• No results found

Nederland in 2040 in twee scenario’s:

5.2.1 Bevolking, huishoudens en wonen

Het loslaten van doelen rond verdichting en bescherming van bufferzones en nationale landschappen leidt tot twee verschuivingen in de ontwikkeling van de bevolking en huishoudens. Ten eerste tot een verschuiving tussen landsdelen binnen Nederland. Die zal gepaard gaan met een grotere concentratie van bevolking en huishoudens in de Randstad, ten koste van delen van de intermediaire zone en vooral van de periferie (zie figuur 5.1 en 5.2). Dit uit zich in een relatief grotere groei in veel regio’s in de Randstad maar ook van bijvoorbeeld Rivierenland, dat dicht tegen de Randstad aanligt. Ten tweede neemt de suburbanisatie toe. De groei van een aantal stedelijke regio’s wordt naar verwachting lager (bijvoorbeeld Amsterdam en Delft) terwijl omliggende regio’s sterker groeien (bijvoorbeeld het Groene Hart, het Gooi en enkele kustregio’s). Dit is het gevolg van de grotere mogelijkheden voor suburbaan wonen in de regio en de

beperktere verdichting in de steden. De regio Rotterdam zal naar verwachting sterker groeien bij een minder restrictief woningbouwlocatiebeleid. In deze regio vallen zowel de stad Rotterdam als een relatief groot deel van het ommeland, waardoor de

Figuur 5.1

Effect op bevolking van minder restrictief woningbouwlocatiebeleid ten opzichte van ongewijzigd beleid, 2040 % Minder dan -6 -6 – -2 -2 – 2 2 – 6 6 – 10 10 – 14 Meer dan 14

Laag scenario Hoog scenario

VIJF

VIJF

beperktere groei van de stad zich hier minder goed laat aflezen. In het hoge scenario is de dynamiek groter. Het loslaten van het restrictief woningbouwlocatiebeleid heeft twee maal zo grote gevolgen. Niet alleen de groei in de Randstad is hier groter, maar ook in een deel van de intermediaire zone, namelijk in Oost-Brabant en op de Veluwe. In een paar regio’s is het effect scenarioafhankelijk. Bij de Gelderse Vallei is er in het lage scenario nog een lage groei, als gevolg van een sterkere trek naar de Randstad, maar in het hoge scenario leidt minder restrictief beleid tot een hogere groei door de grotere suburbanisatiedruk. In Utrecht en overig Flevoland is het beeld juist andersom: minder restrictief woningbouwlocatiebeleid beperkt de groei in het hoge scenario en houdt meer mensen vast in het lage scenario.

In dit beleidsscenario is rekening gehouden met een naar verwachting lagere verdichting dan bij ongewijzigd beleid, omdat binnenstedelijk bouwen in vergelijking tot

stadsuitbreiding nog duurder wordt als dat laatste makkelijker is. De verminderde

Figuur 5.2

Effect op huishoudens van minder restrictief woningbouwlocatiebeleid ten opzichte van ongewijzigd beleid, 2040 % Minder dan -6 -6 – -2 -2 – 2 2 – 6 6 – 10 10 – 14 Meer dan 14

Laag scenario Hoog scenario

VIJF

verschuiving van suburbanisatie naar centraal Nederland, de intermediaire zone en zelfs daar voorbij, kan verklaard worden doordat mensen de gewenste suburbane

woonmilieus nu ook dichter bij hun werk kunnen vinden. Dit beeld komt in grote lijnen overeen met het beeld uit de studie Nederland Later (MNP 2007) en andere studies waarbij het effect van meer marktvolgend woningbouwlocatiebeleid is onderzocht. Globaal gezien constateren we dat de bandbreedte tussen het hoge en lage scenario in de Randstad en in de aanliggende regio’s in Gelderland en Noord-Brabant groter wordt bij minder restrictief ruimtelijk beleid. In vergelijking met de situatie bij ongewijzigd beleid neemt de onzekerheid over de te verwachten omvang van de bevolkings- en huishoudensontwikkeling daar dus toe. Wel zijn er enkele kenmerkende uitzonderingen. Zo was de bandbreedte in de Flevopolder erg groot bij ongewijzigd beleid en is die nu duidelijk minder (maar nog steeds groot), met name ten aanzien van het aantal inwoners.

Figuur 5.3

Effect op potentiële beroepsbevolking van minder restrictief woningbouwlocatiebeleid ten opzichte van ongewijzigd beleid, 2040

% Minder dan -6 -6 – -2 -2 – 2 2 – 6 6 – 10 10 – 14 Meer dan 14

Laag scenario Hoog scenario

VIJF

VIJF

5.2.2 Beroepsbevolking en werkgelegenheid

De ontwikkelingen in de beroepsbevolking (figuur 5.3 en 5.4) laten bij de variant met een minder restrictief woningbouwbeleid een vergelijkbaar patroon zien. Bij een minder restrictief woningbouwlocatiebeleid is er meer ruimte voor groei in de Zuidvleugel van de Randstad, in het Groene Hart en langs de kust, en is er minder groei van de beroepsbevoking in en rond Utrecht en Amsterdam. De ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen volgt in grote lijnen hetzelfde patroon (figuur 5.5), al zien we daar dat Amsterdam mogelijk zijn groei kan handhaven in deze beleidsvariant, daar waar ze dat ten aanzien van de bevolking niet kunnen. In aantallen arbeidsplaatsen zijn het regio’s als Almere, Delft, Arnhem/Nijmegen en Zwolle en delen van Noord-Nederland, Limburg en Zeeland die zouden moeten inleveren bij minder restrictief woningbouwbeleid, terwijl kleinere stedelijke regio’s als Deventer en Meppel en de regio’s in Oost-Brabant volgens onze berekeningen wel voordeel kunnen hebben van een dergelijke

beleidswijziging.

Figuur 5.4

Effect op werkzame beroepsbevolking van minder restrictief woningbouwlocatiebeleid ten opzichte van ongewijzigd beleid, 2040

% Minder dan -6 -6 – -2 -2 – 2 2 – 6 6 – 10 10 – 14 Meer dan 14

Laag scenario Hoog scenario

VIJF

Deze verdere concentratie in de Randstad, en daarbinnen eerder een suburbane dan urbane ontwikkeling, zorgt voor een wat grotere bandbreedte tussen het hoge en lage ontwikkelingsscenario in de Randstad, iets wat ook zichtbaar was bij bevolking en huishoudens. Ook nu zijn er weer enkele uitzonderingen. De regio’s die potentieel zeer sterk kunnen groeien bij ongewijzigd beleid, zoals Utrecht, Flevopolder, hebben bij minder restrictief beleid juist een kleinere onzekerheid.