• No results found

Betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit en het fenomeen van de late starters

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 106-111)

Kader 1 De justitiële carrière van een autochtone hasjsmokkelaar A is de leider van een groep die zich bezighoudt met grootschalige

4.4 Betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit en het fenomeen van de late starters

Voordat wij in paragraaf 4.5 dieper ingaan op de start en ontwikkeling van de criminele carrières van de ‘leidinggevenden’, bespreken wij in deze paragraaf eerst de meer algemene mechanismen waardoor mensen betrokken kunnen raken bij georganiseerde criminaliteit. Wij verdiepen enkele inzichten uit de vorige hoofdstukken en de vorige

monitorrappor-WODC_252_13.indd Sec7:106

tages, door deze toe te passen op het niveau van individuele daders. Daar-bij baseren wij ons op de beschrijvingen van de criminele carrières van 92 verdachten die in Nederland zijn opgegroeid en die ten tijde van de door ons geanalyseerde opsporingsonderzoeken betrokken waren bij georga-niseerde criminaliteit, maar verder nog nooit eerder met de Nederlandse justitie in aanraking waren geweest. Interessant aan deze starters is dat zij dus niet zijn ‘doorgegroeid’ vanuit commune criminaliteit. Onder deze ‘starters’ bevonden zich ook veel ‘late starters’ van dertig jaar en ouder.

Sociale relaties

Dat sociale relaties een belangrijke rol spelen bij het betrokken raken bij georganiseerde criminaliteit, is in de vorige twee rapportages van de monitor al uitvoerig belicht (Kleemans et al., 1998; 2002). Daarbij werd onder meer aandacht besteed aan het belang van familie- en vriend-schapsrelaties. Tegenover het standaardidee dat ‘buitenstaanders’ worden gerekruteerd en vervolgens bij gebleken geschiktheid opklimmen in een organisatie, stelden wij het fenomeen van het sociale sneeuwbaleffect: mensen raken via familie, vrienden en bekenden betrokken bij georgani-seerde criminaliteit, worden gaandeweg steeds minder afhankelijk van de hulpbronnen van anderen (geld, kennis en contacten) en gaan vervolgens hun eigen weg. Bij hun eigen activiteiten betrekken zij ook weer mensen uit hun eigen sociale omgeving.

De aanzuigende werking op de directe sociale omgeving zien wij ook terug bij de starters in de door ons onderzochte zaken. In de eerste plaats geldt dit voor de betrokkenheid van vriendinnen, echtgenotes en partners:

De vriendin van de hoofdverdachte is 25 jaar ten tijde van de uitgangszaak. Zij heeft hem leren kennen toen zij werkzaam was in het wisselkantoor van zijn broer. Nu beheert zij de antiekwinkel die als dekmantel fungeert voor het illegaal wisselen van drugsgeld. Ook bewerkt zij creatief de boeken, omdat geen van de winkeltjes noemenswaardige omzet genereert (casus 74).

Daarnaast zien we dat zoons, dochters, broers, zussen en halfbroers betrok-ken rabetrok-ken bij criminele activiteiten. Dit gegeven is ook bebetrok-kend uit onder-zoek naar commune criminaliteit. Wanneer je wordt geboren in een familie waarin ouders of oudere broers al crimineel actief zijn, is er een veel grotere kans dat je zelf ook crimineel actief wordt (o.a. Farrington et al., 1996; Thor-berry et al., 2003; Van de Rakt et al., 2006). Maar onze casussen geven aan dat de betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit niet alleen kan over-gaan van ouder op kind. Ook kinderen kunnen hun ouders – soms ook op late leeftijd – in contact brengen met georganiseerde criminaliteit:

B is 56 jaar ten tijde van de uitgangszaak. Hij speelt samen met zijn schoonzoon (A) een belangrijke rol in een synthetische drugsnetwerk.

WODC_252_13.indd Sec7:107

A heeft samen met D het laboreren geleerd van een bekende laborant die zijn diensten aanbiedt aan meerdere criminele groepen. A en D beginnen daarna zelfstandig met laboreren. A krijgt een relatie met de dochter van B. Aangetrokken door het grote geld en de luxe levensstijl van zijn ‘schoonzoon’ raakt B meer en meer betrokken bij de criminele activiteiten van A: hij helpt bij het laboreren, hij koopt legale grondstoffen in en houdt zich bezig met de afzet van amfetaminepoeder (casus 3).

Naast familierelaties zien we ook de betrokkenheid van ‘familievrienden’ (bijvoorbeeld: casus 47), jeugd- of studievrienden (bijvoorbeeld: casus 20) en een buurvrouw die een grote hoeveelheid geld voor de hoofdverdachte in haar huis verbergt, geld telt en een deel van de boekhouding bijhoudt (casus 47). Reeds bestaande sociale relaties liggen aan de basis van de betrokkenheid van deze ‘starters’.

Werk- en beroepsgerelateerde relaties

In het vorige hoofdstuk werd geconstateerd dat werk- en beroepsgerela-teerde relaties ten grondslag kunnen liggen aan criminele samenwerking. Deze relaties kunnen dus ook bij starters in de georganiseerde misdaad een rol spelen. Verschillende starters in de onderzochte zaken beschikken over specifieke deskundigheid vanwege hun werk, beroep of arbeidsver-leden. Zo zien we starters die werkzaam zijn op het gebied van transport ((wegtransport, zeetransport, luchttransport), maar bijvoorbeeld ook beroepen als declarant of douaneambtenaar), financiën en juridisch advies (boekhouder, belastingdienstmedewerker, advocaat, (ex)-medewerker van een geldwisselkantoor of bank(ex)-medewerker) en allerlei zelfstandige ondernemers.

Minerale oliën worden binnen de Europese Unie vervoerd onder schorsing van accijns, maar worden door een groep zonder afdracht van btw en accijns in het vrije verkeer gebracht door documenten valselijk te voorzien van een douanestempel. C, een douaneambtenaar van 47 jaar, stelt douanestempels (stempelafdrukken), origineel briefpapier en gegevens over vergunningen ter beschikking en legt daarnaast mogelijkheden tot frauderen uit. De goederen worden in het vrije verkeer gebracht door middel van een aantal papieren firma’s en worden verder gewit door tussenkomst van een aantal legale ondernemingen. Op een bepaald moment realiseert C zich de omvang van de fraude en besluit hij een stap terug te doen. Zijn rol wordt vervolgens overgenomen door D (casus 67).

De contacten met andere verdachten zijn in verschillende gevallen via werk- en beroepsrelaties totstandgekomen of doordat mensen bij een bepaald bedrijf werkzaam zijn:

WODC_252_13.indd Sec7:108

I (23 jaar) en H (46 jaar) hebben geen justitiële antecedenten. Zij zijn in dienst van een transportondernemer die hasjtransporten regelt. I is getrouwd met de dochter van de oorspronkelijke eigenaar van het bedrijf en is werkzaam als planner. H is werkzaam als manager, boekhouder en administrateur. Zij huren via een gelieerd bedrijf transportmiddelen en regelen een vergunning, een chauffeur en documenten die nodig zijn om een (hasj)transport uit te voeren, waarbij het eigen bedrijf buiten schot moet blijven (casus 45). Uit de onderzochte casussen blijkt ook dat werk- en beroepsrelaties dik-wijls samenvallen met sociale relaties, hetzij omdat mensen via sociale relaties een baan vinden hetzij omdat werkrelaties uitmonden in meer of minder hechte sociale relaties.

Hobby’s en nevenactiviteiten

Mensen uit verschillende sociale werelden kunnen ook met elkaar in con-tact komen via hobby’s en nevenactiviteiten:

B is gemeenteambtenaar en regelt de controles op grond van de Vreemdelingenwet. Via de motorclub kent hij bordeelhouder A, die zich pas op late leeftijd in de vrouwenhandel heeft gestort. A meldt zijn vrouwen aan bij B, al dan niet in aanwezigheid van de desbetreffende vrouwen. B is gecharmeerd van A en van de dames waarmee deze zich omringt. Hun gezamenlijke interesses (motoren en vrouwen) monden gaandeweg uit in een vriendschapsband. B vervalst documenten voor de betrokken vrouwen en zorgt ervoor dat controles op grond van de Vreemdelingenwet achterwege blijven. Hij verstrekt de prostituees verblijfsvergunningen en beroept zich daarbij op het gedoogbeleid van gemeente en politie. Daarnaast haalt hij soms vrouwen op uit het buitenland en bemoeit hij zich met de bedrijfsvoering in het bordeel (één van de onderzochte casussen).

Hobby’s en nevenactiviteiten zien we ook in andere casussen terug als katalysator van contacten tussen partijen die elkaar anders niet gemak-kelijk zouden treffen. Of het nu gaat om lokale cafés, het uitgaansleven, feesten, ‘after parties’, drugsgelegenheden, bordelen, schietverenigingen of motorclubs, het zijn allemaal plekken en gelegenheden waarbij mensen van verschillend pluimage elkaar kunnen ontmoeten. Deze ontmoetings-gelegenheden zijn vooral van belang voor het ontstaan van contacten tus-sen vertegenwoordigers van ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’, die elkaar in het leven van alledag minder snel tegen het lijf zouden lopen. En daarom ook voor het ontstaan van betrokkenheid bij georganiseerde misdaad.38

38 Een soortgelijke conclusie is getrokken door Van Ruth en Gunther Moor (1997: 251) ten aanzien van informatie-uitwisseling door politiefunctionarissen met het criminele milieu.

WODC_252_13.indd Sec7:109

Life events

In de levensloopcriminologie wordt veel aandacht besteed aan ‘life events’ zoals het krijgen van een vaste baan, het krijgen van een vaste relatie of het krijgen van kinderen (Laub & Sampson, 2003). In de casus-sen van de door ons onderzochte starters zien we daarentegen vooral het belang van financiële tegenslag: mensen die financieel aan de grond zit-ten, failliet gaan of diep in de schulden zitzit-ten, en daarna betrokken raken bij georganiseerde criminaliteit:

J (30 jaar) komt bij A terecht als hij door een faillissement in geldproblemen raakt. A kan hem gemakkelijk geld lenen en heeft er geen moeite mee als het geld niet snel kan worden terugbetaald. A krijgt J ‘in de tang’ omdat deze hem veel geld schuldig is. Hij moet onder meer van A een pand huren en inrichten als XTC-laboratorium.

De uitgangszaak kan worden gezien als een start van een criminele carrière in de georganiseerde misdaad: na de uitgangszaak komt hij op 36-jarige en op 38-jarige leeftijd opnieuw in aanraking met justitie vanwege Opiumwetdelicten (casus 5).

C (49 jaar) is eerst automonteur en daarna procesoperator. Na ingrijpende gebeurtenissen in zijn privéleven gaat hij gokken en komt hij in de financiële problemen. Via zijn dochter en haar vriend krijgt hij te horen dat een familielid van zijn ‘schoonzoon’ zou handelen in het ‘grijze circuit’ van de geldhandel. C vraagt aan deze persoon (A) of hij als wisselaar voor hem mag werken. A ziet daar aanvankelijk niet zoveel in maar stemt uiteindelijk toch toe (casus 52).

Opvallend aan deze zaken is dat de partijen elkaar weten te vinden door-dat in de directe sociale omgeving de criminele reputatie van de ‘gulle’ geldschieters of ‘werkgevers’ geen geheim is. Ook valt op dat het initiatief niet alleen kan uitgaan van de geldschieters, maar ook van degene die in de financiële problemen is gekomen.

Rekrutering?

Rekrutering door criminele samenwerkingsverbanden vindt in sommige gevallen ook zeer doelgericht plaats. Dit is bijvoorbeeld het geval in casus 21, waarbij personen met specifieke technische knowhow worden bena-derd:

A is technisch zeer capabel en houdt zich onder meer bezig met het onderscheppen van berichtenverkeer. Via een vakblad leert hij I (27 jaar) kennen. Hij zoekt contact met I omdat deze software kan ontwikkelen waarmee A berichtenverkeer kan afluisteren. Ook zoekt hij contact met G, een 36-jarige elektronicaspecialist. Deze moet aangekochte software en scanners aanpassen en verbeteren (casus 21).

WODC_252_13.indd Sec7:110

Ook bij de productie van illegale cd’s en cd-rom’s treffen we voorbeelden aan van rekrutering van personen met specifieke technische know-how (casus 40 en 60).

Toch lijken deze vormen van bewuste rekrutering van ‘buitenstaanders’ eerder uitzondering dan regel. Starters kunnen op velerlei andere manie-ren betrokken raken bij vormen van georganiseerde misdaad: door reeds bestaande sociale relaties, door werk- en beroepsgerelateerde relaties, door hobby’s of nevenactiviteiten en door bepaalde ‘life events’. Dit ver-klaart ook het fenomeen van de late starters: sommige gelegenheden voor het uitvoeren van winstgevende criminele activiteiten ontstaan pas later in iemands leven. Ook grijpen mensen bepaalde mogelijkheden pas later in het leven daadwerkelijk aan, bijvoorbeeld bij ‘life events’ zoals faillisse-menten en problematische schuldsituaties.

De paden waarlangs betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit tot-standkomt zijn dus meervoudig (vergelijk ook Laub & Sampson, 2003). Deze paden kunnen ook pas later in het leven worden ingeslagen. Daarbij valt op dat starters in veel gevallen zelf geen passieve maar een actieve rol spelen. Soms gaat het initiatief ook direct uit van de starters zelf. Zij heb-ben anderen ook dikwijls iets te bieden, waardoor er sprake is van weder-zijdse afhankelijkheid.

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 106-111)