• No results found

7.c De financiële effecten van standpunten in dit Pakketadvies

In document Pakketadvies 2011 (pagina 93-99)

7.c.1. Opbrengsten

In deze paragraaf illustreert het CVZ aan de hand van een aantal voorbeelden hoe zijn standpunten een bijdrage leveren aan de betaalbaarheid van het basispakket. In totaal leiden deze voorbeelden tot een besparing of tot een vermindering van meerkosten van € 100 tot € 135 miljoen op jaarbasis.

Continue glucose monitoring

Het CVZ heeft het standpunt ingenomen dat continue glucose monitoring (CGM) voor type 1 diabeten (en zwangeren met type 2 diabetes) behoort tot de te verzekeren prestaties. Dit betekent dat de doelgroep die voor deze interventie in aanmerking komt in potentie bestaat uit 10.500 personen. De meerkosten van CGM bedragen € 2.900 waardoor de

potentiële meerkosten van dit standpunt op jaarbasis € 30.450.000 bedragen.

Het CVZ heeft in zijn standpunt expliciet geduid voor welke groepen diabetespatiënten CGM effectief is en daarnaast is door de NDF een indicatieprotocol opgesteld waardoor CGM is ingepast in de stepped care-benadering van diabetes. Hierdoor resteert een netto doelgroep van 3.000 verzekerden voor wie CGM op het juiste moment in de behandelcyclus toegepast, kosteneffectief is. Het standpunt over CGM beperkt hiermee de groei van de zorgkosten met een bedrag van € 21.750.000 (7.500 x € 2.900).

Zelfcontrole type 2 diabeten zonder insulinegebruik Het CVZ is van oordeel dat langdurige zelfcontrole bij mensen met diabetes type 2 die geen insuline gebruiken, niet voldoet aan het wettelijke criterium stand van de wetenschap en praktijk. Zelfcontrole is voor deze patiëntengroep geen te verzekeren prestatie.

Het aantal type 2 diabeten in Nederland die geen insuline gebruiken heeft het CVZ berekend op (afgerond) 490.000. Het CVZ raamt dat 20% van hen voor zelfcontrole in aanmerking zou willen komen als dit wordt vergoed vanuit de

basisverzekering. De kosten van zelfcontrole op jaarbasis zijn € 430 per gebruiker. Het standpunt van het CVZ leidt derhalve tot een bedrag aan minderkosten van afgerond € 42 miljoen (98.000 x € 430).

Vertebroplastiek en ballonkyphoplastiek Het CVZ heeft het standpunt ingenomen dat de

vertebroplastiek en de ballonkyphoplastiek niet voldoen aan het wettelijk criterium stand van de wetenschap en praktijk. Deze behandelingen zijn daarmee geen te verzekeren prestatie op grond van de Zvw.

De gemiddelde meerkosten van de vertebroplastiek en de ballonkyphoplastiek ten opzichte van de gebruikelijke

behandeling fysiotherapie en pijnstilling bedragen € 3.000 per patiënt.

Ernstige osteoporotische wervelfracturen treden per jaar op bij 7 op de 1000 vrouwen van 55 jaar en ouder en bij 2 per 1000 mannen van 55 jaar en ouder (16.000 per jaar in Nederland). Volgens de richtlijn moet ongeveer 23% van deze patiënten behandeld worden. Wanneer de vertebroplastiek of

ballonkyphoplastiek de behandeling van de eerste keus zou zijn, betekent dit dat deze ongeveer 4000 mensen hiervoor in aanmerking zouden komen.

Het oordeel dat beide behandelingen geen te verzekeren prestatie zijn, bespaart derhalve een bedrag van € 12 miljoen aan zorgkosten.

Genexpressietest Mammaprint bij de behandeling van mammacarcinoom

Het CVZ is van oordeel dat het klinisch nut van gebruik van de Mammaprint nog niet is aangetoond. De Mammaprint voldoet daarmee niet aan het wettelijk criterium stand van de

wetenschap en praktijk en is geen te verzekeren prestatie op grond van de Zvw. De kosten per test bedragen € 2.675.

Het CVZ heeft berekend welke testkosten met dit standpunt worden bespaard. Aanname hierbij is dat de test aanvullend op

bestaande zorg wordt gebruikt. De eventuele latere kosten en baten van de testuitslag zijn niet bekend en daarom buiten beschouwing gelaten.

De incidentie van borstkanker bij vrouwen tot en met 60 jaar is 6.546. Hiervan heeft naar schatting 50% een relevante

tumorstadiëring. Het CVZ neemt als uitgangspunt dat 40% van die groep daadwerkelijk van de test gebruik zou maken. Dit betreft 1.310 personen op jaarbasis.

Op jaarbasis gaat het om een besparing van € 3,5 miljoen (€ 2.675 x 1.310).

Cochleair implantaat bij tinnitus

Het CVZ heeft het standpunt ingenomen dat het plaatsen van een cochleair implantaat bij tinnitus niet voldoet aan het wettelijk criterium stand van de wetenschap en praktijk. Een cochleair implantaat is bij deze indicatie geen te verzekeren prestatie op grond van de Zvw.

Hoewel het aantal mensen met tinnitus groot is (60.000), gaat het CVZ er vanuit dat slechts een zeer beperkt deel van hen voor de cochleair implantaat in aanmerking wil komen. Het betreft immers een zware ingreep. Het CVZ gaat conservatief uit van 15 personen op jaarbasis. Dit standpunt leidt derhalve tot een kostenbesparing van afgerond € 1,15 miljoen (15 x € 78.000).

Cosmetische behandeling van varices

In maart 2011 heeft het CVZ een nadere duiding gedaan van een eerder standpunt uit 2008 over de afbakening tussen medisch noodzakelijke en cosmetische varicesbehandelingen. Het CVZ is van oordeel dat invasieve behandeling van C0, C1 en C2 varices als cosmetische behandeling kunnen worden aangemerkt. Deze behandelingen vallen daarom niet onder de verzekeringsdekking van de Zvw.

Het CVZ heeft een schatting gemaakt van de financiële consequenties van dit standpunt (met inbegrip van de financiële consequentie van het standpunt uit 2008). Uit het DBC-informatiesysteem blijkt dat de kosten die gemoeid zijn

met invasieve varicesbehandeling ongeveer € 122 miljoen bedragen (2009). Zorgverzekeraars ramen het aantal

cosmetische behandelingen op 20 tot 50%. Uitgaande van deze gegevens, berekent het CVZ de kostenbesparing van het niet (langer) vergoeden van invasieve behandeling van C0, C1 en C2 varices op € 22 tot € 56 miljoen per jaar.

7.c.2. Kosten

In dit Pakketadvies heeft het CVZ geen nieuwe

instroomadviezen opgenomen. Wel leiden eerder uitgebracht adviezen en standpunten tot een verhoging van de

zorgkosten. Het CVZ tekent hierbij aan dat een deel van die kosten het gevolg is van technologische ontwikkelingen dan wel het aanbod komen van nieuwe, geïntegreerde zorgvormen. De voortschrijdende technologische ontwikkeling is één van de parameters die wordt betrokken bij de jaarlijks indexering van het BKZ.

Hieronder volgen een aantal adviezen en standpunten die (deels in eerste instantie) tot een verhoging van de zorgkosten leiden:

De gecombineerde leefstijlinterventie Het CVZ heeft in augustus 2010 geadviseerd de

gecombineerde leefstijlinterventie integraal in de regelgeving op te nemen. De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) bestaat uit advies over en begeleiding bij

voeding/eetgewoontes, beweging en gedragsverandering. De interventie is gericht op het verwerven en behouden van gezond gedrag. Het CVZ is van oordeel dat GLI als één samenhangende prestatie een plaats moet krijgen in het Besluit zorgverzekering.

Het CVZ heeft een kostenonderzoek laten uitvoeren rond de kosten en opbrengsten van de gecombineerde

leefstijlinterventie op korte en middellange termijn. Naast de kosten van de GLI, zijn besparingen door substitutie van zorg, gezondheidseffecten en, buiten de zorg, door de afname van ziekteverzuim, berekend. Het iMTA raamt het saldo van kosten en opbrengsten in jaar 1 op ongeveer € 51 miljoen. Een

gestructureerd aanbod van de GLI leidt in de raming in jaar 1 tot en met jaar 4 tot kosten (per saldo). Deze nemen langzaam af tot 9 miljoen euro in jaar 4 en vanaf jaar 5 is er sprake van een batig saldo, dat oploopt tot 50 miljoen euro in jaar 10 (dit saldo geldt voor kosten en opbrengsten binnen de zorg). Bij de berekening vanuit maatschappelijk perspectief raamt het iMTA de opbrengst in jaar 10 op 192 miljoen euro.

Functiegerichte omschrijving hulpmiddelen voor de visuele functie

In februari 2011 heeft het CVZ geadviseerd de huidige functiegerichte omschrijving van hulpmiddelen voor stoornissen in de visuele functie uit te breiden, Dit advies vloeit voort uit de verplichtingen die de Europese

Univeseledienstenrichtlijn oplegt aan lidstaten met betrekking tot de toegankelijkheid van telecommunicatie voor mensen met een beperking. De financiële gevolgen van dit

systeemadvies raamt het CVZ op € 1,2 tot 1,7 miljoen per jaar.

Hulpmiddelen voor airstacken

Het CVZ in november 2010 geoordeeld dat hulpmiddelen voor airstacken voldoen aan het wettelijk criterium ‘stand van de wetenschap en praktijk’ en dat het zorg betreft zoals medisch- specialisten die plegen te bieden. Op jaarbasis bedragen de kosten voor het airstacken voor de gehele doelgroep € 15.000.

Continue glucosemonitoring

Het CVZ heeft in november 2010 het standpunt ingenomen over continue glucose monitoring (CGM). In dit standpunt heeft het CVZ expliciet geduid voor welke groepen

diabetespatiënten CGM effectief is en daarnaast is door de NDF een indicatieprotocol opgesteld waardoor CGM is ingepast in de stepped care-benadering van diabetes. Hierdoor resteert een netto doelgroep van 3.000 verzekerden voor wie CGM op het juiste moment in de behandelcyclus toegepast,

kosteneffectief is. Voor deze patiëntengroep bedragen de kosten € 8,7 miljoen op jaarbasis (zie ook paragraaf 7.c.1.).

Multidisciplinaire behandeling van kinderen met chronische voedselweigering.

Het CVZ heeft in december 2010 een standpunt ingenomen over een gespecialiseerd behandelprogramma voor kinderen met chronische voedselweigering, uitgevoerd door

Behandelcentrum Pluruyn – De Seyshuizen. Omdat de behandeling een multidisciplinair karakter heeft gekregen, maken ook niet-verstandelijk gehandicapte kinderen er gebruik van. Het CVZ is van oordeel dat deze behandeling niet langer past binnen de AWBZ.

Het CVZ beschouwt deze behandeling als een eindfase in een stepped care benadering, waarvan eerdere stappen dienen plaats te vinden in een voor het kind gebruikelijke setting. De zorg is conform de stand van de wetenschap en praktijk en is een te verzekeren prestatie volgens de Zvw.

Op middellange termijn verwacht het CVZ een stijgende vraag naar de aangeboden zorg. De meerkosten bedragen € 0,3 tot 1,3 miljoen op jaarbasis.

8. Reacties belanghebbende partijen

In document Pakketadvies 2011 (pagina 93-99)