3. De verbeelding van een historisch persoon in de fictionele media: de kunstenaar in woord en beeld
3.3. De biopic: de ontwikkeling en de karakteristieken van het genre
Taalkundig staat ‘biopic’ voor ‘biographic picture’ en zou dus vergeleken kunnen worden met een biografie, ware het niet dat de biopic in essentie fictief en gedramatiseerd is. Een biopic is een film over een bestaand historisch persoon, die beroemd of berucht is geworden door het unieke karakter van zijn of haar levensverhaal.144 Net als de historische film is ook de biopic een
selectieve vertelling, aangezien het onmogelijk is om het hele levensverhaal van de protagonist in detail te tonen binnen de duur van een speelfilm. Verder is ook de biopic opgebouwd aan de hand van een selectie van historische informatie, verkort of gefragmenteerd, welke is ontleend aan verschillende bronnen, zoals biografieën, nieuwsberichten, brieven of korte verhalen. De mate van waarheidsgetrouwheid van biopics is hierdoor soms lastig te bepalen, vooral omdat elke regisseur en scenarioschrijver een variatie aan dramaturgische strategieën toepast ten behoeve van massaal entertainment.145 Ik zal straks dieper ingaan op de karakteristieken van de
biopic, bij de bespreking van de ontwikkeling van het genre. Eerst wil ik nog kort ingaan op één van de thema’s binnen het genre van de biopic: het leven van de kunstenaar.
Sinds het begin van de cinema behandelt 36 procent van de biopics het leven van artiesten, waaronder kunstenaars.146 Net als in de kunsthistorische vakliteratuur en de
historische romans van de negentiende eeuw, beschouwde men het kunstenaarsleven als interessant onderwerp voor biografische films. George Custen zet in zijn boek Bio/Pics. How
Hollywood Constructed Public History de drie standaardelementen in een kunstenaars-biopic
uiteen.147 Allereerst is er een kernmoment, “the big break” volgens Custen, waarbij de
kunstenaar een groot succes behaalt, wat het verhaal causaliteit verschaft. Vervolgens zien we de weerstand van en jegens de maatschappij terug. Tot slot is er de strijd van de kunstenaar tussen traditie en innovatie in hetgeen hij vervaardigt. Het komt er volgens Custen op neer dat
142 Toplin, ‘Cinematic History’, 36
143 Vidal, ‘Introduction: the biopic and its critical contents’ in: Brown en Vidal (eds.), The Biopic in
Contemporary Film Culture (New York 2014) 3
144 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 10; Vidal, ‘Introduction’, 3 145 Toplin, ‘Cinematic History’, 34; Vidal, ‘Introduction’, 7-9
146 Custen, Bio/Pics. How Hollywood Constructed Public History (New Brunswick 1992) 149
147 De term kunstenaars-biopic is mijn vertaling van ‘artist biopic’, een term gebruikt om dit type biopic te
beschrijven, zie: Hesling, ‘Artist Legends’, 75. Custen maakt geen onderscheid tussen kunstenaars en artiesten in het algemeen en noemt deze de ‘entertainer biopic’, zie: Custen, Bio/Pics, 206-207
38 de kunstenaar in de biopic zichzelf moet bewijzen. In de kunstenaars-biopic wordt bovendien de nadruk doorgaans niet zozeer gelegd op de kunst, als wel op de kunstenaar. Dit is een
opvallende inversie, aangezien het de kunst is die de maker ervan in eerste instantie beroemd heeft gemaakt. Niet alleen wordt kunst in de kunstenaars-biopic gemarginaliseerd, ook de historische en sociale context van het kunstwerk wordt vaak sterk versimpeld. Wanneer kunstwerken wel in beeld verschijnen, worden ze meestal gepresenteerd als verlenging of aspect van de persoonlijkheid en biografie van de kunstenaar.148 We zien dit terug in
kunstenaars-biopics als Van Gogh (1991), Girl with a Pearl Earring (2003) en Modigliani (2004), maar ook in de zes biopics over Rembrandt.149 Voordat deze zes Rembrandt-films aan bod zullen
komen in het volgende hoofdstuk, dienen we eerst nog te kijken naar de ontwikkeling en de karakteristieken van de biopic in het algemeen. De karakteristieken van de biopic in de verschillende fasen van de ontwikkeling van het genre zijn namelijk één van de factoren van invloed op het Rembrandtbeeld in de zes films.
Hoewel veel critici binnen het vakgebied van filmstudies de biopic niet als autonoom genre zien, stelt filmtheoreticus Dennis Bingham in zijn boek Whose Lives Are They Anyway? The
Biopic as Contemporary Film Genre dat de biopic erkenning en appropriatie als term verdient.150
Bingham gaat in op de ontwikkeling van het genre en de karakteristieken van de biopic in zijn verschillende stadia. In mijn onderzoek naar de Rembrandt-biopics volg ik het model dat door Bingham is opgesteld. Allereerst kunnen we wat de biopic betreft een tweedeling maken tussen ‘The Great (White) Man-biopic’ en de ‘Female-biopic’. Met het oog op mijn onderzoek beperk ik me tot een bespreking van de ontwikkeling van ‘The Great (White) Man-biopic’ volgens
Bingham, vanaf nu simpelweg ‘de biopic’ genoemd.151 Het ontstaan van de biopic is terug te
voeren tot het begin van cinema als commercieel entertainment. In alle landen waar men grote filmproducties kon maken, kunnen we vroege voorbeelden van de biopic terugvinden. Dit filmgenre werd echter voor het eerst echt populair tussen 1920 en 1960. Zo zijn er bijvoorbeeld alleen al in Hollywood tussen 1927 en 1960 maar liefst 291 biopics gemaakt.152 De biopic in zijn
oorspronkelijk vorm wordt de ‘classical biopic’ genoemd en is een melodrama, waarin het leven van het historische persoon gevierd wordt.153 De protagonist wordt als heroïsche persoon
neergezet, waarbij er geen ambiguïteit bestond over zijn deugdelijkheid.154 De protagonist heeft
doorgaans een uniek talent, wat echter ook vaak gepaard gaat met een uniek lijden. Het centrale
148 Custen, Bio/Pics, 72, 206-211; Walker, Art and Artists on Screen, 19 149 Hesling, ‘Artist Legends’, 76
150 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 11-13
151 Voor Binghams beschrijving en analyse van de ‘Female-biopic’ verwijs ik naar BIngham, Whose Lives
Are They Anyway, 211-403.
152 Custen, Bio/Pics, 235; Vidal, ‘Introduction’, 4 153 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 17
39 conflict van de ‘classical biopic’ is immers de tegenwerking van de maatschappij, wat we reeds bij de beschrijving van de kunstenaars-biopic volgens Custen hebben kunnen lezen.155 Het
verhaal van de protagonist in de ‘classical biopic’ eindigt ook dikwijls met een dramatische climax.156 Vanaf de jaren vijftig krijgt de ‘classical biopic’ een meer realistische tegenhanger, wat
Bingham de ‘warts-and-all-biopic’ noemt. De protagonist, hoewel nog steeds geprezen om zijn unieke talent, heeft in deze biopic ook zijn zwaktes en negatieve karaktereigenschappen.157 Op
breder vlak zien we vanaf de jaren zestig de invloed van ‘auteur cinéma’ in de biopic terug. Regisseurs worden vanaf dat moment gezien als de ‘auteur’ van een film, waarbij hun persoonlijke expressie en artistieke ambitie in de film tot uitdrukking komt. Niet alleen
benaderen regisseurs het thema van hun film op innovatie wijze, ook experimenteren ze met de formele aspecten van cinema.158 De biopic ontwikkelt zich intussen tot de ‘investigatory
biopic’.159 Bingham stelt dat we de ‘investigatory biopic’ al zo vroeg als in 1941 kunnen
herkennen in de film Citizen Kane, maar dat deze vorm van de biopic pas echt tot bloei kwam in de jaren negentig.160 De ‘investigatory biopic’ kenmerkt zich door een kritische benadering van
de zeer complexe protagonist, waarbij zijn leven vanuit verschillende perspectieven getoond wordt.161 Naast de ‘investigatory biopic’ ontstonden in de jaren negentig nog twee andere
vormen van de biopic: de ‘parody’ en de ‘minority appropriation’. De parodiërende biopic (‘parody’) toont een protagonist die een typische anti-held of onbelangrijk persoon is, “een film over iemand die er geen verdient”.162 Niet alleen wordt de heroïsche benadering van de
protagonist in de ‘classical biopic’ hierbij op humoristische wijze op de hak genomen, men uit tegelijkertijd ook kritiek op de notie van roem en faam in een maatschappij die voornamelijk waarde hecht aan consumptie en ‘celebrity’-status, in tegenstelling tot hogere culturele waarden. In de minderheids-biopic (‘minority appropriation’) behoren de protagonisten tot etnische of sociale minderheden, zoals bijvoorbeeld Afro-Amerikanen, leden van de LGBT-community. In deze films, zien we dezelfde verheerlijkende vorm van de ‘classical biopic’ toegepast worden op
155 Custen, Bio/Pics, 72, 75
156 Lupo en Anderson, ‘Off-Hollywood Lives: Irony and Its Discontents in the Contemporary Biopic’,
Journal of Popular Film and Television, Vol. 36, Nr. 2 (2008) 102-103
157 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 17, 46; Hollinger, Feminist Film Studies (New York 2012) 161 158 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 20; Thompson en Bordwell, Film History. An Introduction (New
York 2010) 297
159 Bingham beschrijft de ‘investigatory biopic’ oorspronkelijk als ‘the critical investigation and
atomization of the subject’. Hij noemt deze biopic echter ook een aantal keren daadwerkelijk de ‘investigatory biopic’, zie: Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 6, 18, 105. Ook Hollinger noemt deze vorm van de biopic ‘the investigatory biopic’, zie: Hollinger, Feminist Film Studies, 160
160 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 18, 22
161 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 18; Hollinger, Feminist Film Studies, 160; Bingham ‘The Lives
and Times of the Biopic’ in: Rosenstone en Parvulescu, A Companion to the Historical Film (Malden, MA: Wiley-Blackwell 2013) 233-256
40 groepen die tot dan toe in films gestigmatiseerd of gemarginaliseerd werden.163 De meest
recente vorm van de biopic is aan het begin van deze eeuw ontstaan, rond het jaar 2000. Bingham noemt het de ‘neoclassical biopic’, hoewel deze vorm door andere auteurs ook
‘postmodern’ wordt genoemd.164 Ik meen persoonlijk dat de term ‘eclectische biopic’ het meest
van toepassing is, aangezien deze biopic bestaat uit een combinatie van elementen uit één of meerdere van de eerdergenoemde biopics. Zo kan bijvoorbeeld één film kenmerken van zowel de ‘classical biopic’ als de ‘investigatory biopic’ bevatten.165 In het volgende hoofdstuk zullen we
zien dat de zes Rembrandt-biopics een sterke invloed van de verschillende vormen van de biopic vertonen, in elk stadium van diens ontwikkeling.
163 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 18
164 Bingham, Whose Lives Are They Anyway, 18; Hollinger, Feminist Film Studies, 160; Lupo en Anderson,
‘Off-Hollywood Lives’: 108
41