• No results found

Om de bevindingen vanuit de interviews te valideren zijn groepsgesprekken georganiseerd. In deze groepsgesprekken zijn per categorie de bevindingen van zowel de ambulant begeleiders als de jongeren besproken. Daaruit is naar voren gekomen of de ambulant begeleiders en de jongeren de bevindingen herkennen en erkennen, dit zal worden toegelicht in paragraaf één. Vervolgens is er in het groepsgesprek gesproken over de opvallende thema´s. De

respondenten hebben hun mening gegeven en hebben de tijd gekregen om daarover met elkaar in gesprek te gaan. In paragraaf twee, de bijvangst, wordt beschreven wat hieruit naar voren is gekomen.

6.1

Herkennen en erkennen

In het groepsgesprek met de jongeren waren twee respondenten aanwezig. De reden van de overige respondenten waarom ze er niet waren was vanwege verslapen ziekte en vergeten. Deze zijn telefonisch benaderd waardoor er nog twee van de drie toelichting hebben kunnen geven op de vier thema´s. In het groepsgesprek met de ambulant begeleiders waren vijf respondenten aanwezig, de zesde respondent kon niet aanwezig zijn. Dit was de ambulant begeleider van de jongere die niet geïnterviewd is. Omdat het bespreken van de bevindingen veel tijd heeft gekost en niet alle onderwerpen aan bod zijn gekomen, hebben de respondenten via de mail nog een toelichting gestuurd.

De conclusies, voortkomend uit de interviews, waren herkenbaar voor de ambulant

begeleiders en de jongeren. Het was voor beide wel opmerkelijk dat de jongeren in alles een hogere score hebben dan de ambulant begeleiders. Vanuit ambulant begeleiders is opgemerkt dat dit kan komen doordat ze zelf wat kritischer kijken naar professioneel handelen en nooit de hoogste score geven.

Over de werkrelatie wordt opgemerkt dat de jongeren begrijpen waarom de score wat lager is omdat de ambulant begeleiders vergelijkingsmateriaal hebben (andere jongeren in de

caseload) wat de score kan beïnvloeden. De jongeren kijken zelf alleen naar de desbetreffende ambulant begeleider.

Over de waarde van aanwezigheid wordt door beiden opgemerkt dat het inderdaad lastig is om de jongere voldoende te kunnen begeleiden wanneer een jongere een fulltimebaan of dagbesteding heeft. Dit spreekt natuurlijk de werkwijze tegen waarin ambulant begeleiders jongeren helpen naar een baan of dagbesteding, daar staat tegenover dat wanneer dit gerealiseerd is, er weinig tijd is om aan doelen te werken om zelfstandig te kunnen wonen.

6.2

De bijvangst

In deze paragraaf worden de reacties op de vier thema´s beschreven die besproken zijn in de groepsgesprekken. Ieder thema geeft de reactie van de ambulant begeleiders en de jongeren weer.

Thema 1: Het veel tijd met elkaar doorbrengen wordt onder andere als: ´saai`, te vaak en vermoeiend ervaren, het is soms een lange zit en je kunt tegen begeleidingsmomenten op gaan zien.

Reactie jongeren

In het begin zijn de vijf contactmomenten nog fijn, omdat er veel moest gebeuren, het netwerk klein was en om elkaar te leren kennen. Daarna wordt het saai en is er sprake van ´hulpverveling`. Twee jongeren vonden vijf contactmomenten vanaf het begin af aan te veel, en waren blij dat ze naar drie contactmomenten mochten. Zoveel gebeurt er niet in de

tussentijd en het voelt als een verplichting en controle waardoor je ertegenop gaat zien.

Ik heb drie contactmomenten gehad. Dat werd voor mij soms vermoeiend, het voelde vaak meer aan als een controle dan dat je hulp krijgt of echt iets gaat doen. Ook voor de ambulant begeleider lijkt me het lastig om dingen te bedenken om te vragen en hoe je iemand moet ondersteunen iedere dag. Eén keer per week is echt prettiger als drie (jongere).

Deze drie momenten zijn nog steeds teveel en worden met regelmaat vervangen door een belmoment. De jongeren zijn het er met elkaar over eens dat de contactmomenten afgestemd moeten worden op de jongere en hoeveel er te doen is. Het is lastig dat jongeren drie

contactmomenten moeten aangaan omwille van de woning. Jongeren die een eigen woning hebben kunnen wel naar één contactmoment.

Reactie ambulant begeleiders

Alle vijf de ambulant begeleiders zijn het erover eens dat het veel tijd met elkaar doorbrengen niet altijd als positief wordt ervaren. Het kan veel energie kosten, het voelt als een

verplichting, de jongere wordt afhankelijk, bij de ambulant begeleider ontstaan blinde vlekken, het kan vermoeiend zijn en er is nog weinig uitdaging. Er ontstaat ´hulpverveling` wanneer het goed gaat en er niets meer te doen is. De jongere verwacht dat de ambulant begeleider pit in deze momenten brengt. Deze ´hulpverveling` heeft ook positieve kanten omdat dit betekent dat er minder te doen is, en het kan zorgen voor nieuwe ontdekkingen in het contact met de jongere. Wanneer ´hulpverveling` optreedt wordt het tijd om naar minder contactmomenten te gaan. Er wordt echter ervaren dat het niet altijd mogelijk is, omdat de

organisatie uitgaat van minimaal drie contactmomenten om de kamers van de jongeren te kunnen financieren. Er wordt vaker gekozen voor belafspraken zodat contactmomenten vervangen kunnen worden. Er zijn ook ambulant begeleiders die aangeven dat het tijd wordt voor de jongere om uit te stromen wanneer drie contactmomenten te veel is. Het is dan noodzaak om samen productief op zoek te gaan naar andere huisvesting. Ambulant

begeleiders zouden graag zelfbeschikking hebben over de frequentie van de contactmomenten zodat het op maat, en zinvol ingevuld en gedeclareerd kan worden om te voorkomen dat er ´hulpverveling` en andere negatieve gevolgen optreden.

Thema 2: door de langdurige relatie en het veel tijd doorbrengen met elkaar wordt aangegeven dat de jongere afhankelijk kan raken van de ambulant begeleider en bij de ambulant begeleider kunnen blinde vlekken ontstaan.

Reactie jongeren

Alle jongeren geven aan zich niet afhankelijk te voelen van de ambulant begeleider. Ze

worden juist gestimuleerd om alles zelf te doen. Het is wel lastig om afscheid te nemen van de ambulant begeleider omdat het spannend is om alles alleen te moeten doen. Blinde vlekken kunnen voorkomen worden door de vakanties, aldus jongeren. De vervangend ambulant begeleider kan de vaste ambulant begeleider feedback geven.

Reactie ambulant begeleiders

De afhankelijkheidsrelatie ontstaat volgens de ambulant begeleiders door de langdurige werkrelatie en de intensieve begeleiding.

Je kan verwachten dat iemand met geen netwerk, en je komt vijf keer per week langs, dat de jongere afhankelijk van je maakt (ambulant begeleider).

Ze proberen dit echter zoveel mogelijk te voorkomen door het te bespreken,

verantwoordelijkheid terug te geven, de jongere zoveel mogelijk zelf te laten doen en het netwerk te betrekken. Er wordt vanuit de wij/AHRA-vorm gepraat en niet vanuit de ik-vorm. Door te letten op de houding en door het gebruik van koosnaampjes in te dammen wordt er afstand bewaard. Eén ambulant begeleider bekijkt het positief en vindt het niet problematisch dat dit ontstaat, het is normaal dat begeleiding dichtbij komt en dan weer loslaat.

Thema 3 is het langdurige contact met een vaste ambulant begeleider prettig of moet er in het traject gewisseld worden van ambulant begeleider?

Reactie jongeren

Twee jongeren vinden dat er niet gewisseld moet worden, omdat ze een vaste ambulant begeleider juist prettig vinden. De ambulant begeleider is van alles op de hoogte en ze weten beide waar ze gebleven zijn en.

Van de overige jongeren had één wel willen wisselen in het traject, en één jongere heeft gewisseld en vond dit prettig. Deze beide jongeren geven aan dat het goed is om te kijken naar zowel de ambulant begeleider als de jongere of dat een wisseling wenselijk is om andere dingen te zien, en blinde vlekken te voorkomen. En daarnaast moet er gekeken worden of er een stijgende lijn is in de begeleiding. Wanneer de lijn niet stijgt is wisseling wenselijk, het moet echter niet als verplichting gesteld worden.

Reactie ambulant begeleiders

Drie ambulant begeleiders vinden dat er gewisseld moet worden van ambulant begeleider omdat het beter is voor de jongeren en voor jezelf. Je voorkomt hiermee dat de jongere zich aan je gaat hechten en afhankelijk van je wordt, en er is minder kans op blinde vlekken. Bij langdurige werkrelaties is het namelijk lastiger om afstand te blijven bewaren.

De twee andere ambulant begeleiders vinden dat het geen vaste procedure moet zijn en dat het per jongere en ambulant begeleider bekeken moet worden. Het is van belang om in zowel de sub-teams als in gesprek met je werkbegeleider kritisch te blijven kijken naar de blinde vlekken. Wordt de jongere nog uitgedaagd tot ontwikkeling, is de relatie nog professioneel, is er sprake van afhankelijkheid, persoonlijke betrokkenheid, zijn de doelen nog scherp, helder en concreet? Wanneer dit niet het geval is en de ambulant begeleider heeft geen energie en plezier meer in de contactmomenten met de jongere dan is het verstandig om te wisselen. Thema 4 de relatie tussen de ambulant begeleider en de jongere wordt door een aantal beschreven als een soort vriendschap. Wat vinden jullie hiervan?

Reactie jongeren

Alle jongeren zijn van mening dat de ambulant begeleider in de buurt komt van wat voelt als een vriendschap. Ze weten niet hoe ze de relatie anders moeten definiëren. De jongeren zijn zich allemaal bewust van het feit dat de ambulant begeleider geen vriend is. Toch voelt het anders doordat de jongere ervaart dat ze alles kwijt kunnen, diegene er is, het beste met je voor heeft, wil helpen, zich goed kan inleven, interesse in je toont, vraagt wat er in je leven

speelt en betrouwbaar is voelt het wel alsof het een vriendschap is. Zeker wanneer de jongere zelf geen vrienden of netwerk heeft kan dit zo aanvoelen. Tegelijkertijd zeggen de jongere dat de ambulant begeleider hier wel voor moet waken. Het contact tussen jongere en ambulant begeleider moet een opstapje zijn naar het realiseren van een eigen netwerk en een sociale kring. Volgens de jongeren vindt de organisatie het belangrijk dat er vriendschap gevoelens zijn omdat er dan beter geholpen kan worden. Er zit alleen wel het gevaar in dat dit doorschiet naar een vriendschap. Het is voor de ambulant begeleider lastig dit op te pikken en hier een balans in te vinden omdat er weinig regels zijn. De jongeren vinden dat de organisatie hierin ondersteuning moet bieden om dit te voorkomen.

Reactie ambulant begeleiders

Het valt ambulant begeleiders op dat naast het woord vriendschap de werkrelatie soms ook wordt vergeleken met een ouder, broer of zus. Vier ambulant begeleiders kunnen zich voorstellen dat de jongere de rol van de ambulant begeleider vergelijkt met iemand die heel dichtbij staat. Twee ambulant begeleiders vinden het niet erg dat de jongere de ambulant begeleider als vriend ziet omdat het juist positief werkt. Alle vier de ambulant begeleiders zijn het erover eens dat het belangrijk is bespreekbaar te maken dat de ambulant begeleider geen vriend is voor de jongere. Wanneer de ambulant begeleider de jongere ook als vriend gaat zien dan is de begeleiding te langdurig. Eén ambulant begeleider is huiverig voor het ervaren vriendschap en vindt dat er dan direct gewisseld moet worden.

Urgentie

Door de ambulant begeleiders wordt kritisch opgemerkt dat er iets moet veranderen. Deze verschillende visies en werkwijzen zijn mooi, maar het zijn wel de onderwerpen die ontstaan en die niet oké zijn binnen ons werk. Hoe gaan we daarmee om? De gevolgen zoals de blinde vlek en afhankelijkheid komen al jarenlang terug en de vraag is hoe wij kunnen veranderen zodat we dit voor de jongeren voorkomen?

Het is volgens de ambulant begeleiders lastig hier richtlijnen op te bedenken maar het moet wel besproken worden aangezien er nog niks is veranderd!