• No results found

Beknopte beschrijving van het onderzoeksmateriaal

Vanaf 1996 zijn met behulp van dezelfde systematiek 120 grootschalige opsporingsonderzoeken geanalyseerd (veertig zaken per ronde). Na drie dataverzamelingsrondes is er nu een grote dwarsdoorsnede aan opspo-ringsonderzoeken voorhanden, niet alleen over verschillende samenwer-kingsverbanden en criminaliteitsvelden, maar ook in de tijd.

Het is belangrijk te beseffen dat de selectie van deze uitgebreid geanaly-seerde opsporingsonderzoeken bewust selectief is. Wij selecteren juist die opsporingsonderzoeken die de meeste ‘toegevoegde waarde’ hebben voor onze kennis over georganiseerde criminaliteit.13 Naast aandacht voor traditionele drugsonderzoeken (cocaïne, heroïne, cannabis), hebben we daarom in alle dataverzamelingsrondes extra aandacht geschonken aan synthetische drugs, mensensmokkel, fraude en witwassen. Dit geldt ook voor het onderwerp vrouwenhandel/mensenhandel, met uitzondering van de tweede ronde, omdat toen het bordeelverbod werd opgeheven (zie ook Daalder, 2002). Bij de tweede ronde is tevens extra aandacht besteed aan wapenhandel en auto- en motordiefstal. Daarna is door het WODC specifiek wetenschappelijk onderzoek uitgezet op deze gebieden (Spapens, 2002b; Ferwerda et al., 2005), waardoor deze onderwerpen bij 11 Deze uitgebreide aandachtspuntenlijst kan op verzoek worden toegestuurd.

12 Naast het team van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit heeft Roelof Jan Bokhorst een belangrijke bijdrage geleverd aan dit deelproject.

13 Een dergelijke selectie van casusmateriaal is in vergelijkbaar sociaal-wetenschappelijk onderzoek zeer gebruikelijk (Swanborn, 1996: 55-77; Wester & Peters, 2004: 44-49). De kracht van dergelijk onderzoek ligt immers vooral in het doen van kwalitatieve uitspraken over verschijnselen en achterliggende mechanismen en niet in het doen van kwantificerende uitspraken. Deze situatie zou niet principieel verschillen als wij alle opsporingsonderzoeken zouden analyseren. Ook dan zou er immers sprake zijn van een selectieve steekproef, bepaald door de prioriteitenstelling van politie en justitie. Daarom is er bewust voor gekozen om het onderzoek te richten op de sterke kanten van kwalitatieve analyses en op het soort uitspraken dat op basis daarvan kan worden gedaan. In paragraaf 1.6 zullen wij nog nader op dit punt ingaan.

WODC_252_13.indd Sec4:42

de derde dataverzamelingsronde niet nog eens extra aandacht hebben gekregen. Wel beschikt het WODC over de casusbeschrijvingen uit het onderzoek van Ferwerda et al. (2005), waarbij gebruik is gemaakt van de systematiek van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit.14

De 120 geanalyseerde opsporingsonderzoeken hebben vaak betrekking op meerdere criminele samenwerkingsverbanden of meerdere delicten. Toch hebben we geprobeerd om in tabel 1 een overzicht te geven van deze zaken op basis van het soort illegale activiteiten dat in deze opsporings-onderzoeken de meeste aandacht heeft gekregen.

Tabel 1 Overzicht van de geanalyseerde opsporingsonderzoeken uit de eerste, tweede en derde ronde van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit op basis van het soort illegale activiteiten dat in deze opsporingsonderzoeken de meeste aandacht heeft gekregen

Ronde 1 Ronde 2 Ronde 3 Totaal

Traditionele drugs 16 9 7 32 Synthetische drugs 7 5 11 23 Mensensmokkel 4 6 6 16 Vrouwenhandel 7 2 6 15 Wapenhandel 0 6 0 6 Auto- en motordiefstal 0 2 0 2 Fraude en witwassen 6 10 10 26 Totaal 40 40 40 120

Voor dit rapport zijn vooral de veertig zaken uit de derde ronde van belang, waarbij de gerechtelijke vooronderzoeken (GVO’s) tegen de belangrijkste verdachten zijn afgesloten in de periode 2000-2006. Uit tabel 1 blijkt dat zeven van deze zaken primair betrekking hebben op traditionele drugs (cocaïne, heroïne, cannabis), elf op synthetische drugs, zes op mensen-smokkel, zes op vrouwenhandel en tien op fraude en witwassen. Bij de zaken uit de eerste en de tweede ronde zijn de GVO’s tegen de belangrijkste verdachten afgesloten in de periode 1996-1997 respectievelijk 1998-1999. Van alle 120 geanalyseerde zaken wordt in bijlage 3 een beknopte kwalita-tieve beschrijving gegeven. 32 van deze zaken hebben betrekking op tra-ditionele drugs (cocaïne, heroïne, cannabis), 23 op synthetische drugs, 16 op mensensmokkel, 15 op vrouwenhandel/mensenhandel, zes op wapen-handel, twee op auto- en motordiefstal en 26 op fraude en witwassen.

14 Ook in andere onderzoeken wordt deze systematiek gebruikt, bijvoorbeeld bij onderzoek in andere landen (Van de Bunt & Van der Schoot, 2003), of wordt voortgebouwd op deze systematiek (o.a. Staring et al., 2005; Soudijn, 2006; Spapens, 2006).

WODC_252_13.indd Sec4:43

Voor sommige analyses in dit rapport is gebruikgemaakt van alle 120 zaken. Wanneer het gaat om analysevragen die nog niet eerder aan de orde zijn gesteld, zoals de relatie tussen beroepen en georganiseerde criminaliteit (hoofdstuk 3), is er in de regel ook weinig reden om geen gebruik te maken van alle 120 zaken. In het deelonderzoek naar criminele carrières hebben wij zelfs enkel en alleen gebruikgemaakt van de gegevens van de meer dan duizend daders uit de eerste tachtig zaken, aangevuld met JDS-gegevens. De reden daarvoor is eenvoudig. Sommige zaken uit de laatste ronde zijn zo recent dat betrouwbare gegevens uit het JDS nog niet voorhanden waren. In een vervolgfase van dit deelproject zullen wij overigens ook de daders uit de laatste dataverzamelingsronde betrekken.

1.5 Anonimisering

De Parlementaire Enquête Opsporingsmethoden heeft duidelijk gemaakt dat openbaar empirisch onderzoek naar georganiseerde criminaliteit van groot maatschappelijk belang is. Indien het niet mogelijk zou zijn om – met alle zorgvuldigheid – over dit onderwerp openbaar te publiceren, is het ook niet mogelijk om – empirisch gefundeerd – openbaar te debatteren over een dergelijk belangrijk maatschappelijk probleem. Dit klemt te meer, aangezien discussies over dit onderwerp betrekking hebben op keuzes over ingrijpende inbreuken op de grondrechten van burgers.

Bij een openbare rapportage dient zich echter wel de vraag aan hoe gede-tailleerd en op welke manier zaken kunnen worden beschreven zonder dat deze beschrijvingen ‘tot concrete personen herleidbaar’ zijn en deze personen schade toebrengen. Enerzijds kan detaillering immers het inzicht in bepaalde zaken vergroten, anderzijds maakt detaillering de zaken een stuk herkenbaarder.

Sommige problemen kunnen worden opgelost door het gebruik van meer-dere casussen, door het casusmateriaal te gebruiken als toelichting bij een algemener en abstracter verhaal, en door te anonimiseren door mid-del van abstractie (zie ook Van de Bunt & Kleemans, 2000). Maar zonder details, die van belang zijn om voor de lezer de context van georganiseer-de criminaliteit duigeorganiseer-delijk te maken, wordt een verhaal wel heel abstract. Ook blijven er altijd bepaalde belangrijke details die dermate herkenbaar zijn dat deze mogelijk ‘tot concrete personen herleidbaar’ zouden kun-nen zijn: een mogelijk corrupte ambtenaar, een dubieuze advocaat of een liquidatie die veel ophef heeft veroorzaakt. In sommige gevallen hebben wij er daarom voor gekozen om op het gebied van de bronnenverantwoor-ding water bij de wijn te doen en niet te verwijzen naar een specifieke casus, maar naar ‘één van de onderzochte casussen’.

In deze rapportage zijn dus ook meer gedetailleerde casusbeschrijvingen terug te vinden. De Monitor Georganiseerde Criminaliteit is in dit opzicht geen uitzondering, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de openbare

criminali-WODC_252_13.indd Sec4:44

teitsbeeldanalyses van de Nationale Recherche (o.a. KLPD, 2004a; 2004b; 2004c; 2005a; 2005b) en recent wetenschappelijk onderzoek op basis van politiebronnen (Staring, 2005; Soudijn, 2006; Spapens, 2006).15 Niettemin hebben wij als extra check op de zorgvuldigheid door de begeleidings-commissie van het onderzoek expliciet laten toetsen of de publicatie van dit rapport geen onevenredige schade zou toebrengen aan betrokken per-sonen.