: pckpublishing, 2012: 8

34

Afbeelding 6. Cleveringa.Cultuur nieuwe stijl. 2012: 27.

Cleveringa situeert, aan de hand van deze krachten, de vier stappen van de projectscan van CAL-XL:

Stap 1 is de maatschappelijke vraag. Deze is gebaseerd op de voedingskracht.

Stap 2 is de culturele interventie, gebaseerd op de creatieve kracht, in Coppenhagens model vormkracht genoemd.

Stap 3 is de cocreatie, waarbij de samenwerkingskracht centraal staat.

Stap 4 is de cultuurparticipatie en het cultuurbereik, met als basis de vormkracht. 91

90

Idem: 24.

35

- Stap 1. Maatschappelijke vraag

Stap 1 bestaat uit 2 'deelstappen' en een koppeling tussen theorie en praktijk. Stap 1a is de checklist waarbij men antwoord moet formuleren op vragen betreffende het thema van het project, de locatie, beoogde effecten en een rangorde daarvan, een typologie van de brongroep en een uiteenzetting over hoe de effecten te meten.92 Bij stap 1b wordt dieper ingegaan op de mogelijke doelstellingen en redenen om mee te doen voor de brongroep. Cleveringa heeft hiervoor een tabel opgesteld die is ingedeeld in vier verschillende contexten: de brongroep, het publiek, de gemeenschap en de ruimte en tijd. Daaronder staan voor elke context een mogelijk doel/effect, de relatie die daarbij hoort en twee kernbegrippen die hierbij horen. Daar weer onder staan de capaciteiten die men nodig heeft om deze doelstellingen te bereiken, 'vermogens' genoemd, die zijn ingedeeld in culturele vermogens, sociale vermogens en fysieke vermogens.93 In stap 1c wordt de koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk en wordt er nog wat praktische informatie gegeven die handig kan zijn bij het invullen van de vragenlijst.

- Stap 2. Culturele interventie

Bij stap 2a wordt een vragenlijst ingevuld, waarmee het project wordt omschreven en waarbij belangrijke data voor het project worden vastgelegd en de betrokken partijen kort worden benoemd.94 Daarnaast wordt in stap twee ‘een match gezocht tussen de maatschappelijke vraag (stap 1) en het type culturele interventie’.95

Om terug te komen op de theorie van Weiss: hierbij gaat het om het zoeken naar een juiste opzet voor het project, zodat het project een causaal proces in werking stelt dat leidt tot de beoogde gevolgen. De vragen die hiertoe gesteld worden in ‘Cultuur nieuwe stijl’ zijn de volgende:

“– Prioriteiten in de culturele interventies: welk type culturele interventie wordt het? Wat is de rangorde van prioriteiten in elementen van cultureel erfgoed en educatie,

cultuurproductie, culturele zelforganisatie en culturele programmering en hoe verhoudt deze

92 Idem: 31. 93 Idem: 32-33. 94 Idem: 39. 95 Idem: 40.

36

rangorde zich tot de beoogde effecten?

– Beschrijving van de culturele interventies: hoe krijgt de culturele interventie vorm in elementen van cultureel erfgoed en educatie, cultuurproductie, culturele zelforganisatie en culturele programmering.”96

De online scan op het projectenweb van CAL-XL hanteert hierbij de volgende definities:

“Het project is een culturele interventie in een bepaalde context. We onderscheiden daarbij vier typen projecten. […]:

Cultureel erfgoed en cultuureducatie/brongroep

Artistiek (voor)onderzoek in de omgeving van het project of scholing/talentontwikkeling van de betrokkenen nemen bij dit project een belangrijke plaats in.

Culturele zelforganisatie/de relatie tussen brongroep en gemeenschap

De mensen voor wie dit project betekenis heeft, dragen actief bij aan de organisatie en/of artistieke productie. Daarbij ontstaan er nieuwe connecties of verbindingen binnen de eigen gemeenschap (bonding), of tussen hen en andere groepen of mensen in de samenleving (bridging). Netwerken en relaties ontstaan of krijgen nieuwe betekenis.

Culturele productie/de relatie tussen brongroep en publiek

Het is belangrijk dat dit project een zichtbaar of tastbaar eindresultaat heeft waarmee de betrokkenen zichtbaar worden voor anderen in het publieke domein; de artistieke vertaalslag. Het gaat hier om de kwaliteit van de productie an sich. De uitvoering valt onder

‘programmering’ (plaats en tijd).

Culturele programmering/de relatie tussen brongroep en fysieke ruimte

Dit project creëert een cultureel programma/evenement waarbij de mensen voor wie het project betekenis moet hebben zich welkom weten. En/of dit project verbetert het culturele

37

voorzieningenniveau in de fysieke omgeving. En/of dit project zorgt ervoor dat mensen zich meer eigenaar gaan voelen van reeds aanwezige voorzieningen.”97

Volgens Cleveringa heeft elk van deze typen culturele interventies een causale relatie met de hoofddoelstellingen: cultuureducatie draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling,

zelforganisatie draag bij aan sociale cohesie, cultuurproductie draagt bij aan beeldvorming in het publieke domein en culturele programmering draagt bij aan fysieke leefbaarheid.98Als dit klopt dan kan men op basis van bovenstaande uitgangspunten een project zo vormgeven dat het bij de beoogde doelstellingen past. Daarbij moet de nadruk liggen op één type interventie, maar het is daarbij wel mogelijk dat het project ook aspecten van de andere typen interventies omvat. Community artist en initiators van community artprojecten moeten hierbij op zoek naar de ‘gulden snede van sociaalartistieke praktijken’.99

- Stap 3: Cocreatie

Ook bij deze stap beginnen we met een checklist. De deelnemende groepen en organisaties staan hierbij centraal alsmede de mate van cultuurparticipatie en cultuurbereik. Deze stap heeft als doel inzicht verwerven in hoe verschillende typen organisaties en (bron)groepen samenwerken en ‘cocreëren’.100

Hoe bepaalde groepen aan een community artproject

deelnemen is bij deze stap belangrijk: zijn de deelnemers vooral bezig met de organisatorische kant, of met de culturele artistieke kant van het project? Er bestaat namelijk een verschil tussen het verzorgen van koffie bij een buurtfestival, of het optreden tijdens het festival of het geven van een workshop voorafgaand aan het festival.

Bij community artprojecten wordt vaak gestreefd naar het vergroten van sociale en/of culturele vermogens. Sociale professionals en culturele professionals kunnen de deelnemers hierbij helpen. Cleveringa spreekt in dit verband van een sociaalartistieke arena, waarbij de brongroep een voor hen nieuw (sociaalartistiek) terrein wil betreden.101 Hierbij ziet de

brongroep de gevestigde orde als voorbeeld. Deze gevestigde orde verzet zich (deels) tegen de

97 Projectscan CAL-XL, stap 1B <http://www.cal-xl.nl/projectenweb> Inlog vereist. Zie bijlaen. 98 Cleveringa, 2012: 45.

99 Idem: 44-45. 100

Idem: 50.

38

intrede van de brongroep, omdat zij haar exclusieve positie wil behouden. De invloed van Pierre Bourdieus distinctietheorie is voelbaar aanwezig.102

Afbeelding 7. Cleveringa. Cultuur nieuwe stijl. 2012: 53.

In de arena is te zien dat meedoen de eerste stap is op weg naar toetreden tot de gevestigde orde. Als de deelnemers meer sociale of culturele capaciteiten hebben dan kunnen zij het project helpen organiseren. Nog een stapje verder in de emancipatie van de brongroep vinden we het mede-eigenaarschap. De brongroep is mede-eigenaar van het project en kan wellicht in de toekomst zelf dergelijke projecten initiëren en organiseren. De brongroep (of individuen uit de brongroep) zijn dan tot de gevestigden gaan behoren.

De culturele kant van de arena is de rechterkant van het model. Rechts is tevens de kant die in de neurologie bekendstaat als de creatieve kant van de hersenen, waarbij

verbeelding en gevoel centraal staan. De linker hersenhelft staat voor rationaliteit, theorie en

102 La Distinction, het invloedrijke werk van de Franse cultuursocioloog Pierre Bourdieu, behandelt het

overwicht van de sociaal-culturele elite. De middenklasse trekt zich op aan de waarden van deze elite en probeert zo ook toe te treden tot de klasse van de elite. De elite is hier niet bij gebaat en verzet zich door op zoek te gaan naar nieuwe waarden en manieren waarop zij zichzelf kan onderscheiden van de lagere klassen. Dit is een constante strijd om de culturele hegemonie.

39

controle en in de sociaalartistieke arena vinden wij links de sociale professionals terug. Deze tegenpolen kunnen elkaar versterken, maar vormen volgens Cleveringa ook een mogelijke bedreiging voor het slagen van een project.

“De polariteit tussen de linker en rechter modus is niet alleen een kans, maar ook een

bedreiging. De cultuurverschillen kunnen zo diep zijn dat het samenspel niet van de grond komt en blijft hangen om omslaat in irritatie en onbegrip. Het is ook de bron van de eindeloze verwarring bij opdrachtgevers en fondsen of het project nu sociaal of artistiek is. Nogmaals: als het goed is, is het beide en kan het niet zonder elkaar.”103

Doordat community artprojecten zich tussen beide polen bewegen, spelen zij zich vaak af 'op het raakvlak van de sociale en artistieke sector, aan de randen van de kerntaken waar

organisaties voor staan.'104 Enerzijds kan dit ertoe leiden dat dergelijke projecten voor geen van beide sectoren het belangrijkst zijn in hun takenpakketten, anderzijds maakt het dergelijke projecten uniek en onderscheidend. Juist dergelijke projecten kunnen een ander en nieuw publiek aanspreken en meer mensen bereiken dan projecten die zich alleen op artistiek of alleen op sociaal vlak afspelen.

- Stap 4: Cultuurparticipatie en -bereik

Ook stap 4 begint met een checklist, waarvan de begroting van het project het eerste onderdeel is. Vervolgens wordt gekeken naar wat de ambitie van het project is wat betreft cultuurparticipatie en uiteindelijk in hoeverre deze ambitie is gerealiseerd. Bij

cultuurparticipatie gaat het om de vraag in hoeverre betrokkenen meedoen aan het project, in termen die wij eerder zagen bij de sociaalartistieke arena: meedoen, mee organiseren, of mede-eigenaar zijn. De participatie van de brongroep wordt hier vanzelfsprekend aan getoetst, maar ook de participatie van de sociale en culturele professionals kan op basis van deze schaal worden beoordeeld.105

Daarnaast wordt gekeken naar het cultuurbereik van het project, zowel naar de

103 Cleveringa, 2012: 55. 104

Idem: 57.

40

ambities als naar de realisatie. Cultuurbereik zegt iets over de impact van het project, niet alleen voor directe betrokkenen zoals deelnemers of de betrokken professionals maar ook over de impact op het publiek of de gemeenschap waar het project zich afspeelt. Het project kan individuele, collectieve, en publieke/politieke impact hebben.106 Cleveringa stelt dat dit cultuurbereik het moeilijkst te meten is. In stap 4b geeft hij als hulpmiddel een tabel met criteria en vragen die men hierbij kan stellen:107

1. Wat is de betekenis van de verhalen en talenten die je vangt bij de brongroep en blijft dat beperkt tot individuele betekenis, heeft het zeggingskracht voor collectiviteit of voeg je iets toe aan het erfgoed van een bepaalde deelgemeenschap?

2. Heeft de productie vooral betekenis voor de direct betrokkenen, is het interessant voor de eigen collectiviteit van familie, kennissen en de buurt of kan het grote publiek zich er ook mee identificeren?

3. Gaat de brongroep hiermee nieuwe relaties aan binnen de eigen gelederen of ontstaat er een nieuwe betekenisvolle relatie met andere groepen binnen de gemeenschap of wordt een groot deel van de totale gemeenschap gemobiliseerd op het thema waar het om draait?

4. Heeft het project impact op de directe leefomgeving van individuen? Geeft het een nieuwe betekenis voor de brongroep aan iets in de fysieke ruimte of heeft het impact op de openbare ruimte?

Als al deze stappen zijn doorlopen in de digitale scan dan wordt een figuur opgesteld, een getekende lijn die zich bevindt op twee hoofdassen die de figuur in vier kwadranten verdelen. Bij de meeste community artprojecten ligt het accent op een of twee kwadranten. Cleveringa deelt de kwadranten als volgt in:

“– hard core community arts: zwaartepunt ligt in het kwadrant van de sociale deelname (linksonder). De kunstenaar verbindt zich aan een maatschappelijk project van de burger. – talentontwikkeling: zwaartepunt ligt in het kwadrant van culturele deelname (rechtsonder). De brongroep produceert zelf 'Cultuur nieuwe stijl'.

106

Ibidem.

41

– soft core cultuur participatie: zwaartepunt in kwadrant van culturele infrastructuur (rechtsboven). De burger verbindt zich aan een cultureel project van een kunstenaar of culturele instelling.

– sociaal-cultureel werk: zwaartepunt in het kwadrant van de sociale infrastructuur (linksboven). De brongroep reproduceert de gevestigde cultuur.”108

Hierna (of al tijdens het invullen van de ambities van het project) kunnen de

gerealiseerde uitkomsten ingevuld worden. Er wordt dan een tweede figuur getekend. Hoeveel deze figuren van elkaar afwijken, geeft aan in welke mate aan de ambities is voldaan. Voor sociale en culturele professionals kan dit belangrijke inzichten geven voor volgende projecten. Voor deze scriptie is de scan een analytisch hulpmiddel. In het volgende hoofdstuk zien we de figuur die is verkregen, na het invullen van de scan op basis van de initiële ambities van 'De Huiskamer verhuist'. In hoofdstuk 4 wordt de scan ingevuld aan de hand van de huidige opzet van het project en kunnen wij zien of er sprake is van een discrepantie tussen ambitie en realisatie of dat beide figuren relatief sterk overeenkomen.

42

2. Context

In dit hoofdstuk wordt de context geschetst waarin het project ‘De Huiskamer verhuist’ zich afspeelt. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de maatschappelijke context van de geschiedenis van de wijk en wijkvernieuwing. In de tweede paragraaf staat de relatie tussen Woensel-West en het Van Abbemuseum centraal.