• No results found

DEELPLATFORM ervaring van activiteiten in een lokale

5.3 Buurtverbondenheid onder Amsterdamse deelnemers

Ten slot volgt hieronder een antwoord op de eerste deelvraag (zie 4.1), waarvoor naar aanleiding van de functionele, sociale en culturele buurtbindingen van de respondenten per platform een schema is ontwikkeld en per respondent is weergegeven in hoeverre zij verbonden zijn met hun buurt. De kwantificatie is gemaakt door te kijken naar hun mate en waardering van bindingen met buurtvoorzieningen en buurtgenoten en of men zich met deze buurtaspecten identificeert. Aan de hand van relatieve waarderingen, die zijn ontwikkeld ten opzichte van de onderlinge antwoorden per platform, zijn er op deze wijze positieve en negatieve waarden ontwikkeld aan elk type buurtbinding, die vervolgens gezamenlijk relatief gezien veel of weinig buurtverbondenheid vormen (zie 9.14)

Bij een ervaring van veel buurtverbondenheid besteedt men relatief veel van hun activiteiten bij buurtvoorzieningen en heeft men frequent en persoonlijk contact met buurtgenoten binnen en buiten het eigen woongebouw, wat uiteindelijk hun buurtidentificatie kan stimuleren. Bij een ervaring van weinig buurtverbondenheid besteedt men relatief weinig van zijn of haar activiteiten bij buurtvoorzieningen en/of hebben zij weinig en voornamelijk zakelijk contact met buurtgenoten (in hetzelfde gebouw), wat de buurtidentificatie kan beperken (Van Engelsdorp Gastelaars, 1999; Suttles, 1979; Blokland, 2005).

Hoe ervaren de Amsterdamse deelnemers van de buurtgeoriënteerde ICT-deelplatforms hun buurtverbondenheid?

Wat betreft de ervaringen van de buurtverbondenheid geeft de meerderheid van de respondenten bij beide platforms aan veel buurtverbondenheid te ervaren. Daarnaast blijken de verschillen bij het ervaren van veel of weinig buurtverbondenheid bij beide groepen door overeenkomstige factoren te worden bevorderd.

De mate van buurtverbondenheid blijkt bij alle respondenten voornamelijk te worden bevorderd wanneer het buurtvoorzieningenaanbod overeenkomt met hun individuele behoeftepatronen. Hierdoor maakt men namelijk meer gebruik van deze buurtvoorzieningen, wat de kans op frequent en persoonlijk

42

contact met (gelijkgestemde) buurtgenoten verhoogt. Deze individuele behoeften aan activiteiten en contact in de buurt worden daarnaast ook beïnvloed door de mogelijkheden die geboden worden vanuit de huishoudsituaties van de respondenten, waaronder de bewonerssamenstelling en woonsituatie. Zo blijkt de tijdbesteding van (eigen en andermans) kinderen in de buurt ervoor te zorgen dat ouders meer en op hetzelfde moment in publieke (speel)ruimtes in de buurt aanwezig zijn of dat (kinderloze) buurtgenoten worden gevraagd of aanbieden om op deze kinderen op te passen. Kinderloze bewoners, vooral studenten en alleenwonenden, blijken dan ook meer gebruik te maken van voorzieningen verspreid over de stad. Ook de toegankelijkheid en beschikbaarheid van gedeelde (semi-)publieke buurtruimtes (zoals een gemeenschappelijke trappengang, tuin, stoep, buurtwinkels en buurthoreca) en repeterende activiteiten (zoals Vereniging van Eigenarenvergaderingen of jaarlijkse buurtfeesten) verhogen de mogelijkheid tot frequent contact met buren binnen en buiten het woongebouw, aangezien andere buurtbewoners hier ook vaker gebruik van maken. Daarnaast blijkt het hebben van een zeer lange (meer dan vijftien jaar) of zeer korte (twee maanden) woonduur ook van invloed te zijn, aangezien men hierdoor een ruime of juist beperkte hoeveelheid tijd in de buurt heeft kunnen besteden.

Uiteindelijk blijkt de buurtidentificatie onderscheidbaar te zijn in identificatie met (bepaalde) gebieden of mensen in de buurt. De identificatie met een gebied blijkt voornamelijk samen te hangen met de mate waarin de voorzieningen hierin overeenstemmen met de specifieke individuele behoeftepatronen. Zo komt naar voren dat men wel gebruik kan maken van (standaard) buurtvoorzieningen, maar wanneer elders men zich meer in specifieke behoeften kan voorzien, men zich niet met de eigen buurt identificeert. Dit geldt ook andersom, wanneer men relatief weinig gebruik maakt van buurtvoorzieningen identificeert men zich wel met het gebied als deze enkele buurtvoorzieningen wel aan hun specifieke behoeftes voldoen. De identificatie met buurtgenoten blijkt voornamelijk met de personen te zijn met wie men (positief) frequent, lang en persoonlijk contact heeft. Men identificeert zich vervolgens ook sneller met het gebied waar deze nabije wonende contacten wonen.

43

VI. PARTICIPATIE AAN BUURTGEORIËNTEERDE ICT-DEELPLATFORMS

In dit hoofdstuk zijn de ervaringen van Amsterdamse deelnemers met betrekking tot hun participatie aan de Buurtgeoriënteerde ICT-deelplatforms Peerby en Thuisafgehaald weergegeven. In hoofdstuk 3 kan de wijze waarop deze data is verzameld en geanalyseerd worden teruggevonden. Hieronder zijn eerst de ervaringen betreffende het gebruik, de motivaties en sociale interacties tijdens de participatie aan het platform Peerby beschreven (6.1) en daaropvolgend die van Thuisafgehaald-deelnemers (6.2). Ten slotte volgt het antwoord op de tweede deelvraag, waarbij het gebruik van de deelnemers van beide platforms zijn geschematiseerd en met elkaar worden vergeleken (6.3).

6.1 Peerby

In hoofdstuk 4 (zie 4.2) is een uitgebreide uitleg gegeven over het buurtgeoriënteerde ICT-deelplatform Peerby. Deze uitleg dient als eventuele ondersteuning en verduidelijking bij termen die in de hierop volgende ervaringen van de deelnemers zijn gebruikt.

Gebruik: de hulpvrager en hun potentiële aanbieders

Alle respondenten geven aan op constante wijze dagelijks tot wekelijks op het Buurtgeoriënteerde ICT- deelplatform aanwezig te zijn. Deze activiteit wordt volgens hen gestimuleerd doordat het platform zelf, aan de hand van de instellingen van de gebruiker, actief de hulpvragen naar andere Peerby-gebruikers doorstuurt via een emailbericht of App push-bericht. Alle deelnemers geven dan ook aan dat zij als potentiële aanbieders alleen op het platform komen wanneer zij een dergelijke melding met hulpvragen binnenkrijgen. Ook geven zij aan de lijst met hulpvragen altijd te bekijken, omdat het platform het mogelijk maakt om deze in zeer korte tijd te beantwoorden. Een fulltime werkende, kinderloze man geeft aan dat men zelf kan kiezen hoeveel tijd zij als potentiële aanbieder willen besteden.

Het kost niet zoveel tijd, maar dat ligt er ook aan hoe je het instelt. Je kan bijvoorbeeld instellen dat je alle open verzoeken in je e- mail wilt krijgen, dan kost het wel veel tijd, want als je een beetje een actieve dag hebt op een zaterdag, dan loopt je hele dag je hele inbox vol, omdat mensen continu iets posten dat ze iets willen. Maar als je dat instelt in drie keer per dag, dat je wel een soort van reminder krijgt, kan je dat redelijk gedoseerd doen, zoals jij dat wilt en dat kost dan niet zoveel tijd. Het is ook net hoeveel tijd je eraan wilt besteden, als je er geen tijd aan wilt besteden, dan doe je dat niet. – Roel

Hoewel de respondenten dagelijks tot wekelijks de rol van potentiële aanbieders aannemen, geven zij aan dat in de meeste gevallen uiteindelijk geen leenproces plaatsvindt, omdat de vrager op een aanbod van een andere potentiële aanbieder is ingegaan. Er blijken namelijk vaak meerdere potentiële aanbieders te reageren op dezelfde hulpvraag, waardoor er voor de vrager meerdere chatberichten ontstaan voor hetzelfde voorwerp. De vrager beslist vervolgens meestal vanuit praktische beweegreden zelf met wie hij of zij een werkelijk leenproces wil aangaan (zie Motivaties). Een fulltime werkende, kinderloze man die het platform frequent als aanbieder gebruikt zegt hierover dan ook het volgende,

44

Ik denk dat ik inmiddels al wel veertig keer met “ja” heb geantwoord, maar dat wil niet zeggen dat je het dan ook altijd uitleent, omdat misschien wel vijf mensen een boormachine aanbieden en ja, dan pakken ze de één die dichterbij in de buurt is of die het beste apparaat heeft of whatever. – Roel.

Hoewel de verhouding tussen het gebruik als potentiële aanbieder en de werkelijke leenprocessen onderling sterk uiteenlopen, is bij alle respondenten het aantal werkelijke leenprocessen gedurende hun gehele participatieperiode enorm laag (zie 9.6).Zo verschilt het aantal leenprocessen dat per respondent heeft plaatsgevonden ongeveer van drie tot achttien keer verdeeld over tijdspannes van twee maanden tot drie jaar. 26 De respondenten die relatief gezien de meeste leenprocessen hebben gehad geven dan ook aan dat dit gemiddeld slechts maandelijks het geval is. De anderen duiden op een leenproces per half jaar of jaar. Hieraan voegen enkelen toe dat hun gebruik erg varieert. Dit gebruik hangt samen met de motivaties

van vragende en aanbiedende respondenten (zie Motivaties). Hoewel de respondenten het over

gemiddelden hebben bij hun frequenties in hun gebruik, blijken zij concreter aan te kunnen geven welke rol zij volgens henzelf op het platform aannemen. Men beschouwt zich voornamelijk als aanbieder wanneer zij vaker iets hebben uitgeleend. 27 Wanneer respondenten vaker iets hebben geleend, maar daarnaast minstens één keer iets hebben uitgeleend, beschouwen zij zich echter niet slechts als vrager, maar ook als aanbieder. Dit hangt mogelijk samen met de sociale en ideologische motivaties van de respondenten

Motivatie: vragers en werkelijke aanbieders

De motivaties van Peerby-deelnemers zijn te onderscheiden in praktische, ideologische en sociale beweegredenen. Praktische motivaties duiden op redenen die voornamelijk te maken hebben met geld, ruimte en tijdbudgets van de respondenten. Vragende deelnemers duiden hier voornamelijk op de invloed van geld-gerelateerde beweegredenen. Dit is onder andere het geval bij een werkloze vader woonachtig in een sociale huurwoning, die als enige ook de invloed van ruimtegebrek benadrukt.

Volgens mij hoorde ik ervan op de buurtcamping en mijn eerste impuls was inderdaad die hogedrukreiniger, want we hebben zo'n klein balkonnetje en weinig opslagruimte.. dat ga ik echt niet aanschaffen. En ook wel een beetje.. wat ik zeg, we hebben het afgelopen jaar behoorlijk krap bij kas gezeten, dus dan lukt het niet om dat soort dingen allemaal te kopen. (…) En ik heb er ook concreet iets aan. Het zijn rare aankopen, om voor een balkonnetje van zes vierkante meter een hogedrukspuit te kopen, dat is een rare investering. Ik heb ook een stoomreiniger uitgeleend, dat hebben we voor het vloerkleed hier. Het is een groot ding dat redelijk wat plek inneemt en ja, dat snap ik gewoon ook, dat doe je op Peerby. Ja, iedereen, vooral in de binnenstad, heeft kasten tekort. –

Timon

Onder de respondenten blijkt dan ook dat wanneer zij behoefte hebben aan een bepaald voorwerp, een afweging wordt gemaakt tussen de vermoede verkoop- of huurwaarde van het benodigde voorwerp en de mate waarin men het voorwerp denkt te gaan gebruiken. Wanneer deelnemers de voorwerpwaarde hoog achten en de potentiële frequentie van het gebruik laag, overwegen zij sneller om het via Peerby (gratis) te gaan lenen, zoals een kinderloze parttime werkende man ook aangeeft.

26 Dit aantal ligt veel lager dan in mediaberichten naar voren komt (Parool, 2015; ShareNL, 2015). Nieuwe onderzoeken duiden echter op dit feit dat het gebruik van ICT-deelplatforms veel lager ligt dan dat de media doet laten denken (Multiscope, 2015).

45

Weetje, dat [via Peerby gaan lenen] is als je ergens mee bezig bent. Ik denk uiteindelijk van, ik kan het boekje kopen, van het theorieboek, maar dat vind ik eigenlijk weer zonde. Dan ben je twintig euro kwijt aan een boek dat je maar een maandje nodig hebt. Zo denk ik nu meer van.. je kan eigenlijk best wel besparen op dingen. Het is wat makkelijker. Je kan dingen wel aanschaffen, maar dan gebruik je het één keer. (…) Maar bij een zaag, daar denk ik bij: “dat is vier à vijf euro en je hebt hem vaker nodig”, die kan je kopen weet je. – Mick

Een veel genoemde motivatie voor aanbiedende deelnemers is hun herkenning van deze beperkende situaties28 van vragers, zoals een bijna gepensioneerde getrouwde moeder aangeeft.

Omdat ik veel spullen heb, uhm.. bijvoorbeeld ook heel veel gereedschappen en ik weet van mezelf van vroeger dat ik dat niet had. Dat het soms heel handig is als je iets van iemand kunt lenen. Ik heb zoiets van, ik heb zelf in die situatie gezeten en ik heb natuurlijk veel verhuisd en wij zijn nu klaar met verbouwen en verhuizen en.. dus als anderen daar nou wat aan kunnen hebben, zo van keer tot keer kijk dan of ik überhaupt zin heb om mee te doen en heb ik iets waar een ander wat aan kan hebben, en wil ik dat uitlenen. – Els

Het efficiënt, ofwel snel en eenvoudig, kunnen vragen om hulp via het platform is voor respondenten een reden om bij hun hulpvraag sneller gebruik te maken van Peerby dan van hun eigen sociale netwerk of een ander ICT-deelplatform.29 Het verschilt echter per respondent wat zij als geschikte hulpvragen voor op Peerby beschouwen. Zo zijn sommige respondenten sneller geneigd universele voorwerpen30 via Peerby te vragen, omdat zij de kans groter achten dat er zo in een kortere (zoek)tijd en op een kortere (reis)afstand aan een voorwerp gekomen kan worden dan via gebruik van hun eigen sociale netwerk. Anderen geven juist aan Peerby voor specifieke voorwerpen31 te gebruiken, omdat men een grotere kans verwacht bij het vinden van een potentiële aanbieder via het platform dan via hun eigen netwerk. De respondenten zoeken dan ook altijd naar een aanbieder die zich het meest dichtbij bevindt. Dit kom vaker voor bij universele voorwerpen, aangezien meer mensen (en dus ook in de nabije omgeving) deze bezitten. Specifieke voorwerpen worden juist geringer in de nabije omgeving aangeboden en zijn de respondenten sneller bereid grotere afstanden af te leggen. Hierop duidt een alleenstaande fulltime werkende vader dan ook:

Peerby, ja, het is een soort wisselwerking (…) Peerby is echt een praktisch en opportunistisch ding. Mensen hebben iets nodig en wegen dat af. (…) Als het zeg maar, vrij normale gebruiksvoorwerpen zijn, dan is de kans groot dat mensen [potentiële

aanbieders] dichtbij in je buurt zitten. En wat ik al eerder zei, als het specifiek iets is, dan is iemand veel meer bereid om daar afstand voor te overbruggen, omdat diegene het écht nodig heeft. Er is altijd een vraag, ik ben een aanbieder, dus het ligt er puur aan hoe erg iemand dat nodig heeft. Als diegene het heel erg nodig heeft, komt diegene het gewoon halen. Ook al woont diegene in Oost

[respondent woont in Oud-West]. – Tom

Het op efficiënte en snelle wijze verbinden van een hulpvraag aan een aanbieder zien de respondenten uiteindelijk als de belangrijkste functie van het platform.

Naast de praktische motivaties, geven de respondenten ook ideologische beweegredenen die betrekking hebben op het duurzaam willen gebruiken van voorwerpen door deze (uit) te lenen in plaats van steeds nieuwe spullen aan te schaffen, ongeacht de waarde van het voorwerp. Een vrouw die inmiddels dertig jaar in een sociale woongroep woont, vertelt dan ook het volgende:

28 Een beperkende situatie door geld-, tijd- of ruimtetekort. 29 Marktplaats; Facebookgroep.

30 Voorwerpen waarvan men de kans groter acht, dat (veel) anderen het hebben, zoals een schroevendraaier of zaag. 31 Voorwerpen waarvan men de kans kleiner acht, dat (veel) anderen het hebben, zoals een laminaatsnijder of hogedrukspuit.

46

Een bepaalde visie om om te gaan met spullen, en met delen. Al dat consumptiegedoe daar heb ik niet zoveel boodschap aan, dus dat zit er ook wel bij mij achter. Ik vind het leuk vind om dingen te delen, dan hier in mijn eentje zo'n hele gereedschapswand, bij wijze van spreken hè, dat dat daar dan maar staat, terwijl andere mensen het nodig hebben. En ook dat je niet alles maar hoeft te hebben.

– Els

Slechts één kinderloze vrouw, die voor haar werk veel met buurtinitiatieven bezig is, duidt op het buurtgeoriënteerde aspect van Peerby, namelijk het duurzaam delen tussen buurtgenoten.

Ik denk ook, hoe dichter bij iemand woont, hoe warmer dat is.. en hoe verder iemand woont, dat je dan toch denkt van "ja, maar deze persoon zie ik waarschijnlijk nooit meer, dus het is wel heel chill en fijn dat ik iets van jou mag lenen of kan uitlenen, maar verder..”, dat je er minder moeite in stopt of zo, denk ik." (…) Het is ook wel dat ik dát er juist net zo fijn aan vind, aan Peerby. Dat je dat gewoon zo met elkaar in de buurt kan delen. – Jiska

Respondenten benadrukken wel dat het een zaak van geven en nemen is en dat zij hierbij een bepaalde balans verwachten onder de deelnemers, ongeacht of zij deze balans tussen vrager en aanbieder zelf werkelijk verrichten. Een fulltime werkende man die aangeeft zowel als aanbiedende als vragende deelnemer te fungeren zegt dan ook:

Ik moet niet te veel profiteren, niet te veel als uitvreter gezien worden. Ik zou dat dus raar vinden. Kijk, voor de wereld is het heel goed als we alles lenen en niks kopen, maar.. economisch gezien is dat weer een ramp, maar.. ik zou liever de persoon zijn die iets uitleent, dan de persoon aan wie het uitgeleend wordt de hele tijd. Na een tijdje begint gewoon een moraal graadmeter uit balans te raken. – Guido

Dit hangt onder andere samen met de derde motivatie, namelijk de sociale beweegredenen die duiden op een onderlinge zorgzaamheid, vertrouwen en het gevoel van voldoening bij aanbieders. De respondenten benadrukken echter wel dat het geen primaire reden is om via het platform sociale buurrelaties te vormen en dat dit ook nog bij niemand tot buurrelaties heeft geleid. Alleen midden-twintigjarige kinderloze respondenten geven aan hier wel eventueel voor open te staan, zoals een parttime werkende, kinderloze man die samenwoont,

Ik heb wel toen ik wat op ging halen gevraagd "heb je dat vaker gedaan?" en "vind je het niet raar?", dat was toen de eerste keer, want op zich is het ook eigenlijk wel raar. Je geeft gewoon een ding van honderd euro, die hogedrukspuit die ik toen had geleend, dat zij dat dan geven aan een wildvreemde die binnenkomt met een muts op en in z'n kloffie, omdat 'ie aan het klussen is. Maar nu weetje, als ik iets uitleen denk ik ook altijd van "als het stuk gaat, dan gaat het stuk. Dat had mij ook kunnen overkomen, waarschijnlijk". Dan denk ik echt, als je er iemand een plezier mee kunt doen, je hebt het en het staat stil, waarom niet? (…) Ik denk dat ik Peerby wel zal blijven gebruiken, af en toe eventjes kijken van "wat hebben mensen nodig?" En, ja.. je bent er zelf ook al een paar keer door geholpen. Je kan mensen ook wel helpen met iets met wat zij nodig hebben. (…) En het contact vind ik ook wel leuk op zich, maar contact heb je niet echt, want het is ophalen en terugbrengen. En ik zou het toch ook wel leuk vinden als je zo een beetje meer contact krijgt met mensen in de buurt en dat je mensen kan helpen ermee, weetje, [maar] het heeft tot nu toe echt alleen maar voor de spullen gezorgd. – Mick

Dat er (nog) geen buurrelaties zijn ontstaan via de participatie aan het Buurtgeoriënteerde ICT- deelplatform blijkt afhankelijk te zijn van de lage intensiteit (duur en frequentie) en vorm van sociale interacties met (directe) buurtgenoten.

47

Sociale interacties: virtueel en face-to-face

Bij de participatie aan Peerby vinden er zowel virtuele als face-to-face-interacties plaats tussen de gebruikers. Een virtuele interactie ontstaat zodra een deelnemer een hulpvraag met daarin het benodigde voorwerp en de (verplichte) bijgevoegde beschrijving op het buurtgeoriënteerde ICT-deelplatform heeft geplaatst (zie 4.2). De respondenten geven aan dat zij als potentiële aanbieders eerst kijken naar of zij het benodigde voorwerp van een vrager in bezit hebben en alleen wanneer dit het geval is zij naar additionele