• No results found

Boeren: arm of rijk?

TWEE Figuur 2

2.1 Boeren: arm of rijk?

Krantenartikelen met koppen als ‘Werkende miljonair is vaak boer’ (de Volkskrant, 12 september 2017) en ‘Kalverboeren voor 92% afhankelijk van Europese subsidie’ (NRC, 29 april 2016) zouden kunnen suggereren dat boeren gesubsidieerde rijkaards zijn. Bij nadere beschouwing blijkt echter dat het gemiddelde netto jaarinkomen van een melkveehouder een kleine 5.000 euro lager ligt dan dat van een gemiddelde werknemer in het agrarisch domein. Bij het vergelijken van het inkomen van een boer met dat van een werknemer nemen we mee dat de rechtspositie en daarmee ook de fiscale behandeling van een boer sterk verschilt met die van een werknemer. Een boer is ondernemer, vaak in de vorm van een eenmanszaak, soms in een bv of nv. Een werknemer is in loondienst waardoor premies worden afgedragen en sociale verzekeringen gelden. Een boer heeft te maken met ondernemersrisico’s zoals wisselende opbrengsten, en draagt risico’s zoals ziekte en arbeidsongeschiktheid zelf. Doordat de boer ondernemer is zijn er ook voordelen voor de boer: hij of zij kan gebruikmaken van de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling, het woonhuis wordt door de fiscus gezien als een bedrijfsgebouw waardoor de kosten van de hypotheek en aflossing (beleggings- of spaardepot) niet uit het inkomen hoeven te worden betaald. Wat betreft het pensioen: veel boeren bouwen geen pensioen op, en zien het opgebouwde vermogen als pensioen. Omwille van vergelijkbaarheid is evenwel indicatief aangenomen dat boeren en werknemers een gelijkwaardig pensioen opbouwen. Figuur 2.10 laat de verschillen zien, uitgaande van een gemiddelde 40-jarige melkveehouder respectievelijk ervaren werknemer in de melkveehouderij. Figuur 2.10 Melkveehouder Werknemer in melkveehouderij 0 10 20 30 40 50

60duizend euro per jaar gemiddeld

Bron: Belastingdienst; Centraal Beheer; Movir; Wageningen Economic Research; bewerking PBL

pb l.n l Pensioenpremie Premie Zorg- verzekeringwet Arbeidsongeschikt- heidsverzekering Inkomstenbelasting en premie volksverzekering Netto inkomen Financieel voordeel door woonhuis als deel van bedrijfs- kosten

TWEE

Bovendien is het inkomen door het loslaten van prijsbescherming steeds onzekerder geworden, met flinke verschillen tussen de sectoren (zie figuur 2.8). In de varkens- houderij worden geregeld jaren achtereen negatieve inkomens geboekt, soms zelfs door de helft van de varkenshouders (zie figuur 2.9). De glastuinbouw laat daarentegen relatief hoge inkomens zien na een periode van veel faillissementen en overnames tussen 2008 en 2014. Veel landbouwbedrijven voeren een strijd tegen lage marges. De dominante respons op die trend is de route van schaalvergroting en specialisering (figuur 2.11). Op die manier proberen boeren schaalvoordelen te behalen, zodat de kostprijs gedrukt kan worden.

De inkomens van boeren stijgen weliswaar niet mee met de rest van de Nederlandse lonen, maar soms wordt er ook wél heel goed geboerd. Soms betekent dit dat er financiële ruimte is en daarmee ruimte om financiële risico’s op te vangen, en daarmee ruimte voor verandering; deze ruimte wordt ook wel ‘buffercapaciteit’ genoemd (Oostindie et al. 2013). Soms komt het hoge inkomen zelfs voort uit een veranderings- strategie (Oostindie et al. 2011). Maar soms gaan de hoge inkomens gepaard met grotere financiële risico’s en gaan ze juist samen met beperkte buffercapaciteit. De spreiding in inkomens tussen en binnen de sectoren is in ieder geval fors (figuur 2.9). De oorzaak van deze spreiding is niet altijd eenduidig. In de melkveehouderij is de spreiding relatief klein en hangt die sterk samen met zowel de bedrijfsgrootte als de melkprijzen. Wanneer de melkprijzen heel laag zijn, kunnen boeren die weinig schulden hebben het vaak heel lang uitzingen. Door weinig kosten te maken, hebben ze een hele lage ‘kritieke melkprijs’ voor het betalen van vaste lasten (zie ook tekstkader 2.2 ‘Kritieke melkprijs en financiële risico’s’). Boeren die hebben geïnvesteerd in stallen voor 300 of 500 koeien kunnen grote winsten boeken bij hoge melkprijzen (Jongeneel & Van Berkum 2015). Tegelijk is de mogelijkheid om tijdelijk te snijden in kosten bij grote boeren vaak

Zowel het gemiddelde bruto als netto inkomen van de boer is lager dan dat van de gemiddelde werknemer. De boer betaalt ten opzichte van de werknemer aanzienlijk minder inkomstenbelasting. Dit komt doordat een boer naast de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling ook in aanmerking komt voor de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Hiertegenover staan de vrijwillige arbeidsongeschiktheidsverzekering en (in mindere mate) de premie Zorgverzekeringswet, die samen het beschikbare inkomen van de boer drukken. Dat de kosten van het woonhuis (rente en aflossing) als bedrijfskosten worden gezien, is voor de boer een groot voordeel. Pensioen is voor de werknemer goedkoper, omdat de werkgever hier fors aan meebetaalt. Al met al is het gemiddelde inkomensverschil beperkt. Dat neemt niet weg dat dit verschil in individuele gevallen groot kan zijn. Hoge uitschieters in inkomens stuwen de gemiddelden altijd op, net zoals bij de gemiddelde inkomens voor heel Nederland, verdient maar een minderheid van de melkveehouders een gemiddeld inkomen of meer.

TWEE

TWEE

beperkt: de koeien moeten worden gemolken, gevoerd en verzorgd, ook als de melkprijs laag is, en daarvoor zijn nu eenmaal arbeid en veevoer nodig.

In de glastuinbouw is de spreiding in inkomens sterk toegenomen. Die toenemende ongelijkheid is waarschijnlijk een resultaat van de faillissementen tussen 2007 en 2009: door opkoop van failliete bedrijven is een deel van de bedrijven sterk in omvang gegroeid, waardoor het inkomen steeg en het inkomensverschil met de kleinere, overblijvende bedrijven toenam. Bij de glastuinbouw spelen schaalvergroting en bedrijfsstrategie een aanzienlijke rol voor het inkomen. Dat neemt overigens niet weg dat voor deze goed verdienende tuinders ook de financiële risico’s zijn toegenomen; een boycot bijvoorbeeld, zoals door Rusland in 2015, kan tot enorme inkomensverliezen en betalingsproblemen leiden (Van der Meulen et al. 2011).

In het algemeen nemen de bedrijfsschulden in de landbouw en daarmee de financiële verplichtingen toe (figuur 2.13). De eerdergenoemde stijging in grondprijzen noodzaakt startende boeren grotere schulden aan te gaan bij bedrijfsovername, wat is terug te zien in de stijgende schulden per bedrijf (figuur 2.14). Dat geldt voor de ‘grondgebonden’ sectoren als de akkerbouw en de melkveehouderij sterker dan voor de ‘intensieve’, bijna grondloze varkens- en kippenveehouderijen. Door de lage marges en hoge vermogens-

Figuur 2.11 2000 2004 2008 2012 2016 0 20 40 60 80 100

% van bedrijfstakspecifieke activiteiten

Bron: CBS Statline; Wageningen Economic Research Agrimatie

pb l.n l Melkveehouderij Varkenshouderij Akkerbouw

Bij melkveehouderij en varkenshouderij is schaalgrootte bepaald op basis van aantal dieren per bedrijf, bij akkerbouw op basis van grondareaal

Specialisatiegraad

Specialisatiegraad en schaalgrootte in landbouw

2000 2004 2008 2012 2016 0 50 100 150 200 250 300 Index (2000 = 100) pb l.n l Schaalgrootte

TWEE

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN