• No results found

De Brexit

In document Herstart van de Europese Unie (pagina 36-38)

3. Moeilijkheden EU

3.3. De Brexit

Een volgend perikel waarmee de Eu op de proef werd gesteld was de ‘Brexit’. Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft na 47 jaar op 31 januari 2020 de Europese Unie verlaten, als gevolg van een binnenlands referendum in 2016 (PDC Informatie Architectuur, z.d.). De Britse regering en het parlement hebben als eerste lidstaat een beroep gedaan op artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De artikel 50-procedure werd in het Europese Verdrag opgenomen zodat een lidstaat zijn EU-lidmaatschap officieel kan beëindigen (De Vries, 2019). Tot 1 januari 2021 geldt een overgangsperiode, in deze periode blijven de regels van de douane- unie en interne markt gelden voor de Britten. In 2020 moet daarom verder worden onderhandeld over de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Als de partijen daar niet uitkomen, verlaat het VK de EU zonder afspraken over douanesamenwerking, handelstarieven, criminaliteitsbestrijding en nog veel meer. Met of zonder akkoord, de Brexit zal gevolgen hebben voor het Verenigd Koninkrijk maar ook voor de Europese Unie en in het bijzonder lidstaten die veel met het VK-handel voeren (PDC Informatie Architectuur, z.d.). Voor de Europese Unie verandert er formeel weinig. Er is één lidstaat minder, en dat heeft gevolgen voor

37 stemverhoudingen en de begroting maar qua wetgeving blijft alles hetzelfde (PDV Informatie

Architectuur, z.d.). In verband met de stemverhoudingen wordt het door het vertrek van het VK moeilijker om besluiten met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te nemen zonder de steun van Frankrijk en Duitsland. Daarnaast kunnen de zuidelijke lidstaten nu evengoed een blokkerende minderheid vormen (PDC, Informatie Architectuur, z.d.). De stemverdeling in het Europees parlement, voor en na het vertrek van het VK, kan geraadpleegd worden in bijlage 1. Voor de begroting valt de bijdrage van het VK na 2020 weg, de Britten beloofden in ruil voor een Brexitdeal hun financiële verplichtingen tegenover de Europese Unie tot eind 2020 te betalen. Daarna slaat het vertrek van de Britten een gat van zo’n 14 miljard euro per jaar in de Europese begroting. Samen stopten de 28 EU-landen (mét het VK) de Europese Unie 158,6 miljard euro toe in 2018. Alle Europese landen moeten dus vanaf 2021 meer afdragen aan Europa om het budget op peil te houden (Van Haver, 2019). Ook zal door de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU de onderhandelingspositie van de acht lidstaten zonder euro binnen de EBA waarschijnlijk verzwakken (Stiftung Wissenschaft und Politik, 2019). Verder is de situatie omtrent het defensie-vermogen van de EU zal verslechteren na de Brexit. De EU-lidstaten beschikken momenteel bij lange na niet over de militaire vermogens die vereist zijn om aan het geambieerde militaire niveau van de Unie te voldoen. Dit zal nog verslechteren, aangezien het Verenigd Koninkrijk goed is voor ongeveer een kwart van de totale defensie-uitgaven van de EU (Europese Rekenkamer, 2019). Met het VK en Frankrijk had de EU twee lidstaten die over kernwapens beschikken, nu blijft enkel Frankrijk over (Proos, 2019).

Politiek gezien is er ook een impact op de EU. De politieke verhoudingen binnen de Unie zijn aan het verschuiven. De grote drie zijn namelijk weer de grote twee (Duitsland en Frankrijk) en het noordelijke blok wordt verzwakt. Op het wereldtoneel boet de EU aan gewicht in, aangezien Frankrijk de enige EU-lidstaat wordt met een permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad of met nucleaire wapens. Dat kan ook de verhoudingen tussen de EU-landen onderling veranderen, bijvoorbeeld tussen Frankrijk en Duitsland (Europahuis Ryckevelde, 2016). Ook is er tegelijkertijd een eventueel positief gevolg, met het VK vertrekt ook de lidstaat die het vaakst op de rem trapte bij het ontwikkelen van nieuw beleid en nieuwe bevoegdheden. Enkele voorbeelden hiervan zijn belastingen en sociaal beleid (Europahuis Ryckevelde, 2016). Het VK staat dus vaak op de rem als het gaat over verdere EU-integratie. Om te vermijden dat elke samenwerking blokkeerde, kreeg het VK soms een uitzondering of ‘opt-out’. De Britten waren dan niet verplicht om deel te nemen aan de samenwerking, en zo konden de andere EU-lidstaten wel verder. Enkele voorbeelden van Britse opt-outs zijn: niet meedoen met de euro (dus geen lid zijn van de eurozone) en geen lid van de Schengenzone (Europahuis Ryckevelde, 2016). Een hypothese kan zijn dat de besluitvorming makkelijker zal verlopen zonder de Britten. In bijna 1 op 10 gevallen lag het land dwars bij beslissingen in de Ministerraad (Europahuis Ryckevelde, 2016). Dus met

38 het vertrekken van het VK kan dit op deze manier ook tot nieuwe vooruitgang en verdere

Europese integratie leiden (PDC Informatie Architectuur).

Al zijn deze hypotheses niet wetenschappelijk te bewijzen. Volgens Ferdi De Ville en Gabriel Siles-Brügge kunnen er nog geen definitieve voorspellingen gemaakt worden over de impact van Brexit op het EU-beleid. Zij zijn van menig dat de meeste belemmering voor het onderzoek naar de gevolgen van Brexit, de aanhoudende onzekerheid is over de uitkomst van de onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk over het toekomstige economische partnerschap (De Ville & Siles-Brugge, 2019).

Tenslotte was er de schrik dat de Brexit ervoor ging zorgen dat meer lidstaten uit de EU zouden stappen. Maar het uiterst lange en chaotische Brexit-proces wordt tot nu toe als een schrikbeeld gezien. De Britten zijn dus min of meer het proefkonijn voor deze uitstapprocedure, en gelden als graadmeter voor hoe een Nexit, Frexit, Swexit enzovoorts, eruit zouden kunnen zien. Het lange, moeilijke en economisch onzekere Brexit-proces heeft daarbij de steun voor uittreding, in ieder geval op de korte termijn, in andere landen doen afnemen. Zo wijst het onderzoek van prof. dr. de Vries uit dat Brexit de steun voor lidmaatschap in de EU in de resterende 27 lidstaten heeft doen stijgen (de Vries, 2019).

In document Herstart van de Europese Unie (pagina 36-38)